Orthodontisch woordenboek

Heeft u ooit in een orthodontische praktijk gezeten en u afgevraagd wat al die vaktermen betekenen die om u heen worden gebruikt? Dan bent u hier op de juiste plek! Dit woordenboek is speciaal samengesteld om u te helpen de wereld van orthodontie te ontrafelen. Orthodontie kan soms aanvoelen als een mysterie met al zijn ingewikkelde termen en technieken. Daarom hebben we dit handige naslagwerk gecreëerd om u te helpen bij het begrijpen van de terminologie die wordt gebruikt tijdens uw behandeling. Of u nu de betekenis van een specifieke term wilt opzoeken of gewoon uw algemene kennis over orthodontie wilt vergroten, dit woordenboek is er om te helpen.

Van A tot Z, van “apparatuur” tot “zygoma-anker”, het staat allemaal in dit orthodontisch woordenboek. Veel plezier bij het ontdekken van de wondere wereld van orthodontie!

A

Cefalometrisch referentiepunt dat het meest naar achteren gelegen punt op de voorzijde van de bovenste kaakwal aangeeft. Tevens is a. de afkorting van arteria of arterie, een bloedvat waarin de stroom van het hart is afgericht.

A-lijn

De overgang van palatum durum en palatum molle. Deze kan zichtbaar worden gemaakt door een patiënt met geopende mond ‘A’ te laten zeggen. Het palatum molle beweegt dan enigszins omhoog.

Aa.

Arteriae. Meervoud van arteria of arterie, een bloedvat waarin de stroom van het bloed van het hart af is gericht.

Aangehechte gingiva

Deel van het tandvlees dat met vezels aan de wortel van een gebitselement vastgehecht is.

Aangezichtsschedel

Viscerocranium. Het bestaat uit de volgende veertien beenderen: os nasale (2), os lacrimale, os zygomaticum (2), concha nasalis inferior (2), vomer, os palatinum (2), maxilla (2) en mandibula.

Aanvullende zorgverzekering

Een verzekering die bovenop de basiszorgverzekering kan worden afgesloten. Een aanvullende zorgverzekering kan bijvoorbeeld de kosten van tandartszorg en orthodontie vergoeden.

AAO

American Association of Orthodontists (AAO), ’s werelds grootste orthodontistenvereniging waar ook veel Nederlandse orthodontisten (buitenlands) lid van zijn.

ABO

American Board of Orthodontics. Organisatie die namens de American Association of Orthodontists (AAO) door middel van examens certificering van orthodontisten regelt.

Abrasie

Afslijting.

Abrasieve strips

Schuurstripjes voor interproximale reductie (IPR).

Accelerated Osteogenic Orthodontics  (AOO)

Chirurgisch orthodontische behandeling waarbij er gaten of zaagsnedes in de buitenste botlaag van de kaakwal worden aangebracht om de snelheid van tandverplaatsingen te bevorderen en daarmee de behandelduur te verkorten. De procedure is geïntroduceerd door de Amerikaanse broers William en Thomas Wilcko, resp. orthodontist en parodontoloog. De behandelvorm wordt ook wel Wilckodontics of versnelde orthodontie genoemd.

ACCO

ACrylic Cervical Occipital beugel. Het is een uitneembare bovenbeugel met een kunstharsgedeelte ter plaatse van het gehemelte, Adamsankers op de eerste premolaren en posthoornveren voor de eerste molaren. De beugel wordt vaak in combinatie met een headgear toegepast. Het doel van een ACCO is om de eerste bovenmolaren naar achteren te verplaatsen en op die manier ruimte te maken voor het bovenfront en de premolaren. Er bestaan diverse variaties van de beugel. Het oorspronkelijke ontwerp van de beugel is in 1976 door de Amerikaanse orthodontist Herbert I. Margolis geïntroduceerd.

Accreditatiepunten

Punten die het aantal aan bij- en nascholing bestede uren aangeven. Elke orthodontist dient in een periode van vijf jaar minimaal 200 uren aan bij- en nascholing te besteden om als orthodontist in het BIG-register ingeschreven te kunnen blijven (herregistratie).

Achondroplasie

Erfelijke aandoening waarbij de groei van kraakbeen in de groeischijven van de pijpbeenderen en de synchondroses van de schedelbasis verstoord is. De aandoening wordt gekenmerkt door korte en gedrongen ledematen, kleine vingers en een terugliggend middengezicht met een Klasse III-maclocclusie.

Achterste gelaatshoogte

Afstand tussen de cefalometrische referentiepunten sella (S) en gonion (Go).

Achterste schedelbasisvlak

Lijn tussen de cefalometrische referentiepunten sella (S) en basion (Ba).

Acrocefalosyndactylie

Gestoorde ontwikkeling van schedelbeenderen, vingers en tenen, resulterend in een terugliggend middengezicht en vaak samengegroeide vingers en tenen. De erfelijke aandoening wordt ook wel syndroom van Apert genoemd.

Acrylic resin

Kunsthars.

ACTA

Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam.

Activator

Uitneembare beugel (‘blokbeugel’) die zowel het onder- als het bovengebit omvat en de onderkaak naar voren houdt. Het is eigenlijk een bovenbeugel die aan een onderbeugel vastzit. De beugel is in 1908 door Viggo Andresen (1870-1950), professor in de orthodontie in Oslo, geïntroduceerd.

Active vertical corrector

Beugel die bestaat uit uitneembare onder- en bovenplaten die met elkaar afstotende magneten de onder- en boven premolaren en molaren intruderen. De beugel is in 1986 geïntroduceerd door de Amerikaanse orthodontist E.L. Dellinger.

Activeren

Het op spanning brengen van een beugel.

Adams anker

Gebogen metalen draad die een kies buccaal ter plaatse van de cervicale rand met twee U-vormige lusjes omvat zodat een uitneembare beugel aan het gebit blijft vastzitten. Het anker is door Charles Philip Adams, docent orthodontie aan de Liverpool Dental School, in 1948 geïntroduceerd.

Adams tang

Tang met een korte, spitse bek en een groefje voor het buigen van een Adams anker.

Adenoïd

Neusamandel.

Adenoid facies

Gezicht dat gekenmerkt wordt door een smalle neus, slappe spieren en een sullige gelaatsuitdrukking met open mondhouding. De combinatie van kenmerken wordt vaak met mondademhaling in verband gebracht. Deze manier van ademen en houding van de mond hangt vaak samen met een verticale overontwikkeling van het ondergezicht, een smalle boventandboog, anterieure open beet en een kruisbeet.

Adenoïdectomie

Verwijdering van de neusamandel.

Adenotonsillair

Betreffende de neus- en keelamandelen.

ADHD

ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) wordt ook wel aandachtstekort-hyperkinetische stoornis of aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis genoemd. De gedragsproblematiek  wordt gekenmerkt door een combinatie van impulsief gedrag, concentratieproblemen, rusteloosheid en leermoeilijkheden.

Adhesief

Hechtmiddel van composiet voor het plakken van een bracket, attachment of spalk.

Adjustable bite corrector

Een in 1995 door Richard P. West geïntroduceerde vastzittende functionele beugel die bestaat uit een nikkel-titanium draad die omhuld is door een veer. De veer is aan de uiteinden vrij ronddraaiend in metalen kapjes bevestigd. Aan de kapjes zitten metalen oogjes die met staalligaturen aan de eerste bovenmolaren en onderhoektanden kunnen worden vastgemaakt. De nikkel-titanium draad houdt de onderkaak in een voorwaartse stand.

Advancement osteotomie

Osteotomie waarbij een kaakdeel naar voren wordt verplaatst.

Adviescommissie DMO

Commissie die de eindevaluatie voor orthodontisten in opleiding uitvoert.

Adviserend tandarts

Tandarts die de zorgverzekeraar adviseert bij aanvragen voor vergoedingen. Adviseert tevens tandartsen, tandarts-specialisten en patiënten bij klachten van patiënten.

Aetiologie

Ontstaansgeschiedenis.

Afbouwbeugel

Uitneembare beugel om het eindresultaat van een orthodontische behandeling zo goed mogelijk te behouden. Wordt ook wel nacht- of retentiebeugel genoemd.

Afdruk

Negatieve weergave van gebit, kaken of een gedeelten daarvan voor het vervaardigen van een kopie in gips (gebitsmodel). Bij het maken van een afdruk wordt meestal gebruik gemaakt van afdruklepels en pasta. In de orthodontie wordt als pasta vaak alginaat gebruikt. Het maken van een afdruk wordt ook wel ‘happen’ genoemd. Het gebitsmodel kan voor onderzoek, analyse en tandtechnische werkzaamheden worden toegepast. In plaats van pasta te gebruiken kunnen met een digitale mondscanner ook digitale afdrukken (3D-scans) worden gemaakt. Deze scans kunnen worden gebruikt voor het maken van kunststof kopieën van het gebit en het produceren van beugels.

Afdruklepel

Bakje, dat om het onder- of bovengebit past, waarin afdrukmateriaal kan worden gedaan voor het maken van een afdruk.

Afsluitingsvlak

De achterzijden van de bij dichtbijten tegen elkaar staande tweede onder- en bovenmelkkiezen van opzij gezien. Indien deze zich recht ten opzichte van elkaar bevinden spreekt men van een recht afsluitingsvlak (flush terminal plane). In het geval dat de achterzijde van de tweede ondermelkmolaar zich voor die van de tweede bovenmelkmolaar bevindt is er sprake van een afsluitingsvlak met een mesiale stap (mesial step). Ligt de achterzijde van de tweede ondermelkmolaar achter die van de tweede bovenmelkmolaar dan is er een afsluitingsvlak met een distale stap (distal step). Het afsluitingsvlak heeft tijdens de gebitsontwikkeling een grote invloed op de voor-achterwaartse onderlinge stand van de eerste blijvende grote kiezen. Afsluitingsvlak wordt ook wel distaal afsluitingsvlak genoemd.

Afte

Mondzweer.

Afwijkende mondgewoonten

Tot de meest voorkomende afwijkende mondgewoonten behoren tonginterdentaliteit en andere afwijkingen van de positie en bewegingen van de tong, duim- en vingerzuigen en overige zuiggewoonten, open-mondgedrag, mondademhaling, kwijlen, knarsen en klemmen van tanden en kiezen, nagelbijten en overige bijt- en kauwgewoonten. Afwijkende mondgewoonten kunnen een nadelige invloed hebben op de vorm en positie van het gebit en de kaken, de gezondheid van het gebit en parodontium, spraak en het gehoor.

Afzuigbuis, afzuigcanule

Verwijderbare buis waarmee water en speeksel uit de mond kan worden gezogen.

Agenesie

Het niet aangelegd zijn van een gebitselement.

AGREE

Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation. Een hulpmiddel om de methodologie en transparantie van de ontwikkeling van een richtlijn te beoordelen. Vanuit het oorspronkelijke AGREE instrument is een nieuwe versie ontwikkeld (AGREE II).

AHI

Apneu-hypopneu-index. Het aantal apneus en hypopneus per uur slaap.

Aios

Arts in opleiding tot specialist.

Alcohol

Desinfectiemiddel met 70 tot 99% alcohol voor reiniging en desinfectie van instrumenten, oppervlakken en huid.

Algehele anesthesie

Narcose.

Alginaat

Een hydrofiel polymeer dat uit zeewier verkregen. Na mengen van alginaat poeder met water ontstaat er een pasta die na korte tijd in een rubberachtige consistentie verhardt. Het materiaal wordt gebruikt voor het maken van een afdruk van het gebit. Door een afdruk te vullen met gips (uitgieten) ontstaat er een kopie van het gebit (gebitsmodel).

Alginaat remover

Middel voor het verwijderen van alginaatresten van afdruklepels, spatels, mengnappen en mengbakjes.

Alginaatmengapparaat

Apparaat om alginaatpoeder met water te mengen.

Aligner

Dun, doorzichtig plastic hoesje waarmee het gebit rechter kan worden gemaakt. Het hoesje is uitneembaar en past op het boven- en/of ondergebit. Het is vrijwel niet te zien. Bij de behandeling wordt een serie hoesjes gebruikt, die allemaal net een klein beetje van elkaar verschillen. Door een hoesje tijdens de behandeling telkens te vervangen door een nieuwe wordt het gebit geleidelijk steeds rechter gezet. Een aligner wordt ook wel clear aligner of onzichtbare beugel genoemd.

Alignment

Mate waarin tanden en kiezen recht staan.

Allergie

Allergie is een reactie van het immuunsysteem van het lichaam op lichaamsvreemde stoffen. In de orthodontie kan nikkel tijdens een behandeling heel soms een contactallergie veroorzaken, die gekenmerkt wordt door zwelling, overgevoeligheid en roodheid van weke delen die met nikkel bevattende delen van de beugel in contact staan. Ook latex onderdelen van beugels of onderzoekshandschoenen kunnen in uitzonderijke gevallen bij contact met weke delen tot een allergische reactie aanleiding geven.

Alpern Class II closers

Herbst-scharnier-achtige telescopische buizen waarin drukveren zitten. De buizen worden bij vastzittende apparatuur met haakjes aan de eerste bovenmolaren en onderhoektanden bevestigd. De veren duwen het boven- en ondergebit respectievelijk naar achteren en naar voren.

Aluminium oxide

Een hard materiaal dat wordt gebruikt voor slijpen en polijsten.

Alveolaire bothoogte

De hoogte van het bot van de tandkas ten opzichte van de wortel van het gebitselement.

Alveole, alveolus

Tandkas.

Amalgaan

Legering van kwik en metaal.

Ameloblast

Cel die tandglazuur vormt.

Amelogenesis imperfecta

Ontwikkelingsstoornis van het glazuur.

American Journal of Orthodontics and Craniofacial Orthopedics (Am J Orthod Dentofacial Orthop of AJO-DO)

Internationaal wetenschappelijk orthodontisch tijdschrift, dat door de American Association of Orthodontists (AAO) wordt uitgegeven.

Amoric torsion coils

Trekveren die tussen de onder en boven vastzittende apparatuur kunnen worden vastgemaakt. Iedere trekveer bestaat uit een veer met daarin een dunnere trekveer.

Anamnese

De door de patiënt vermelde medische en tandheelkundige voorgeschiedenis.

Anatomische kroon

De met glazuur bedekte kroon van een gebitselement, die tot de glazuur-cementgrens loopt.

ANB-hoek

De hoek tussen de cefalometrische referentiepunten A, N en B, die de onderlinge voor-achterwaartse positie van de onder- en bovenkaak op een laterale schedelröntgenfoto aangeeft.

Anchor bend, anchorage bend

Een knik in een boog voor de eerste blijvende molaar bij vaste apparatuur van de behandeltechniek volgens Begg, waarbij het booguiteinde naar de gingiva  is gericht.

Andresen

De Deen Viggo Andresen (1870-1950), professor in de orthodontie in Oslo, stimuleert vanaf 1908 de ontwikkeling van de onderkaak en het ondergebit bij groeiende kinderen orthodontisch naar voren met behulp van een beugel, die erg veel lijkt op het monobloc van Robin (zie: Pierre Robin). Andresen noemt de beugel ‘activator’. In 1936 publiceert hij samen met de Oostenrijke tandarts-parodontoloog professor Karl Häupl (1893-1960) een bekend tekstboek over functionele apparatuur. De activator, die in Nederland ook vaak ‘blokbeugel’ wordt genoemd, is tegenwoordig een van de meest gebruikte beugels in de orthodontie.

Andrews

Lawrence F. Andrews is een Amerikaanse orthodontist die in 1970 als een van de eersten de straightwire bracket heeft geïntroduceerd. In 1972 heeft hij het concept van de six keys of occlusion in de orthodontie geïntroduceerd.

Andrews bracket

Specifieke uitvoering van een straightwire bracket volgens de Amerikaanse orthodontist Lawrence F. Andrews die deze veelgebruikte bracket in 1970 in het vakgebied heeft geïntroduceerd. Nadien hebben diverse andere orthodontisten modificaties van deze bracket geïntroduceerd, zoals Ricketts en Burstone.

Anesthesie

Verdoving. Er bestaat locale (plaatselijke) en algehele anesthesie (narcose). Bij blockanesthesie wordt de prikkelgeleiding van een zenuw door omspuiting met een verdovingsmiddel geblokkeerd. Dit laatste gebeurt bij mandibulairanesthesie.

Anestheticum

Verdovingsmiddel.

Angle

Amerikaanse orthodontist Edward Hartley Angle (1855-1930) die het meest gebruikte diagnostische classificatiesysteem in de orthodontie (Angle-classificatie) en de hedendaagse vastzittende beugel (plaatjesbeugel) heeft geïntroduceerd. In 1900 startte hij de eerste specialistenopleiding en de eerste vereniging van orthodontisten. Tevens stichtte hij in 1907 het eerste orthodontische tijdschrift. Daarnaast schreef hij een wereldberoemd orthodontisch standaardwerk. Hij wordt beschouwd als de ‘vader van de moderne orthodontie’.

Angle classificatie

Door Edward H. Angle in 1899 geïntroduceerde internationaal geaccepteerde indeling van gebitsafwijkingen, die gebaseerd is op de onderlinge stand van het onder- en bovengebit van opzij gezien. Op grond hiervan worden er drie afwijkingen of malocclusies onderscheiden: Klasse I, II en III. Bij een Klasse I-malocclusie staan ondergebit en bovengebit in voor-achterwaarste zin goed ten opzichte van elkaar. Bij een Klasse II-malocclusie staat het ondergebit ten opzichte van het bovengebit te ver naar achteren. Een Klasse III-malocclusie geeft aan dat het ondergebit ten opzichte van het bovengebit te ver naar voren staat. De Klasse II-malocclusie wordt weer onderverdeeld in Klasse-II/1 en Klasse II/2-malocclusies. Bij een Klasse II/2 staan de beide centrale of meer bovenincisieven naar binnen gekipt. Aan de indeling in klassen zijn subdivisies toegevoegd, die aangeven dat de onderlinge stand van het onder- en bovengebit links en rechts van opzij gezien kunnen verschillen. Een Klasse II/1-subdivisie geeft aan dat het ondergebit ten opzichte van het bovengebit te ver naar achteren staat, terwijl die aan de andere kant in voor-achterwaartse zin niet afwijkt. Bij een Klasse III-subdivisie staat het ondergebit ten opzichte van het bovengebit te ver naar voren en wijkt deze aan de andere zijde niet af.

Angle Orthodontist (Angle Orthod)

Internationaal wetenschappelijk orthodontisch tijdschrift dat naar de Amerikaanse orthodontist Edward H. Angle, de grondlegger van de moderne orthodontie, is vernoemd. Het tijdschrift wordt door The Edward H. Angle Society of Orthodontists (EHASO) uitgegeven.

Angle society

Internationale vereniging van orthodontisten die zich tijdens bijeenkomsten bezig houden met het vergaren, verspreiden en onderling uitwisselen van kennis en ervaring op het gebied van orthodontie. De vereniging is vernoemd naar de Amerikaanse orthodontist E.H. Angle, de grondlegger van de moderne orthodontie.

Angulatie

Asrichting van een gebitselement evenwijdig ten opzichte van de kaakwal.

Anker

Metalen draad waarmee een uitneembare beugel aan het gebit wordt vastgehouden. Wordt ook wel klammer genoemd.

Ankyloglossie

Tong met een te korte tongriem.

Ankylose

Onbeweeglijkheid van een gebitselement. De term kan ook worden gebruikt voor onbeweeglijkheid van het kaakkopje.

Anodontie

Gebitssituatie waarbij geen enkel gebitselement is aangelegd.

Anomalie

Afwijking van de vorm en positie van het gebit en de kaak.

ANT

Associatie Nederlandse Tandartsen, de tweede landelijke beroepsvereniging van tandartsen en tandartsspecialisten.

Antagonist

Gebitselement dat zich tegenover een gebitselement in de andere kaak bevindt.

Antegonial notching

Knik in de onderkaakrand in het gebied vlak voor de kaakhoek.

Anterieure open beet

Verticale afstand tussen onder- en bovensnijtanden en hoektanden bij dichtbijten.

Anterior component of force

Kracht vector die ervoor zorgt dat de gebitselementen in de tandboog naar voren migreren (mesial drift). De kracht component is het gevolg van naar voren gerichte krachten die door de enigszins voorwaarts gekipte stand van de gebitselementen tijdens kauwen en slikken optreden.

Anti-snurkbeugel

Beugel die sociaal hinderlijk snurken tegengaat, meestal door het naar voren houden van de onderkaak tijdens het slapen zoals bij een mandibulair repositie-apparaat (MRA). Wordt ook wel snurkbeugel genoemd.

Antibioticum

Stof dat bacteriën doodt of de groei van bacteriën tegengaat. Antibiotica is het meervoud van antibioticum.

Antrum maxillare

Bovenkaakholte. Wordt ook sinus maxillaris genoemd.

Apertura piriformis

Benige uitwendige neusopening.

Apex

Wortelpunt.

Apexresectie

Behandeling van een ontsteking om de wortelpunt (apex) van een gebitselement waarbij de wortelpunt wordt weggehaald.

Apicaal

Aan de wortelpunt.

Apicaal abces

Abces aan een wortelpunt van een gebitselement.

Apical area

Het gebied van de kaak waarin zich de vormende delen en de punten van de wortels van de gebitselementen bevinden. Het begrip ‘apical area’ werd in 1979 door de Nijmeegse hoogleraar orthodontie F.P.G.M. van der Linden geïntroduceerd.

Apicale basis

Gedeelte van de kaak waarin de punten van de wortels van de gebitselementen liggen.

Apneu

Ademstop.

Apollonia

Apollonia van Alexandrië is de beschermheilige van tandartsen en patiënten met aandoeningen aan hun gebit. Volgens overlevering zouden heidenen in het jaar 249 in het destijds Romeinse Alexandrië al haar tanden hebben getrokken, omdat zij het christelijke geloof niet wilde afzweren. Vervolgens zou ze levend zijn verbrand door zelf in het vuur te springen. Haar feestdag is op 9 januari.

Apparatuur

Beugel.

Approximaal

Tussen aanliggende gebitselementen.

Arbo

Arbeidsomstandigheden. De zogenoemde Arbowet verplicht werkgevers maatregelen te nemen om veiligheidsrisico’s voor werknemers te beperken.

Arch Length Discrepancy (ALD)

Te veel of te weinig ruimte in de gebitsboog voor het in de rij kunnen komen van de gebitselementen.

Archwire tucker

Penvormig instrument met klein metalen oogje aan uiteinde om de achterzijde van een orthodontische boog om te buigen (cinching).

Arousal

Ontwaakreactie.

Artefact

Onbedoelde fout in een afbeelding of onderzoeksresultaat.

Arteria, arterie

Bloedvat waarin de stroom van het bloed van het hart af is gericht. Wordt vaak afgekort als a. of aa. (arteriae, meervoud).

Articulatie

In de tandheelkunde wordt met articulatie bedoeld: elk glijdend contact tussen tanden en kiezen van de onder- bovenkaak. Wordt ook dynamische occlusie genoemd. In de logopedie staat articulatie voor de bewegingen in de mond- en keelholte ten behoeve van de spraak.

Articulatiepapier

Dun papiertje met kleurstof voor het vastleggen van contacten tussen onder- en bovengebitselementen tijdens occlusie en articulatie.

Articulator

Apparaat waarmee kaakbewegingen kunnen worden nagebootst.

Articulus temporomandibularis

Kaakgewricht.

Artistic bend

Kleine verbuiging in de boog tijdens de eindfase van een behandeling met een vastzittende beugel. Een dergelijke verbuiging maakt deel uit van artistic posioning en wordt ook wel esthetic bend genoemd. Meestal is het een second-order bend ter plaatse van de voortanden.

Artistic positioning

Kleine verbuigingen (artistic of esthetic bends) in de boog tijdens de eindfase van een behandeling met een vastzittende beugel. Meestal zijn het second-order bends ter plaatse van de voortanden.

Artritis

Gewrichtsontsteking.

ASSA

Anti-snurk en Slaapapneu Activator (ASSA), een monobloc type MRA dat in 1990 door de Almelose orthodontist dr. Hayé Remmelink in Nederland is geïntroduceerd.

Asymptomatisch

Zonder ziekteverschijnselen.

ATE

Adenotonsillectomie. Verwijdering van neus- en keelamandelen.

Attachments

Kleine haakjes, knopjes en oogjes die op banden gelast of op gebitselementen geplakt kunnen worden. Daarnaast zijn attachments ook dunne transparante composietuitsteeksels die op gebitselementen worden aangebracht tijdens behandelingen met (clear) aligners of onzichtbare beugels.

Attritie

Afslijting.

Augmentatie

Vergroting.

Australasian Orthodontic Journal (Aust Orthod J of AOJ)

Wetenschappelijk orthodontisch tijdschrift, dat door de Australian Society of Orthodontists (ASO) wordt uitgegeven.

Australisch draad, Australian wire

Flexibele orthodontische draad van roestvrij staal, in de jaren 1940 ontwikkeld door twee Australiërs, de orthodontist P. Raymond Begg en de metallurg Arthur J. Wilcock. De staaldraad werd aanvankelijk alleen gebruikt voor de behandeltechniek met vastzittende beugels van Begg, maar werd later ook bij veel andere vastzittende beugels toegepast.

Autoclaaf

Een apparaat waarbij instrumenten door middel van stoom onder druk gesteriliseerd kunnen worden.

Autotransplantatie

Chirurgische verplaatsing van een gebitselement naar een andere plaats in de mond. Wordt ook wel transplantatie genoemd.

Auxiliary

Extra draaddeel of veertje bij vastzittende beugel.

Avitaal

Niet levend. Wordt ook wel nonvitaal genoemd.

Avitaal gebitselement

Gebitselement waarvan de pulpa avitaal is. Wordt ook wel nonvitaal gebitselement of ‘dode tand’ genoemd.

Cefalometrisch referentiepunt dat meest naar achteren gelegen punt op de voorzijde van de onderste kaakwal aangeeft.

Baliemedewerker

Praktijkmedewerker die zich bezighoudt met de ontvangst van patiënten, het maken van afspraken en de administratie.

BAMP

Bone Anchored Maxillary Protraction, een behandelingstechniek met botankers in de onder en bovenkaak.

Band

Metalen ringetje om een kies waarop een buis, bracket of attachment gelast kan worden.

Band plugger, band pusher, band seater

Instrument om band om kies te duwen.

Band removing tang, band remover, band verwijdertang

Tang om band te verwijderen.

Band seater, band setter

Instrument om band om kies te duwen. Wordt ook bite stick genoemd.

Basion (Ba)

Cefalometrisch referentiepunt dat het onderste punt op de voorrand van het foramen magnum aangeeft.

Basisplaat

Een door het orthodontisch laboratorium gebruikte benaming voor het kunstharsgedeelte van een uitneembare onder- of bovenbeugel (plaat).

Basisverzekering, basiszorgverzekering

De basis(zorg)verzekering of zorgverzekering is een verplichte ziektekostenverzekering voor ingezetenen van Nederland, die noodzakelijke, op genezing gerichte, zorg dekt.

Bass-appliance

Modificatie van de activator van Andresen volgens de Engelse orthodontist dr. Neville M. Bass. De beugel kan ook met een high-pull headgear worden gecombineerd.

Bass-methode, Bass-techniek

Veelgebruikte manier van tandenpoetsen, die gekenmerkt wordt door kleine poetsbewegingen die heen en weer in het verloop van de tandboog worden uitgevoerd. De borstelharen worden hierbij onder een hoek van 45 graden ten opzichte van de kronen van de gebitselementen in de richting van het tandvlees georiënteerd. Er bestaan verschillende modificaties van de poetstechniek.

Bayonet bend

Een in het horizontale vlak gebogen knik in een boog bij een vastzittende beugel. Andere benamingen zijn: offset, in-out bend en first-order bend.

Beetblok

Plastic blok waarop de kiezen bij het plaatsen van brackets dichtbijten.

Beetverhoging

Kunsthars beugelgedeelte waarop de kiezen dichtbijten.

Begg

Australische orthodontist Percy Raymond Begg (1898-1983) die een in het verleden veelgebruikt type vastzittende beugel heeft bedacht (Begg beugel of light wire). Zijn behandelmethode met vastzittende apparatuur is gebaseerd op door hem ontworpen brackets en speciale metalen draden (Australisch draad). Bij zijn oorspronkelijke techniek werden voor een behandeling vaak kiezen getrokken. Er zijn nog steeds enkele orthodontisten die de techniek toepassen.

Begg beugel

Vastzittende beugel die in 1956 door de Australische orthodontist Begg geïntroduceerd is. Bij deze beugel worden kleine krachten gebruikt en de techniek wordt daarom ook wel light wire genoemd.

Bend

Gebogen knik in boog bij een vastzittende beugel.

Beneslider

De Beneslider is een beugel die aan metalen ringen (banden) om de eerste blijvende bovenkiezen en twee mini-implantaten in het gehemelte vastzit. De beugel wordt gebruikt om (een rij) tanden en/of kiezen met behulp van veren (coil springs) in voor- of achterwaartse richting te verplaatsen. De beugel kan in combinatie met vaste apparatuur worden gebruikt en is door de Duitse orthodontist professor dr. Benedict Wilmes bedacht.

Beschermbril

Bril voor orthodontische zorgverleners ter bescherming tegen besmettingen bij onderzoek en behandeling van patiënten. Meestal zijn deze brillen zo gemaakt dat ze over andere monturen kunnen worden gedragen.

Beschermplaat

Uitneembare plastic beugel tegen het afslijten van gebitselementen.

Beslijpen

Het door middel van slijpen met een hoekstuk met een frees veranderen van de vorm van de kroon van een gebitselement. De term wordt ook gebruikt voor het beslijpen van een gebitsmodel van gips.

Beta-titanium

Orthodontische bogen met een legering van titanium en molybdenum worden vaak tijdens de latere stadia van behandelingen met vastzittende beugels gebruikt. De legering bestaat uit 79% titanium, 11% molybdeen, 6% zirconium en 4% tin. De bogen hebben zowel elastische als permanent vervormbare materiaaleigenschappen. Beta-titanium wordt ook wel TMA (Titanium Molybdenum Alloy) genoemd.

Beugel

Hulpmiddel voor het verplaatsen van gebitselementen of (delen van) kaken. In het vakgebied zelf wordt vaak de naam apparaat of apparatuur in plaats van beugel gebruikt.

Beugeldoosje

Plastic doosje voor het opbergen van een uitneembare beugel.

Bibloc

Uitneembare plastic beugel die zowel het onder- als bovengebit omvat en die uit een onder- en een bovengedeelte bestaat. De beugel houdt de onderkaak in een voorwaartse stand en is een modificatie van de activator.

Biedermann-apparaat

Vastzittende beugel met een bepaald type schroef (Hyrax) waarmee in korte tijd de bovenkaak en het bovengebit kan worden verbreed door het openen van de schedelnaad (sutuur) in de bovenkaak. Deze behandeling heet snelle sutuurexpansie, rapid maxillary expansion (RME) of rapid palatal expansion (RPE). De beugel is een sutuurexpansie-apparaat. Kunsthars maakt geen deel uit van de beugel. Patiënten noemen de beugel vaak een spin. De beugel zelf wordt ook vaak naar het type schroef Hyrax genoemd.

Bifurcatie

Splitsing van twee wortels van gebitselement.

BIG-register

In het voor iedereen op internet toegankelijke BIG-register staan de gevolgde opleiding en de bevoegdheden van zorgverleners vermeld, waaronder die van tandartsen en tandartsspecialisten. BIG staat voor Wet op de beroepen in de Individuele Gezondheidszorg.

Bij- en nascholing

Voldoende bij- en nascholing is een van de vereisten om als orthodontist in het BIG-register ingeschreven te kunnen blijven. Elke orthodontist dient in een periode van vijf jaar minimaal 200 uren aan bij- en nascholing te besteden. De bij- en nascholing wordt door middel van een systeem van accreditatiepunten bijgehouden.

Bijlstra

Klaas G. Bijlstra (1905-1985) was een Groningse hoogleraar die een belangrijke rol heeft gespeeld bij de erkenning van de orthodontie als het eerste tandheelkundige specialisme in Nederland in 1953. Naar hem vernoemd is de Professor K.G. Bijlstra Stichting, die wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en voorlichting op het gebied van de orthodontie ten behoeve van de specialistenopleiding van het UMCG bevordert.

Bilateraal

Dubbel- of tweezijdig.

Bimler

Uitneembare beugel ontworpen door de Duitse orthodontist professor dr. Hans Peter Bimler. De beugel is een modificatie van de activator.

Binnenbeet

Bovenkies bijt te ver naar binnen ten opzichte van onderkiezen. Wordt ook endo-occlusie genoemd.

Biofilm

Biofilm is een samenstelsel van micro-organismen waarbij cellen met elkaar en/of aan een oppervlak verbonden zijn. De cellen produceren een substantie waarin ze leven (‘slime’). Tandplague ofwel plaque is een voorbeeld van biofilm. Ook op beugels vormt zich biofilm.

Bionator

Kleine activator naar een ontwerp van de Duitse orthodontist professor dr. dr. Balters.

BioPedic Appliance

Een vastzittend functioneel apparaat dat aan stalen kronen om de eerste blijvende molaren is bevestigd. Boven zijn aan de labiale zijde van de kronen scharnieren met staafjes bevestigd. Deze zijn via scharnieren verbonden aan de voorzijde van staafjes die door buisjes op de kronen om de ondermolaren langs de premolaren naar voren lopen. De beugel houdt de onderkaak in een voorwaartse stand. Om de beugel te (her)activeren kunnen de staafjes onder kunnen via schroefjes in de buisjes worden verschoven.

BIPAPCPAP

BIPAPCPAP staat voor Bi-level Positive Airway Pressure ofwel positieve luchtwegdruk met een verlaagde druk tijdens het uitademen. Bij deze apparatuur wordt met een pomp via een masker lucht door de neus en eventueel mond geblazen. De positieve druk voorkomt collaps van de bovenste luchtweg en daarmee obstructieve apneus en hypopneus. BIPAP wordt veel gebruikt bij de behandeling van het obstructieve slaapapneu syndroom (OSAS).

Bipupillair lijn

Lijn door het midden van de beide pupillen bij beoordeling van het gezicht van voren.

Bird beak tang

Tang om bogen van vastzittende beugels mee te kunnen buigen.

Bisfosfonaten

Bisfosfonaten worden gebruikt bij osteoporose (botontkalking), met als doel botbreuken te voorkomen. Bij het gebruik van bisfosfonaten bestaat er bij het trekken van een kies een kans op het optreden van osteonecrose (botafsterving) van de kaak. Bisfosfonaten kunnen ook de doorbraak van tanden en kiezen vertragen en de orthodontische verplaatsing van gebitselementen belemmeren of blokkeren.

Bite fixer

Een vastzittende functionele beugel die bestaat uit een drukveer met metalen kapjes en oogjes aan de uiteinden. De veer kan bij een vastzittende beugel ter plaatse van de eerste bovenmolaar en de onderhoektand worden bevestigd. In de veer bevindt zich een kunststof buisje die vermijdt dat er zich voedsel in de veer ophoopt. De veer houdt de onderkaak in een voorwaartse stand.

Bite ramp, bite turbo

Plateau-vormig uitsteeksel dat aan de binnenzijde van bovensnijtanden geplakt wordt, zodat de ondertanden hier bij dichtbijten tegenaan komen.

Bite stick

Instrument met driehoekig metalen uitsteeksel voor het plaatsen van banden. Wordt ook band seater of band setter genoemd.

Björk

De Zweedse orthodontist Arne Björk (1911–1996) publiceerde in 1947 een baanbrekend proefschrift waarin hij de groei en ontwikkeling van de kaken en het gebit met behulp van gestandaardiseerde röntgenfoto’s onderzocht. Hiervoor plaatste hij bij groeiende kinderen kleine metalen kogeltjes in de kaken. Later heeft hij in Kopenhagen (Denemarken) als hoogleraar samen met zijn medewerkster Vibeke Skieller ook structurele methodes voor superposities geïntroduceerd.

Bleken

Witter maken van tand(en) met behulp van een blekende vloeistof of gel (peroxide). Dode tanden worden van binnenuit gebleekt. De tand wordt dan eerst open gemaakt. Levende tanden worden van buitenaf met behulp van een bleeklepel gebleekt.

Blijvend gebit

Gebit met allemaal blijvende gebitselementen. Met inbegrip van de 4 verstandskiezen bestaat het blijvende gebit uit 32 tanden en kiezen.

Blockanesthesie

Blokkering van de prikkelgeleiding van een zenuw door omspuiting met een verdovingsmiddel. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij mandibulairanesthesie.

Blokbeugel

Uitneembare beugel (activator) die zowel het onder- als het bovengebit omvat en de onderkaak naar voren houdt. Het is eigenlijk een bovenbeugel die aan een onderbeugel vastzit.

Blokverankering

Wijze van verankering waarbij een aantal gebitselementen worden gebruikt om de reactiekrachten voor orthodontische tandverplaatsingen op te vangen.

Bodily verplaatsing

Tandverplaatsing evenwijdig aan een gebitselement zelf.

Boley passer

Een in de orthodontie veelgebruikte passer om afstanden tussen tandheelkundige structuren, zoals gebitselementen, te meten.

Bollard

Een klein titanium staafje met twee of drie ronde openingen waarin schroefjes kunnen worden bevestigd waarmee het staafje in het kaakbot kan worden vastgezet. Aan het uiteinde van het staafje, dat via het tandvlees in de mondholte uitsteekt, zitten kleine buisjes met haakjes of inbus slotjes die aan een vaste beugel kunnen worden bevestigd. Het hulpmiddel wordt tijdelijk in de kaak geplaatst om er krachten aan te ontlenen voor het orthodontisch verplaatsen van gebitselementen en kaken. Het zygoma-anker is een voorbeeld van een bollard. Het type orthodontisch implantaat is ontworpen door de Brusselse orthodontist dr. Hugo De Clerck.

Bolton Standards

Door de Amerikaanse orthodontist Birdsall Holly Broadbent onder meer met zijn zoon orthodontist Birdsall Holly Broadbent jr. ontwikkelde standaardwaarden waarmee afwijkingen in de groei van de schedel en kaken en de ontwikkeling van het gebit kunnen worden vergeleken. De waarden zijn ontleend aan het Bolton-Brush lange termijn onderzoek dat van 1929 tot 1959 is uitgevoerd bij witte Amerikaanse kinderen uit Cleveland, Ohio.

Bolton-analyse

Analyse voor het berekenen van de grootteverhouding tussen de kronen van de onder- en bovengebitselementen om na te gaan of er sprake van een tooth size discrepancy (TSD) is.

Bonding agent

Hechtmiddel dat bij het plakken van een bracket, buis, attachment of spalk de aanhechting tussen composiet en gebitselement bevordert.

Bone anchored maxillary protraction (BAMP)

Behandelingstechniek met botankers in de onder en bovenkaak.

Bone graft

Stuk bot dat chirurgisch ergens in het lichaam wordt weggenomen om daarmee vervolgens op een andere plaats bot te kunnen aanvullen. Wordt ook bottransplantaat genoemd.

Boog

Metalen draad die in de slotjes en buizen van een vastzittende beugel wordt bevestigd. Wordt ook wel orthodontische boog genoemd.

Boogschroef

Speciale schroef in een uitneembare onderbeugel. De schroef is tweedelig en bestaat uit een schroefgedeelte dat tijdens het uitdraaien zorgt voor verbreding van de beugel en een boogvormige staaf waar de beide helften van de plaat om geleid worden. Hierdoor treedt bij het uitdraaien van de schroef een waaiervormige verbreding van de beugel op.

Boor

Een hulpstuk dat in een hand- of hoekstuk kan worden geplaatst om door middel van draaiende bewegingen gaten aan te brengen.

Boot hook

Laarsvormig lusje in de boog van een vastzittende beugel waar elastiekjes aan kunnen worden vast gemaakt.

Bootschedel

Langwerpige, smalle schedel als gevolg van te vroege sluiting van een schedelnaad. Wordt ook scafocefalie genoemd.

Booy

C. (Kees) Booy was een Groningse hoogleraar (1921-2013) die vanaf 1959 de vastzittende beugel (plaatjesbeugel), en dan met name de Begg beugel, in Nederland en de rest van Europa heeft geïntroduceerd. Naar hem vernoemd is de Booy Foundation, een stichting die scholing en nascholing op het gebied van de orthodontie organiseert.

Booy Foundation

Een in 1988 opgerichte naar professor Booy vernoemde Nederlandse stichting die cursussen en congressen op het gebied van de orthodontie organiseert.

Borsteltje

Borsteltje voor het aanbrengen van ets, bonding of fluoridelak. Wordt ook brush genoemd.

BOS

British Orthodontic Society (BOS), de Engels wetenschappelijke beroepsvereniging van orthodontisten.

Bot

Os.

Bot remodelling

Botombouw door appositie en resorptie van bot.

Botanker

Metalen staafje dat tijdelijk in de kaak wordt bevestigd en waaraan krachten kunnen worden ontleend voor het orthodontisch verplaatsen van gebitselementen en kaken.

Botappositie, botdepositie

Botaanmaak.

Botaugmentatie

Botvergroting.

Botdehiscentie

Deel van de rand van de tandkas waarbij het bot ontbreekt en de wortel van een gebitselement niet door bot wordt bedekt. Wordt ook wel dehiscentie genoemd.

Botfenestratie

Deel van de tandkas waarbij het bot plaatselijk ontbreekt en de wortel van een gebitselement niet door bot wordt bedekt. Wordt ook wel fenestratie genoemd.

Botresorptie

Botafbraak.

Bottransplantaat

Stuk bot dat chirurgisch ergens in het lichaam wordt weggenomen om daarmee vervolgens op een andere plaats bot te kunnen aanvullen. Wordt ook bone graft genoemd.

Bottransplantatie

Chirurgische procedure waarbij ergens in het lichaam bot wordt weggenomen om daarmee vervolgens op een andere plaats bot te kunnen aanvullen (bottransplantaat of bone graft).

Botverankering

Orthodontische verankering met metalen implantaat dat tijdelijk in de kaak wordt bevestigd en waaraan krachten kunnen worden ontleend voor het orthodontisch verplaatsen van gebitselementen en kaken. Wordt ook wel skelettale verankering genoemd.

Botvlies

Periost.

Brachycefaal

Antropologische aanduiding voor een brede schedel.

Bracket

Slotje van een vastzittende beugel.

Bracket height gauge, bracket positioning gauge

Meetinstrument voor het bepalen van de afstand van een bracket tot de incisale rand of top van een knobbel bij het plaatsen van een slotje van een vastzittende beugel.

Bracket slot

Inkeping in bracket voor de boog.

Bracket tweezer

Pincet waarmee een bracket bij het plaatsen van een vastzittende beugel kan worden vastgehouden. In tegenstelling tot een bracketpincet openen bij een tweezer de beide helften van het instrument door in het handvatgedeelte te knijpen. Wordt ook tweezer genoemd.

Bracket verwijder tang, bracket remover

Instrument om een bracket van een gebitselement te verwijderen.

Bracketpincet

Pincet waarmee een bracket bij het plaatsen van een vastzittende beugel kan worden vastgehouden.

BRMO

Bijzonder Resistente Micro-Organismen. Bacteriën die ongevoelig (resistent) zijn voor de meest gebruikte antibiotica.

Broadbent

Birdsall Holly Broadbent (1894-1977) was een Amerikaanse orthodontist die in 1931 een methode om met behulp van een cefalostaat gestandaardiseerde schedelröntgenfoto’s te maken beschreef. In hetzelfde jaar introduceerde de Duitse kaakchirurg Hofrath onafhankelijk van hem eenzelfde methode, die hij gebruikte voor vooronderzoek bij operatieve correcties van de kaakstand. Broadbent paste de apparatuur toe voor lange termijn studies van de schedel- en kaakgroei en gebitsontwikkeling en publiceerde op basis daarvan de bekende ‘Bolton Standards’. Dat deed hij onder meer met zijn zoon, Birdsall Holly Broadbent jr., ook een orthodontist. Met behulp van de Bolton Standards kunnen afwijkingen in de groei van de schedel en kaken en de ontwikkeling van het gebit met standaardwaarden worden vergeleken. Er zijn verder talloze cefalometrische analyses ontwikkeld die door orthodontist bij het diagnosticeren van orthodontische afwijkingen worden gebruikt, zoals die van Steiner en Downs in de Verenigde Staten en die van Schwarz in Europa.

Brodie

Professor Alan G. Brodie (1897-1976). Bekende Amerikaanse hoogleraar orthodontie die een veel geciteerde, lange termijn studie naar de groei van de schedel en kaken en de ontwikkeling van het gebit van kinderen in de leeftijd van 3 maanden tot 8 jaar heeft uitgevoerd. Er is ook een bepaald type gebitsafwijking naar hem vernoemd (Brodie bite of Brodie syndroom). Brodie was opgeleid door Edward H. Angle, die beschouwd als de ‘vader van de moderne orthodontie’.

Brodie bite (Brodie syndroom)

Gebitssituatie waarbij alle gebitselementen van de ondertandboog zich bij dichtbijten volledig binnen die van de boventandboog bevinden. De term is geïntroduceerd door de Amerikaanse hoogleraar orthodontie Alan G. Brodie. De gebitsafwijking wordt ook telescoopbeet genoemd.

Brug

Vervanging van afwezige gebitselement(en) door middel van gegoten voorzieningen die aan naburige gebitselementen bevestigd zijn. Er worden twee hoofdtypen bruggen onderscheiden: conventionele brug of etsbrug. Bij de conventionele brug zit de vervangende voorziening (pontic) vast aan kronen die op de aangrenzende gebitselementen zijn gemaakt. Bij een etsbrug wordt het vervangende gedeelte met een hechtmiddel via vleugelvormige uitsteeksels aan het glazuur aan de achterzijde van deze elementen bevestigd.

Brugnaald

Plastic naald om (tand)floss onder een spalk (of brug) te leiden. Wordt ook wel flossnaald genoemd.

Bruistablet

Tablet die in een beker of bakje water kan worden gedaan om een uitneembare beugel te reinigen. Wordt ook wel reinigingstablet genoemd.

Brush

Borsteltje voor het aanbrengen van ets, bonding of fluoridelak.

Bruxisme

Tandenknarsen.

Bucca

Wang.

Buccaal

Aan de wangzijde.

Buccale corticotomie

Chirurgische ingreep de bovenkaak ten behoeve van sutuurexpansie door middel van het aanbrengen van horizontale zaagsnedes in de compacte botlaag aan de wangzijde van de kaak wordt verzwakt. De ingreep maakt deel uit van Surgically Assisted Rapid Maxillary Expansion (SARME), waarbij tevens een voor-achterwaartse zaagsnede in het midden van het gehemelte wordt aangebracht.

Buis

Buis op een kies waarin de boog van een vastzittende beugel kan worden bevestigd. Een buis kan op een band om de kies zijn gelast of op de kies geplakt zijn (plakbuis). Wordt ook tube genoemd.

Buis van Eustachius

Tuba auditiva.

Buitenbeet

Bovenkies bijt te ver naar buiten ten opzichte van onderkiezen. Wordt ook exo-occlusie genoemd.

Buitenbeugel

Uitneembare beugel met een petje op het hoofd of een band in de nek.

Burlington groei-onderzoek

Een door de Amerikaanse orthodontist professor Robert E. Moyers (1919-1996) aan de universiteit van Toronto opgezet lange termijn onderzoek naar de groei van de schedel en kaken en de ontwikkeling van het gebit van 1258 witte kinderen uit de vlakbij Toronto gelegen stad Burlington. Op basis van dit onderzoek zijn standaardwaarden ontwikkeld waarmee afwijkingen in de groei van de schedel en kaken en de ontwikkeling van het gebit van kinderen kunnen worden vergeleken.

Burstone

Professor Charles Burstone (1928–2015) was een Amerikaanse hoogleraar orthodontie, die een veelgebruikte modificatie van de straightwire bracket van Andrews en een hieraan gerelateerde behandelingstechniek heeft geïntroduceerd. Hij heeft zich tevens intensief beziggehouden met onderzoek naar de biomechanica van vastzittende beugels en op basis hiervan een behandeltechniek ontwikkeld.

Button

Knopje dat op een tand of kies wordt bevestigd om er een elastiekje aan vast te kunnen maken.

C-C-bar, C-C-retainer

Metalen draad die na afloop van een orthodontische behandeling achter de voortanden kan worden geplaatst om het gebit na afloop zo goed mogelijk in de rij te houden. De C-C-bar werd in 1977 door de Noorse orthodontist Zachrisson geïntroduceerd en wordt ook wel retentiespalk genoemd. Andere benamingen zijn: spalk(je) of retentiespalk.

Calcificatie

Afzetting van kalkzouten in weefsel. Tevens de vorming van glazuur tijdens de ontwikkeling van een gebitselement in de kaak.

Calibrated force module

Een vastzittende beugel die bestaat uit een buis die met een scharnier aan de boog van vastzittende apparatuur vlakbij de ondermolaar vastzit. In de buis zit een trekveer die ter plaatse van de bovenhoektanden aan de bovenboog wordt bevestigd. De veer produceert een kracht van 150 tot 200 gram.

Canalis mandibularis

Kanaal in het horizontale deel van de onderkaak voor de nervus alveolaris inferior. Het kanaal loopt van het foramen mandibulae onder de wortels van de gebitselementen door tot aan het foramen mentale. De structuur wordt gebruikt bij locale superposities van de onderkaak. Naar verhouding vindt er ter plaatse van de canalis mandibularis weinig groei plaats.

Cantilever bite jumper

Een vastzittend functioneel apparaat dat bestaat uit stalen kronen om de eerste blijvende molaren. Boven zijn aan de labiale zijde van de kronen Herbst-achtig telescopische buisjes bevestigd. Deze zijn onder via scharnieren verbonden aan de voorzijde van staafjes die vanaf de stalen kronen om de eerste ondermolaren langs de premolaren naar voren lopen. De scharnieren houden de onderkaak in een voorwaartse stand.

Caplin hook

Klein oogje dat op een tand of kies wordt bevestigd om er een ligatuur aan vast te kunnen maken.

Capsule

Capsule met een poeder en vloeistof die met behulp van een mechanisch mengapparaat (capsuleschudder) met elkaar vermengd kunnen worden.

Capsuleschudder

Mechanisch mengapparaat voor het mengen van een poeder en vloeistof  in een capsule.

Caput mandibulae

Kaakkopje. Wordt ook condylus genoemd.

CARA

Chronische niet-specifieke respiratoire aandoening.

Carborundum

Siliciumcarbide. Een zeer hard materiaal dat wordt gebruikt voor slijpen en polijsten.

Cariës

Gaatje in gebitselement veroorzaakt door plaque.

Carriere Motion appliance

Vastzittende beugel die bestaat uit metalen deelbogen tussen de blijvende  bovenhoektanden en de eerste grote blijvende bovenkiezen en brackets op de eerste of tweede grote blijvende onderkiezen. Daarnaast wordt er een uitneembare dieptrekplaat over het ondergebit of een metalen boog langs de binnenzijde van het gebit tussen de eerste grote onderkiezen gedragen. Er worden elastiekjes tussen haakjes op de deelbogen ter plaatse van de bovenhoektanden en de brackets op de onderkiezen bevestigd. De beugel is ontworpen door de Spaanse orthodontist Luis Carrière.

Case

De Amerkaanse orthodontist professor Calvin S. Case (1847-1923) was een van de grondleggers van de moderne orthodontie.

Casus

Beschrijving van patiëntenbehandeling.

Caudaal

Aan de onderzijde of naar beneden gericht.

Cavum oris

Mond.

CBCT

CBCT staat voor cone beam computer tomogram. Het is een driedimensionale röntgenfoto van het hoofd, het gezicht of de kaken. CBCT wordt ook wel meerdimensionale kaakfoto genoemd.

CBT

Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde. Behandelcentrum voor patiënten bij wie om medische, tandheelkundige of psychologische redenen behandeling in een normale praktijk niet mogelijk is.

CE-markering

Conformité Européenne-markering, ofwel markering in overeenstemming met de Europese regelgeving.

Cefalogram

Gestandaardiseerde röntgenfoto van het hoofd. Wordt ook röntgencefalogram genoemd.

Cefalometrie, cefalometrische analyse

Analyse van de stand van de gebitselementen en de kaken aan de hand van metingen op een gestandaardiseerde röntgenfoto van het profiel van het gezicht (laterale schedelröntgenfoto). De termen ook wel röntgencefalometrie en röntgencefalometrische analyse genoemd.

Cefalometrisch meetpunt

Meetpunt op een gestandaardiseerde röntgenfoto van het profiel van het gezicht (laterale schedelröntgenfoto) die gebruikt wordt voor de analyse van de stand van de gebitselementen en de kaken.

Cefalometrisch referentievlak

Verbindingslijn tussen twee meetpunten op een gestandaardiseerde röntgenfoto van het profiel van het gezicht (laterale schedelröntgenfoto) die gebruikt wordt voor de analyse van de stand van de gebitselementen en de kaken.

Cefalostaat

Apparaat om het hoofd in een bepaalde positie te fixeren zodat er op gestandaardiseerde wijze reproduceerbare röntgenfoto’s gemaakt kunnen worden. In 1931 is de cefalostaat door de Amerikaan Broadbent en de Duitser Hofrath onafhankelijk van elkaar tegelijkertijd in de orthodontie geïntroduceerd.

Cement

Hechtmiddel waarmee banden om kiezen worden vastgezet. Cement is ook de weefsellaag die de wortel van een gebitselement bedekt.

Cementoblast

Cel die de weefsellaag die de wortel van een gebitselement bedekt (cement) maakt.

Centraal College (C.C.)

Instantie voor erkenning en registratie van tandheelkundige specialisten.

Centraal diasteem

Ruimte (spleet) tussen de middelste snijtanden.

Centrale incisief

Middelste snijtand.

Centrale maximale occlusie

De occlusie in de centrale relatie (CO) waarbij de onderkaak zich tevens in de maximale occlusie (MO) bevindt.

Centrale occlusie (CO)

De occlusie waarbij de onderkaak zich in centrale relatie ten opzichte van de schedel bevindt. Wordt ook retruded contact position (RCP) genoemd.

Centrale relatie (CR)

Relatie van de onderkaak ten opzichte van de schedel waarbij de Frankfurter Horizontale horizontaal verloopt en de beide kaakkopjes zich in de meest ongedwongen stand in de fossae articulares bevinden.

Centre of resistance

Het punt van een gebitselement waar de kracht doorheen moet gaan om een tandverplaatsing te verkrijgen zodat er geen kipping optreedt. Het gebitselement zal in dat geval evenwijdig aan zichzelf (‘bodily’) verplaatsen. Wordt ook weerstandscentrum genoemd.

Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde (CBT)

Centrum waarin tandartsen zich bezighouden met de diagnostiek en behandeling van patiënten met ernstige aandoeningen aan aangezicht, mond, kaken of gebit. Deze specifieke tandheelkundige zorg wordt bijzondere tandheelkunde genoemd.

Certificering

Onderdeel van het verplichte kwaliteitsprogramma van orthodontisten, waarbij elke praktijk gecertificeerd dient te zijn en minimaal aan de ISO 9001 norm moet voldoen. Bij de certificering wordt de praktijkorganisatie onder de loep genomen. Iedere gecertificeerde orthodontistenpraktijk ontvangt het branchecertificaat van de Nederlandse Vereniging van Orthodontisten (NVvO).

Cervera beugel

Een in 1985 door de Spaanse orthodontist Cervera geïntroduceerd uitneembaar functioneel apparaat met een metalen plaat als voorbeet.

Cervicaal

Aan de tandhalszijde van een gebitselement.

Cervical vertebral maturation (CVM)

Methode voor het bepalen van de resterende hoeveelheid (kaak)groei op basis van de met de groei samenhangende vormveranderingen van de halswervels zoals die op een laterale schedelröntgenfoto kan worden waargenomen.

Cervicale headgear

Buitenbeugel met een band in de nek. Wordt ook wel Kloehn headgear genoemd, naar de Amerikaanse orthodontist die de beugel geïntroduceerd heeft. Een andere benaming is low-pull headgear of nekbeugel.

Chain

Ketting van elastiekjes. Wordt ook wel power chain genoemd.

Cheiloschisis

Lipspleet.

Chemisch uithardend composiet

Hechtmiddel voor het plakken van een bracket, buis, attachment of spalk dat na mengen uit zichzelf uithardt.

Chip

Met behulp van een in een uitneembare beugel ingebouwde electronische chip kan de draagtijd worden geregistreerd. Deze kan door de behandelaar met een apparaat, dat de door de chip geregistreerde draagtijd gegevens uitleest, worden gemeten.

Chirurgische orthodontie

Orthodontische behandeling in combinatie met kaakoperatie.

Chloorhexidine digluconaat, chloorhexidine

Middel dat in de tandheelkunde wordt gebruikt om het ontstaan van plaque tegen te gaan. Chloorhexidine digluconaatoplossingen worden vaak in mondspoelmiddelen en lepels met gels gebruikt.

Choana

Overgang tussen neusholte en neus-keelholte.

Chondrocranium

Botten van de schedelbasis die merendeels uit kraakbeen zijn ontstaan (enchondrale verbening). Het chondrocranium bestaat uit de volgende zes schedelbeenderen of aan de onderzijde van de schedel gelegen delen daarvan: os frontale, os sphenoidale, os ethmoidale, os temporale (2), os occipitale. Het chondrocranium wordt ook wel de schedelbasis genoemd.

Churro jumper

Een staaldraad met in de vorm van een veer gebogen windingen en oogjes die om de bogen van een vastzittende beugel kunnen worden geplaatst. Aan de bovenzijde is het oogje aan de eerste molaar bevestigd. Onder ligt het oogje distaal tegen de bracket van de hoektand aan. Het scharnier houdt de onderkaak in een voorwaartse stand.

Cinch back tang

Tand voor het aan de achterzijde ombuigen van een boog bij een vastzittende beugel.

Cinching

Aan de achterzijde ombuigen van een boog bij een vastzittende beugel. De verbuiging wordt cinching bend, distal-end bend of distal-end stop genoemd.

Circle

Lusje in de boog van een vastzittende beugel waar elastiekjes aan kunnen worden vast gemaakt.

Clear aligner

Dun, doorzichtig plastic hoesje waarmee het gebit rechter kan worden gemaakt. Het hoesje is uitneembaar en past op het boven- en/of ondergebit. Het is vrijwel niet te zien. Bij de behandeling wordt een serie hoesjes gebruikt, die allemaal net een klein beetje van elkaar verschillen. Door een hoesje tijdens de behandeling telkens te vervangen door een nieuwe wordt het gebit geleidelijk steeds rechter gezet. Een clear aligner wordt ook wel aligner of onzichtbare beugel genoemd.

Clear retainer

Dun, doorzichtig plastic hoesje om het gebit na een orthodontische behandeling recht te houden. Het hoesje is uitneembaar en past op het boven- en/of ondergebit. Het is vrijwel niet te zien. Een clear retainer wordt ook invisable retainer genoemd.

Cleat

Vlinderdasvormig haakje dat op een gebitselement wordt bevestigd om er elastiekjes aan vast te kunnen maken.

Cleft Palate-Craniofacial Journal

Amerikaans wetenschappelijk tijdschrift voor schisis (hazenlip) en ernstige groeistoornissen van de schedel en het gelaat (craniofaciale afwijkingen). Het tijdschrift wordt door de American Cleft-Palate-Craniofacial Association uitgegeven.

Clin check

Een door een computerprogramma opgesteld digitaal, driedimensionaal behandelplan dat bij de behandeling met (clear) aligners of onzichtbare beugels wordt gebruikt.

Clip

Klein verschuifbaar metalen buisje dat bij een vastzittende beugel met een tang om een boog kan worden bevestigd.

Clivus

Het achterste deel van de schedelbasis. Het gebied tussen sella (Se) en basion (Ba).

Closing loop

Lus in boog van een vastzittende beugel om een diasteem te verkleinen.

CMD (craniomandibulaire dysfunctie)

Kaakgewrichtklachten. Wordt ook wel TMD (temporomandibulaire dysfunctie) genoemd.

CMV-analyse  (cervicale vertebrale maturatie-analyse)

Methode voor het bepalen van de resterende hoeveelheid kaakgroei aan de hand van de mate van verbening van de halswervels (cervicale vertebrae) zoals deze op laterale schedelröntgenfoto’s te zien zijn.

Coaxial wire

Een uit meerdere in elkaar gevlochten kleine draadjes samengestelde flexibele metalen draad.

Cobalt-chroom

Metaallegering die in de orthodontie onder de merknaam Elgiloy op de markt wordt gebracht. De legering bestaat uit 40% cobalt, 20% chroom, 15% nikkel, 7% molybdeen, 2% mangaan, 0,04% beryllium, 0,15% koolstof en 15,81% ijzer. Draden van cobalt-chroom kunnen gemakkelijker vervormd worden dan roestvrij staal, maar hebben een hogere wrijvingsweerstand. Cobalt-chroom draden kunnen door verhitting verhard worden. Bogen van cobalt-chroom worden in de eindfase van behandelingen met vastzittende orthodontische beugels gebruikt. Er bestaan ook cobalt-chroom brackets.

Coffin veer

Bepaald type metalen draad die twee helften van een uitneembare beugel met elkaar verbindt. De veer werd in 1869 voor het eerst door de Engelse tandarts Coffin toegepast.

Coil

Klein veertje om bij een vaste beugel tanden en kiezen naar elkaar toe te trekken (closed coil) of van elkaar af te duwen (push coil of open coil). Wordt ook wel coil spring genoemd.

Collageen

Bindweefsel.

Combi-pull headgear

Buitenbeugel met een band in de nek en een petje op het hoofd. Een andere benaming is straight-pull headgear.

Composiet

  1. Instrument voor het aanbrengen en modelleren van composiet.
  2. Kunststof hechtmiddel dat wordt gebruikt bij het plakken van een bracket, buis, attachment of spalk. Composiet wordt ook gebruikt voor tandkleurige vullingen.

Compressie

Het versmallen van kaak en gebit.

Compromisbehandeling

Een behandeling waarbij een afwijking ten dele behandeld wordt.

Concha nasalis

Neusschelp. Van beneden naar boven zijn er vier conchae: concha nasalis inferior (onderste), media (middelste), superior (bovenste) en suprema (rudimentaire allerbovenste).

Condylaire groei

Kraakbenige groei van de condylus.

Condylar shave

Chirurgische verwijdering van het oppervlakkige artrotische deel van het kaakkopje.

Condylectomie

Operatieve verwijdering van het kaakkopje.

Condylus

Kaakkopje. Wordt ook caput mandibulae genoemd.

Cone beam computer tomogram

Cone beam computer tomogram (CBCT) is een driedimensionale röntgenfoto van het hoofd, het gezicht of de kaken. De foto wordt ook wel meerdimensionale kaakfoto genoemd.

Congenitaal

Aangeboren.

Constructiebeet

Een ingebeten rol was waarmee de onder- en bovengebitsmodellen voor het maken van activator-achtige apparatuur ten opzichte van elkaar georiënteerd kunnen worden.

Contactpunt

Punt waar twee gebitselementen elkaar raken.

Contaminatie

Besmetting.

Continue kracht

Kracht die dezelfde krachtgrootte blijft houden.

Convergent

Kleine voorste onderste gezichtshoogte. Meestal is de onderkaak hierbij omhoog en naar voren gedraaid.

Convertible buis, convertible tube

Buis waarvan de buitenzijde kan worden geopend.

Convexiteitshoek

De hoek tussen de lijn door de cefalometrische punten Nasion (N) en referentiepunt A en de lijn door A en Pogonion (Po) op een laterale schedelröntgenfoto. De hoek geeft de voor-achterwaartse positie van de bovenkaak ten opzichte van het gezicht en mate van convexiteit of concaviteit van het gezicht aan. Afhankelijk van een naar voren of naar achteren gelegen positie van de bovenkaak kan de waarde respectievelijk positief of negatief zijn om aan te geven dat er sprake is van convex of concaaf profiel. Bij een recht profiel is de hoek ongeveer 0º.

Coöperatie

Medewerking van patiënt en ouders en verzorgers aan de behandeling.

Copper NiTi

Legering van nikkel, titanium, koper en chroom met superelastische, lichaamstemperatuur afhankelijke materiaaleigenschappen.

Cor pulmonale

Longziekte die falen van de rechterhartkamer veroorzaakt.

Corona, COVID-19

Coronavirussen, zoals SARS, MERS en COVID-19, veroorzaken over het algemeen klachten aan de longen en luchtwegen. Corona (COVID-19) veroorzaakt klachten die in het begin vaak op een verkoudheid lijken, maar die een dusdanig ernstige longontsteking kunnen veroorzaken, dat mensen eraan overlijden.

Corpus alienum

Een lichaamsvreemd voorwerp dat in het lichaam terecht is gekomen.

Corpus mandibulae

Het horizontale gedeelte van de onderkaak.

Cortex

De buitenste laag van een bot.

Corticotomie

Chirurgisch aanbrengen van een zaagsnede in de buitenste laag van een bot.

CPAP

CPAP staat voor Continuous Positive Airway Pressure ofwel continue positieve luchtwegdruk. Bij deze apparatuur wordt met een pomp via een masker lucht door de neus en eventueel mond geblazen. De positieve druk voorkomt collaps van de bovenste luchtweg en daarmee obstructieve apneus en hypopneus. CPAP wordt veel gebruikt bij de behandeling van het obstructieve slaapapneu syndroom (OSAS).

Craniaal

De kant van de schedel. Ook: betreffende de schedel.

Cranial base registration

Superpositie van tracings op de endocraniale oppervlakken van de lamina cribosa van het os ethmoidale, het tuberculum sellae en de voorwand van de fossa hypophysealis van de voorste schedelbasis. Omstreeks de leeftijd van 1 jaar vindt daar geen groei meer plaats. Meestal gaat het om veranderingen van gebit, kaken en profiel tijdens de groeiperiode. De superpositie wordt ook wel totale superpositie genoemd.

Craniofaciaal

Betreffende de schedel en het aangezicht.

Craniofaciale afwijking

Aangeboren afwijking van de schedel en het aangezicht.

Craniomandibulaire dysfunctie

Kaakgewrichtklachten. Wordt ook wel TMD (temporomandibulaire dysfunctie) genoemd.

Craniosynostosis

Het te vroeg sluiten van een schedelnaad (sutuur).

Cranium

Schedel.

Crefcoeur veer

Bepaald type metalen veer die twee helften van een uitneembare beugel met elkaar verbindt. De beugel zelf wordt ook aangeduid als Crefcoeur apparaat. Uitgevonden door de Maastrichtse orthodontist Jef Crefcoeur.

Crimpable hook

Haakje dat bij een vastzittende beugel met een tang aan een boog kan worden vastgeknepen.

Crimpable hook tang

Tang om een crimpable hook aan een boog van een vastzittende beugel te bevestigen.

Crimpable stop

Klein metalen klemmetje dat bij een vastzittende beugel met een tang om een boog kan worden vastgeknepen.

Crimping tang

Tang om een crimpable stop aan een boog van een vastzittende beugel te bevestigen.

Crowding

Gedrongen stand van gebitselementen.

Crozat apparaat

Uitneembare beugel die in 1918 is geïntroduceerd door de George B. Crozat (1894-1966), een Amerikaanse orthodontist uit New Orleans (Louisiana). De beugel bestaat uit aan elkaar gesoldeerde gegoten metalen draaddelen. Oorspronkelijk was de beugel in goud uitgevoerd, maar later werd het apparaat van minder kostbare metalen gemaakt.

Crypte

Holte in kaakbot voor tandkiem.

CT-scanning

Computerized tomography scanning. Een techniek waarbij met behulp van een computer een driedimensionaal röntgenologisch beeld van een lichaamsdeel kan worden gemaakt.

CTS

College Tandheelkundige Specialismen. Regelgevende orgaan dat bepaalt aan welke eisen de specialistenopleidingen, opleiders en de opleidingsinrichtingen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor erkenning door de Registratiecommissie Tandheelkundige Specialismen (RTS). Het CTS bepaalt ook de eisen voor (her-)registratie.

Cubus cranioforus

Kubus waarin een aangezichtsafgietsel en gebitsmodel kunnen worden geplaatst voor het driedimensionaal beoordelen van de onderlinge relatie van het gebit en de aangezichtsschedel. Deze historische diagnostische methode werd in 1915 door de Utrechtse lector orthodontie dr. J.A.W. van Loon (1876-1940) in het destijds toonaangevende internationale tijdschrift Dental Cosmos geïntroduceerd. Later ontwikkelde van Loon een vereenvoudigde versie van deze methode, de prosoposcoop (1923).

Curettage

Het verwijderen van ontstoken pocket weefsel met tandheelkundige instrumenten.

Curve van (Von) Spee

Lijn die van opzij gezien de knobbelpunten van de molaren, premolaren en cuspidaten van de onderkaak met elkaar verbindt. De curve is vernoemd naar de Duitse embryoloog Ferdinand Graf Von Spee (1855-1937), die deze lijn voor het eerst beschreef. Bij een diepe curve van Spee liggen de knobbelpunten van de onderpremolaren meer omlaag ten opzichte van die van de molaren en hoektanden. Indien de knobbelpunten van de onderpremolaren zich hoger ten opzichte van die van de molaren en hoektanden bevinden, wordt gesproken van een omgekeerde of reversed curve van Spee. Bij een diepe beet is vorm van de onderboog van een vastzittende beugel in verticale zin vaak zodanig dat de ondertanden omlaag worden geduwd (‘reverse curve of Spee’).

Cuspidaat

Hoektand.

Cuspidaatgeleiding, hoektandgeleiding

Situatie waarbij uitsluitend de onder- en bovenhoektanden aan de kant waarnaar de onderkaak zijwaarts wordt geschoven met elkaar in contact blijven.

Cutter

Instrument om metalen draaddelen af te knippen.

Cybernator

Modificatie van de activator van Andresen volgens het ontwerp van de Duitse orthodontist professor Schmuth.

Cyste

Goedaardig tumor gevuld met vocht.

Damon

Amerikaanse orthodontist Dwight Damon die een veelgebruikte behandelmethode met zelfligerende slotjes en speciale metalen draden heeft bedacht. Bij zijn behandeltechniek worden voor een behandeling zelden kiezen getrokken.

Dappendish, dappenglaasje

Klein kommetje waarin bijvoorbeeld polijstpasta kan worden gedaan.

De face

Van voren. Wordt ook en face genoemd.

De la Rosa tang

Buigtang met licht gebogen opening van de bek voor het uitronden van een boog bij een vastzittende beugel.

Debanderen

Verwijderen van banden.

Debonderen

Verwijderen van geplakte brackets, buizen en attachments.

Decalcificatie

Ontkalking van het glazuur van de kroon van een gebitselement. Een beginstadium van het cariësproces.

Decoronatie

Verwijdering van de kroon van een gebitselement.

Dehiscentie

Deel van de rand van de tandkas waarbij het bot ontbreekt en de wortel van een gebitselement niet door bot wordt bedekt. Wordt ook wel botdehiscentie genoemd.

Dekbeet

Gebitsafwijking waarbij het ondergebit ten opzichte van het bovengebit in voor-achterwaarste zin te ver naar achteren ligt en waarbij de beide centrale incisieven naar binnen en de laterale incisieven naar buiten gekipt staan. Soms staan ook alle bovenincisieven naar binnen gekipt. De gebitsafwijking wordt ook wel (Angle) Klasse II/2 malocclusie genoemd.

Delaire

Buitenbeugel die op het gezicht afsteunt, vernoemd naar de Franse kaakchirurg professor Jean Delaire, de uitvinder van de beugel. De beugel wordt ook wel face mask, omgekeerde headgear, reverse-headgear of protractie face mask genoemd.

Delta-loop

Delta-vormig lusje in de boog van een vastzittende beugel.

Denholz

Metalen draad met kunsthars verdikking die tussen de onderlip en het ondergebit loopt. Dit type lipbumper is in 1964 door M. Denholtz voor het eerst beschreven.

Dens

Tand.

Dens in dente, dens invaginatus

Misvorming van een tand waarbij het glazuur aan de binnenzijde zeer diep naar binnen is ingestulpt.

Dentaal

Betreffende gebitselementen.

Dental floss

Tandzijde om de ruimte tussen gebitselementen te reinigen. Wordt ook wel floss genoemd.

Dentale afwijking

Orthodontische afwijking die wordt veroorzaakt door een verkeerde stand van gebitselementen.

Dentine

Weefsellaag onder het glazuur en cement van een gebitselement. Wordt ook wel tandbeen genoemd.

Dentoalveolair

Met betrekking tot gebitselementen en tandkassen.

Dentoalveolair trauma

Letsel aan gebitselement(en) en tandkas(sen).

Dentoalveolaire compensatie

De neiging van tanden en kiezen om tijdens de gebitsontwikkeling de occlusie bij een afwijkende kaakgroei zo goed mogelijk te behouden.

Dentomaxillaire orthopedie

Deelvakgebied van de tandheelkunde dat zich bezig houdt met het verbeteren van de stand van gebitselementen en kaken door middel van beugels. Wordt tegenwoordig meestal orthodontie genoemd.

Dentz

Nederlandstalig tijdschrift voor tandartsen en tandarts-specialisten dat wordt uitgegeven door de ANT.

Derde molaar

Verstandskies. De achter de eerste en tweede blijvende molaar gelegen blijvende kies.

Derichsweiler-apparaat

Vastzittende beugel met een schroef waarmee in korte tijd de bovenkaak en het bovengebit kan worden verbreed door het openen van de schedelnaad (sutuur) in de bovenkaak. Deze behandeling heet snelle sutuurexpansie, rapid maxillary expansion (RME) of rapid palatal expansion (RPE). De beugel is een sutuurexpansie-apparaat. Bij de beugel wordt een groot gedeelte van het gehemelte met kunsthars bedekt. Patiënten noemen de beugel vaak een spin.

Desmale verbening

Botvorming waarbij bot vanuit bindweefsel in de vorm van een band (desmos) wordt afgezet. Wordt ook intramembraneuze verbening genoemd.

Desmocranium

Deel van de schedel dat uit embryonaal bindweefsel (mesenchym) gevormd is (desmale verbening). Het bestaat uit de volgende zes plaatvormige schedelbeenderen of platte delen daarvan: os frontale, os parietale (2), pars squamosa van het os temporale (2) en het buitenste deel van os occipitale.

Detailing

Kleine tandbewegingen tijdens de eindfase bij behandeling met een vastzittende beugel.

Dexter, dextrum, dextra

Rechtszijdig. Dextrum is het manlijke en dextra het vrouwelijke bijvoeglijk naamwoord.

Diagnostische set-up

Nabootsing van het eindresultaat met gebitsmodellen waarvan gebitselementen zijn losgemaakt. Wordt ook wel set-up genoemd.

Diasteem

Ruimte (spleet) tussen twee gebitselementen.

Diasteem meter

Instrument om de grootte van een diasteem te meten.

Diepe beet

Grote verticale overlap van onder- en bovensnijtanden bij dichtbijten.

Dieptrekplaat

Een dunne, doorzichtige plastic hoes die precies over het onder- of bovengebit past en die het eindresultaat van een orthodontische behandeling zo goed mogelijk vasthoudt.

Differentiatie

Speciale opleiding voor tandartsen die gericht is op een bepaald onderdeel van het vakgebied.

Digitaal model

Driedimensionaal gebitsmodel dat via scannen van gebit, afdruk of model in gips in de computer is opgeslagen.

Digitale röntgenfoto

Röntgenfoto die op digitale wijze met een stralingsgevoelige sensor en niet op chemische wijze met ontwikkelaar en fixeer op chemische wijze is gemaakt.

Dilaceratie

Knik tussen de kroon en wortel van een gebitselement, als gevolg van een trauma tijdens de ontwikkeling.

Dimple

V-vormig knikje in een boog bij een vastzittende beugel. Wordt ook V-stop genoemd.

Direct bonding

Het direct met de hand plakken van slotjes op gebitselementen.

Discipline

Vakgebied.

Disclosing tablet

Tablet om plaque in de mond mee zichtbaar te maken. Wordt ook kleurtablet genoemd. Er wordt ook wel disclosing liquid of kleurvloeistof of gebruikt.

Disclusie

Afwezigheid van contact tussen onder- en bovengebitselementen bij glijdende bewegingen van de onderkaak.

Discus articularis

Gewrichtsschijf in het kaakgewricht.

Dished in profiel

Ingevallen mondpartij.

Disposable

Wegwerp.

Distaal

In de gebitsboog naar achteren gericht.

Distaal afsluitingsvlak

De achterzijden van de bij dichtbijten tegen elkaar staande tweede onder- en bovenmelkkiezen van opzij gezien. Indien deze zich recht ten opzichte van elkaar bevinden spreekt men van een recht afsluitingsvlak. In het geval dat de achterzijde van de tweede ondermelkkies zich voor die van de tweede bovenmelkkies bevindt is er sprake van een afsluitingsvlak met een mesiale stap. Ligt de achterzijde van de tweede ondermelkkies achter die van de tweede bovenmelkkies dan is er een afsluitingsvlak met een distale stap. Het afsluitingsvlak heeft tijdens de gebitsontwikkeling een grote invloed op de voor-achterwaartse onderlinge stand van de eerste blijvende grote kiezen. Distaal afsluitingsvlak wordt ook wel afsluitingsvlak genoemd.

Distal end

Het uiteinde van de boog van een vastzittende beugel.

Distal end bender

Penvormig instrument met twee kleine metalen uitsteeksel aan uiteinde om de achterzijde van een orthodontische boog om te buigen (cinching).

Distal end cutter

Tang om bij een vastzittende beugel de uiteinden van een boog in te korten.

Distal-end bend, distal-end stop

Verbuiging aan de achterzijde van een boog bij een vastzittende beugel. Wordt ook cinching bend genoemd.

Distaliser

Een bovenbeugel waarmee de blijvende eerste bovenmolaren zonder buitenbeugel naar achteren kunnen worden verplaatst. De beugel is aan de voorzijde met ankers, banden of composiet aan bovenpremolaren bevestigd. Aan de voorzijde van de beugel kan een kunsthars gedeelte (pelotte) zitten, dat tegen het gehemelte afsteunt. De beugel kan ook aan tijdelijke implantaten in het gehemelte bevestigd zijn. De eerste molaren worden met veren of schroeven naar achteren bewogen. De beugel wordt ook molar distalizer genoemd.

Distaliseren

In de gebitsboog naar achteren bewegen van gebitselement.

Disto-occlusie

Ondergebitselementen staan ten opzichte van het bovengebitselementen in voor-achterwaarste zin te ver naar achteren. Wordt ook Klasse II-occlusie genoemd.

Distractie

Procedure waarbij een kaak na het chirurgisch doorzagen van de buitenste botlaag met in het bot bevestigde schroeven en een uitdraaimechanisme wordt verlengd. Wordt ook wel distractie-osteogenese of osteodistractie genoemd.

Divergent

Grote voorste onderste gezichtshoogte. Meestal is de onderkaak hierbij omlaag en naar achteren gedraaid.

DMO

Dento-Maxillaire Orthopedie, het deelvakgebied van de tandheelkunde dat zich bezig houdt met het verbeteren van de stand van gebitselementen en kaken door middel van beugels. Wordt tegenwoordig meestal orthodontie genoemd.

Doctor

Iemand die na het doen van onderzoek en het schrijven en verdedigen van het onderzoeksverslag (academisch proefschrift of dissertatie) de hoogste academische graad (doctoraat) in zijn studierichting heeft behaald. De titel doctor wordt vaak tot dr. afgekort.

Documentatie

Het materiaal en de informatie die de orthodontist gebruikt voor het diagnosticeren van de orthodontische afwijking en het plannen van een beugelbehandeling. De documentatie bestaat onder meer uit de medische en tandheelkundige gegevens van de patiënt, foto’s en röntgenfoto’s van de kaken en het gebit en gebitsmodellen. Met behulp van de documentatie kunnen ook de voortgang en het resultaat van een orthodontische behandeling worden beoordeeld.

Doe-het-zelf beugel

Doorzichtig plastic hoesje of bitje (aligner) waarmee thuis zelf een orthodontische behandeling kan worden uitgevoerd. Na het zelf maken van een foto van het gebit of het zelf maken van een gebitsafdruk wordt een serie bitjes naar huis opgestuurd.

Doligocefaal

Antropologische aanduiding voor een smalle schedel.

Doorbraak

Het door het tandvlees doorbreken van een tan of kies.

Doorbraakleeftijd

De leeftijd die wordt bepaald door het aantal doorgebroken tanden en kiezen.

Doorverwijzing

Een verwijzing of doorverwijzing in de zorgverlening houdt in dat een zorgverlener een patiënt naar een andere zorgverlener doorstuurt. In het geval een tandarts een patiënt naar een collega tandarts doorstuurt, wordt dit horizontale verwijzing genoemd. Wanneer een tandarts een patiënt naar een specialist verwijst, heet dit verticale verwijzing. Na consultatie, onderzoek en/of behandeling door de zorgverlener naar wie de patiënt is verwezen vindt terugverwijzing naar de verwijzer plaats.

Doppelplatte mit Oberkieferspornführung

Modificatie van de activator van Andresen volgens de Bonnse orthodontist professor dr. Gerhard Müller. De beugel is een variant op de Vorbiss-Doppelplatte van professor dr. A.M.Schwartz. De Doppelplatte bestaat uit uitneembare onder- en bovenbeugels die niet aan elkaar vastzitten. Aan de zijkant liggen roestvrij staaldraden van de bovenbeugel tegen de binnenzijde van de onderbeugel aan. Hierdoor worden de onderbeugel en de onderkaak naar voren gehouden. De orthodontisten professor Franz Günter Sander (1943-2012) en William J. Clark hebben op basis van het ontwerp van de Vorbiss-Doppelplatte ook modificaties van de beugel geïntroduceerd, resp. Vorschubdoppelplatte en twin-block.

Dorsaal

Aan of naar de rugzijde.

Double tube

Attachment met twee buizen dat op een kies kan worden bevestigd. In de openingen van de buizen kunnen bogen, boogdelen (sectionals), een lipbumper of een facebow worden geplaatst.

Downs

De Amerikaanse orthodontist William B. Downs (1899-1966) introduceerde in 1948 de Downs-amalyse, de eerste cefalometrische analyse op het gebied van de orthodontie. De analyse geeft een indruk van het groeipatroon van het gezicht. Deze wordt tevens grafisch weergegeven in een ‘wiggleogram’.

DP (dubbele propositie)

Situatie waarbij de onder- en boventanden zich relatief ver naar voren in het gezicht bevinden.

Dr.

Afkorting van doctor. Iemand die na het doen van onderzoek en het schrijven en verdedigen van een onderzoeksverslag (academisch proefschrift of dissertatie) de hoogste academische graad (doctoraat) in een studierichting heeft behaald.

Draadkniptang

Tang om bij vastzittende beugels bogen mee door te knippen.

Driedimensionaal printmodel

In kunststof geprinte kopie van het gebit. Het driedimensionale printmodel is gemaakt nadat het via scannen van gebit, afdruk of model in gips in de computer is opgeslagen.  Een driedimensionaal printmodel wordt ook printmodel genoemd.

Driedimensionale schroef

Schroef in uitneembare apparatuur die in drie richtingen kan worden uitgedraaid. Wordt ook multisectorenschroef genoemd.

Driepuntstang

Tang met bek met drie uiteinden.

Drukplek

Pijnlijke zweer door druk van een beugel of prothetische voorziening. Wordt ook wel drukplaats, druknecrose of drukulcus genoemd.

Drukzijde

Kant van de wortel van een gebitselement dat orthodontisch naar het alveolaire bot toe wordt bewogen. Wordt ook pressure side genoemd.

Dryfield

Systeem van hulpmiddelen om tijdens het plaatsen van brackets de mond open en de lippen, wangen en tong van het gebit weg te houden.

Dubbelblind onderzoek

Een wetenschappelijk onderzoek waarbij de proefpersoon noch de onderzoeker gedurende het experiment weet wie tot de experimentele groep en tot de controlegroep behoort.

Dubbele propositie (DP)

Situatie waarbij de onder- en boventanden relatief zich relatief ver naar voren in het gezicht bevinden.

Ducovator

Activator, ontwikkeld door de Hoogeveense orthodontist Duco Schotborgh.

Ductus

Buis of kanaal.

Duimzuigen

Gewoonte die er toe kan leiden dat de voortanden te ver naar voren en de ondertanden te ver naar achter kunnen gaan staan (overbeet). Daarnaast kunnen de voortanden door duimzuigen in verticale zin ook verder van elkaar af komen te staan (open beet).

Dummy

Kunsttandgedeelte van een brug.

Dwangbeet

Afwijkende sluitingsbeweging van de onderkaak als gevolg van een verkeerde stand van onder- en/of boven gebitselement(en).

Dynamax activator

Tweedelige activator met high-pull headgear, ontwikkeld door de Engelse orthodontist Neville Bass. Het bovenste deel van de beugel is uitneembaar en heeft aan de binnenzijde metalen lussen die aan de voorkant tegen de binnenzijde van het uitneembare of vastzittende ondergedeelte aanliggen. Hierdoor wordt het ondergedeelte van de beugel en de onderkaak naar voren gehouden.

Dynamische occlusie

In de tandheelkunde wordt met articulatie bedoeld: elk glijdend contact tussen tanden en kiezen van de onder- bovenkaak. Wordt ook articulatie genoemd.

Dysgnathie

Afwijkende kaakstand.

Dysostosis

Gestoorde botontwikkeling.

Dysostosis cleidocranialis

Gestoorde ontwikkeling van schedel- sleutelbeenderen. De aangeboren afwijking wordt ook wel syndroom van Marie Sainton genoemd.

Dysostosis craniofacialis

Gestoorde ontwikkeling van schedelbeenderen als gevolg van vroegtijdige verbening van schedelnaden. De erfelijke aandoening wordt ook wel syndroom van Crouzon genoemd.

Dysostosis mandibulofacialis

Gestoorde ontwikkeling van aangezichtsbeenderen, in het bijzonder van de onderkaak. Wordt ook wel aangeduid met de term vogelgezicht. De aangeboren gelaatsaandoening wordt tevens vaak gekenmerkt door laag staande buitenste ooghoeken, een open gehemelte (schisis) en onderontwikkelde oorschelpen. De aandoening wordt ook wel syndroom van Treacher Collins genoemd.

Dysostosis maxillofacialis

Gestoorde ontwikkeling van jukboog en bovenkaak met terugliggend middengezicht. De erfelijke aandoening wordt ook wel syndroom van Peters-Hövels genoemd.

Dystopie

Abnormale ligging van een tandkiem.

E-lijn

De E-lijn (E-line, E-plane of Esthetic line)  is door de Amerikaanse orthodontist professor Robert M. Ricketts Reed A. (1920-2003) voor de analyse van het weke delen profiel van het gezicht geïntroduceerd. De lijn loopt tussen de voorzijden van de neus en de kin. De boven- en onderlip moeten 4 en 2 mm achter de lijn liggen. De lijn is afhankelijk van de leeftijd, omdat de lippen met de leeftijd meer naar achteren komen te liggen.

EBO

European Board of Orthodontics. Organisatie die namens de European Orthodontic Society (EOS) door middel van examens certificering van orthodontisten regelt.

Ectoderm

Het buitenste kiemblad van een embryo. Uit het ectoderm ontstaan de huid en het zenuwstelsel.

Ectodermale dysplasie

Erfelijke aandoening waarbij er sprake is van een aanlegstoornis in de groei en ontwikkeling van het ectoderm. De weefsels die uit dit embryoweefsel ontstaan, de huid en het zenuwstelsel, zijn daarbij aangedaan. Ook kunnen er gebitselementen ontbreken.

Ectopisch

Op een andere plaats dan normaal.

Ectostematisch, ectosteem

Buiten de gebitsboog.

Edentaat

Tandeloos.

Edgewise beugel

Vastzittende beugel met edgewise brackets die in 1928 door de Amerikaanse orthodontist Edward Angle geïntroduceerd is. De meeste huidige vaste beugels zijn hier op gebaseerd.

Edgewise bracket

Slotje van een edgewise vastzittende beugel. De slotopeningen van deze brackets vertonen in tegenstelling tot straightwire slotjes geen ingebouwde angulatie en inclinatie. Het slotje wordt daarom ook wel standaard edgewise bracket genoemd.

Edgewise tang

Tang om bogen van vastzittende beugels mee te kunnen buigen.

Eenheid

Een door het orthodontisch laboratorium gebruikte benaming voor een anker of draaddeel van een uitneembare beugel.

Eerste wisselfase

Periode in de gebitsontwikkeling waarin de eerste grote blijvende kiezen doorbreken en de snijtanden wisselen. Deze fase start meestal rond 6 jaar.

EFOSA

European Federation of Orthodontic Specialists Association. Europese federatie van nationale orthodontisten organisaties. Voor Nederland is lid de Nederlandse Vereniging van Orthodontisten (NVvO).

Ehlers-Danlos (EDS)

Het syndroom van Ehlers-Danlos (EDS) is een erfelijke aandoening met als belangrijkste kenmerk een stoornis in de aanleg van bindweefsel. Hierdoor kan het bindweefsel van gewrichten en tandwortelvlies verzwakt zijn.

Eigen bijdrage

De bijdrage die zorggebruikers zelf voor zorgverlening moeten betalen, voordat de zorgverzekeraar de kosten vergoedt.

Eigen risico

Het drempelbedrag dat zorggebruikers zelf eerst moet betalen voordat de zorgverzekeraar de kosten voor zorgverlening vergoed.

Eilandjes van Malassez

Epitheelresten van de schede van Hertwig die voor de vorming van het parodontale ligament zorgen.

Elasticiteit

De eigenschap van een weefsel of materiaal om de door een kracht veroorzaakte vervorming geheel of gedeeltelijk op te heffen.

Elasticiteitsmodulus E

Een maat voor de stijfheid of starheid van een materiaal. Bij dezelfde belasting vervormt een materiaal met een hoge elasticiteitsmodulus minder dan dat met een lage modulus. De elasticiteitsmodulus E is de aangebrachte rekspanning gedeeld door de relatieve lengteverandering (rek) en wordt uitgedrukt in N/m2 of Pa. Andere benamingen voor elasticitietsmodulus E zijn Youngs modulus en E-modulus.

Elastiek

Hulpmiddel voor het verplaatsen van gebitselementen bij een vastzittende beugel. De naam is ook van toepassing op het kleine elastiekje dat voor het vastzetten van een boog in een bracket wordt gebruikt (elastisch ligatuur of module).

Elastiek door de beet

Elastiek dat van de onder- en boven vastzittende beugel tussen de onder- en bovenkiezen door loopt.

Elastisch ligatuur

Klein elastiekje voor het bevestigen van een boog in een bracket bij een vastzittende beugel. Wordt ook wel module of elastiekje genoemd.

Elastomeer

Synthetisch polymeer (elastiek) met rubberachtige eigenschappen dat zijn oorspronkelijke vorm na verwijdering van een externe belasting weer aaneemt zolang de mate van belasting binnen  bepaalde grenzen blijft.

Electronische chip

Chip in uitneembare beugel om de therapietrouw van de patiënt bij het dragen ervan te meten.

ELSAA

Expansion and Labial Segment Alignment Appliance. Het is een uitneembare bovenbeugel met een protrusieveer en opbeet achter de voortanden, Adamsankers op de eerste premolaren en eerste molaren en een expansieschroef. De beugel wordt gebruikt om de bovenvoortanden naar voren te duwen, de boventandboog te verbreden en de beet te lichten.

Embrasure

Driehoekige ruimte begrensd door de kronen van twee aanliggende gebitselementen en het tandvlees.

En face

Van voren. Wordt ook de face genoemd.

Enchondrale verbening

Botvorming waarbij kraakbeen (chondros) door bot vervangen wordt.

End-to-end

Recht op elkaar.

Endo-occlusie

Binnenbeet.

Endocraniaal

Binnen de schedel.

Endoderm

Het binnenste kiemblad van een embryo. Uit het endoderm ontstaan het spijsverteringsstelsel en de inwendige organen.

Endodontische behandeling, endo

Wortelkanaalbehandeling.

Endodontoloog, tandarts-endodontoloog

Tandarts met een speciale opleiding (differentiatie) die op het uitvoeren complexe wortelkanaalbehandelingen gericht is.

Enucleatie

Chirurgische verwijdering van een tandkiem. Wordt ook germectomie genoemd.

Enuresis nocturna

Bedplassen.

EOS

European Orthodontic Society (EOS), de Europese wetenschappelijke beroepsvereniging van orthodontisten.

Epitheel

Weefsel dat het lichaamsoppervlak bedekt.

Epulis

Uitgroei van tandvlees.

Erasmus postgraduate program in orthodontics

Europees postacademisch opleidingsprogramma voor orthodontisten dat op initiatief van de Nijmeegse hoogleraar Frans F.P.G.M van der Linden van 1990 tot 1992 is uitgevoerd.

Ergonomie

De studie van verbetering van de werkomstandigheden, zoals de lichaamshouding van zorgverleners en hun medewerkers.

Erosie

Verlies van tandmateriaal door afslijting (attritie) of oplossing door zure vloeistoffen.

Eruptie

Het natuurlijke gebitsontwikkelingsproces waarbij tanden en kiezen vanuit de kaak in de mond groeien.

Essix

Dun, doorzichtig plastic materiaal.

Essix retainer

Een dunne, doorzichtige plastic hoes die precies over het onder- of bovenfront past en die het eindresultaat van een orthodontische behandeling zo goed mogelijk vasthoudt. Het retentie-apparaat is door de Amerikaanse orthodontist J.J. Sheridan geïntroduceerd.

Esthetic bend

Kleine verbuiging in de boog tijdens de eindfase van een behandeling met een vastzittende beugel. Een dergelijke verbuiging maakt deel uit van artistic posioning en wordt ook wel artistic bend genoemd. Meestal is het een second-order bend ter plaatse van de voortanden.

Esthetiek

Schoonheid.

Etsbrug

Een kunsttand die met behulp van de etstechniek aan de naastliggende gebitselementen is bevestigd.

Etsen

Het glazuuroppervlak met behulp van een zure substantie (etsgel of etsvloeistof) opruwen, zodat de lijm waarmee een slotje op een gebitselement wordt geplakt hecht.

Etsgel

Zure gel voor het opruwen van het glazuuroppervlak van een gebitselement, zodat de lijm waarmee een slotje op een gebitselement wordt geplakt hecht.

Etsvloeistof

Zure vloeistof voor het opruwen van het glazuuroppervlak van een gebitselement, zodat de lijm waarmee een slotje op een gebitselement wordt geplakt hecht.

Eugnathie

Goede kaakstand.

Eureka spring

Een in 1996 door John DeVicenzo en Steve Prince geïntroduceerd Herbst-achtig telescopisch scharnier dat bij een vastzittende beugel aan de eerste bovenmolaar bevestigd is en onder om de boog distaal tegen de bracket van de hoektand aanligt. Het scharnier houdt de onderkaak in een voorwaartse stand.

European Journal of Orthodontics (Eur J Orthod of EJO)

Internationaal wetenschappelijk orthodontisch tijdschrift, dat door de European Orthodontic Society wordt uitgegeven.

EVAA

Kleine activator die tegelijkertijd tijdens behandeling met een vastzittende beugel kan worden gebruikt. De beugel is door de Heerenveense orthodontist Bernard Akkerman ontworpen. EVAA is een acroniem van Experimentele Vaste Apparatuur Activator.

Eversie

Naar voren gekipte stand van voortanden. Wordt ook wel labioversie, labio-inclinatie of proclinatie genoemd.

Evidence-based medicine

Medische diagnostiek en behandelingen waarvan het nut op basis van wetenschappelijk onderzoek onomstotelijk is aangetoond.

Exo-occlusie

Kleine of grote bovenkies bijt te ver naar buiten ten opzichte van kiezen in de tegenoverliggende gebitsboog. Wordt ook buitenbeet genoemd.

Expansie

Het verbreden van kaak en gebit.

Expansieschroef

Schroef in een beugel die kan worden uitgedraaid voor het verbreden van kaak en gebit.

Expansiesleutel

Metalen staafje met handvatgedeelte waarmee de schroef in een beugel kan worden verdraaid.

Extractie

Het trekken van een tand of kies.

Extractie diasteem

Ruimte die overblijft tussen gebitselementen na het trekken van een gebitselement.

Extraorale tractie

Buitenbeugel.

Extrusie

Orthodontische tandverplaatsing waarbij een gebitselement uit de tandkas wordt geduwd.

Eyelet

Klein oogje dat op een tand of kies wordt bevestigd om er een ligatuur aan vast te kunnen maken.

Face mask

Buitenbeugel die op het gezicht afsteunt. De beugel wordt ook wel Delaire, face mask, omgekeerde headgear of reverse-headgear genoemd.

Face shield

Transparant scherm voor het gezicht van orthodontische zorgverleners ter bescherming tegen besmettingen bij onderzoek en behandeling van patiënten. Meestal zijn de schermen zo gemaakt dat ze over een bril kunnen worden gedragen. Wordt ook gezichtsscherm of gelaatsscherm genoemd.

Facebow

Metalen draden waar een buitenbeugel aan kan worden vastgemaakt. Het gedeelte in de mond wordt de binnenboog genoemd. Het deel buiten de mond is de buitenboog.

Facebow etui

Etui voor het opbergen van een facebow.

Facebowregistratie

Het vastleggen van de relatie van de boventandboog ten opzichte van de intercondylaire as of de scharnieras van de onderkaak en het Frankfurter Horizontale oriëntatievlak.

Faciaal vlak

Lijn door de cefalometrische punten Nasion (N) en Pogonion (Po) op een laterale schedelröntgenfoto.

Facial animation

Levendigheid en expressie van het gezicht.

Faciale hoek

De hoek tussen de Frankfurter Horizontale (FH) en de cefalometrische punten Nasion (N) en Pogonion (Po) op een laterale schedelröntgenfoto. Gemiddeld is de hoek 90º. Een kleinere hoek vormt een aanwijzing voor een verticale groeirichting van het gezicht en een Klasse II neiging. Een grotere hoek is een indicatie voor een horizontaal groeipatroon van het gezicht en een Klasse III neiging.

Facies

Gezicht.

Facing

Tandkleurig schildje van composiet of porselein dat door de tandarts op een tand kan worden geplakt om afwijkingen in de vorm van het gebitselement te camoufleren.

Farynx

Keelholte.

Fauchard

Pierre Fauchard was een Franse tandarts (1678-1761), die wordt beschouwd als de grondlegger van de huidige tandheelkunde. Beschreef in zijn standaardwerk Le chirurgien dentiste (1746) een beugel om het bovengebit te verbreden (‘bandelette’).

FDI

Fédération Dentaire Internationale. Internationale vereniging van tandartsen die in 1900 in Parijs door de Franse tandarts Charles Godon is opgericht.

Federatie Medisch Specialisten

Landelijke vereniging van medisch specialisten.

Federbügel-Aktivator

Kleine in 1955 door de Duitse orthodontist Werner geïntroduceerde activator. De uitneembare beugel is aan de voorzijde helemaal open. De Weense orthodontist professor dr. A.M. Schwarz heeft een modificatie van de beugel ontworpen.

Fenestratie

Deel van de tandkas waarbij het bot plaatselijk ontbreekt en de wortel van een gebitselement niet door bot wordt bedekt. Wordt ook wel botfenestratie genoemd.

FFP-masker

Mondneusmasker (halfgelaatsmasker) dat voldoet een bepaalde beschermingsklasse. FFP staat hierbij voor Filtering Facepiece Particles. Het is een gecertificeerd soort ademhalingsbeschermingsmasker dat dient ter bescherming tegen stofdeeltjes en tegen verschillende virussen in de lucht. Oplopend in werkzaamheid van filtering van deze maskers wordt onderscheid gemaakt in drie klassen, namelijk FFP1, FFP2 en FFP3. FFP2 en FFP3 maskers bieden bescherming tegen griepvirussen.

Fiberotomie

Chirurgische procedure waarbij na afloop van een beugelbehandeling de bindweefselvezels in het tandvlees rondom de wortel van een gebitselement worden doorgesneden. De behandeling is er op gericht het gebitselement zo goed mogelijk in de gecorrigeerde positie vast te houden en recidief tegen te gaan.

Fibroblast

Cel die bindweefselvezels maakt.

Fibroma, fibroom

Goedaardig bindweefselgezwel.

Figure eight ligature

Dun metalen draadje die bij het plaatsen van een orthodontische boog in een edgewise of straightwire bracket in de vorm van een 8 wordt gebogen.

Finishing

Eindfase bij behandeling met een vastzittende beugel.

Finishing tang

Tang om kleine verbuigingen in bogen van vastzittende apparatuur in de mond aan te brengen. Wordt ook wel intra oral detailing tang genoemd.

First-order bend

Een in het horizontale vlak gebogen knik in een boog bij een vastzittende beugel. Andere benamingen zijn: offset, in-out bend en bayonet bend.

Fissura pterygomaxillaris

Ruimte tussen de processus pterygoideus van het wiggebeen (os sphenoidale) en de achterzijde van de bovenkaak. Deze heeft op laterale schedelröntgenfoto’s de vorm van een omgekeerde druppel. Het is een veelgebruikte structuur in de cefalometrie.

Fissuur

Groef in het kauwvlak van een kies.

Fissuurlak

Sealant. Composiet voor het opvullen van groefjes en putjes in de kauwvlakken van gebitselementen (sealen).

Fistel

Abnormale verbinding tussen een holte en de buitenwereld.

Fixatiemal

Op maat gemaakte mal om een spalk bij het plaatsen vast te houden.

Flap-operatie

Ingreep waarbij tandvlees om de wortel(s) van een gebitselement wordt losgemaakt en opzijgeschoven om ontstoken weefsel weg te kunnen halen en tandplaque en tandsteen te kunnen verwijderen.

Flip-Lock Herbst appliance

Een vastzittend functioneel apparaat dat bestaat uit banden om de eerste blijvende molaren. Boven zijn aan de labiale zijde van de banden Herbst-achtig telescoop kogelscharnieren bevestigd. Deze zijn onder via kogelscharnieren verbonden aan de voorzijde van staafjes die vanaf de banden om de eerste ondermolaren langs de premolaren naar voren lopen. De scharnieren houden de onderkaak in een voorwaartse stand en maken bewegingen van de onderkaak in drie dimensies mogelijk.

Floss

Tandzijde om de ruimte tussen gebitselementen te reinigen. Wordt ook wel dental floss genoemd.

Flossnaald

Plastic naald om (tand)floss onder een spalk (of brug) te leiden. Wordt ook wel brugnaald genoemd.

Flowable, flow

Dun vloeibaar.

Fluoride

Chemische verbinding met fluor. In de tandheelkunde worden fluoriden zoals natriumfluoride, natriumfluorofosfaat (SMFP), tinfluoride (SnF2) en aminfluoride gebruikt om het glazuur van tanden te versterken, het ontstaan van beginnend tandbederf tegen te gaan en de glazuur oplossende zuurvorming van bacteriën te remmen.

Fluoride applicatie

Het aanbrengen van fluoride op het glazuur van gebitselementen. Dit kan onder andere met behulp van een gebitslepel gevuld met fluoridegel. Fluoride kan ook door middel van een fluoridevloeistof (met een wattenstaafje) of een fluoridelak (met een borsteltje) worden aangebracht.

FMPA

Frankfort-mandibular plane angle. Deze in de cefalometrie veelgebruikte hoek tussen de Frankfurter Horizontale (FH) en de raaklijn aan de onderrand van de onderkaak en de symphysis mandibulae geeft aan hoe steil de onderkaaksrand ten opzichte van FH verloopt. De hoek is in 1948 door de Amerikaanse orthodontist William B. Downs (1899-1966) geïntroduceerd in de naar hem vernoemde cefalometrische analyse.

Follikel

Het losmazige bindweefsel dat de tandkiem omgeeft.

Fopspeen

Een kunststof zuigspeen zonder fles die bedoeld is om de zuigbehoefte van baby’s te bevredigen zonder ze voedsel of drinken te geven. Indien het gebruik van een fopspeen tot op oudere leeftijd wordt voortgezet kan dat er toe leiden dat de voortanden te ver naar voren en de ondertanden te ver naar achter kunnen gaan staan (overbeet). Daarnaast kunnen de voortanden in verticale zin ook verder van elkaar af komen te staan (open beet).

Foramen incisivum 

Opening in het midden van het bot aan de voorzijde van het gehemelte. Het is de opening voor de nervus incisivus.

Foramen magnum 

Achterhoofdsgat. Opening in de schedel waardoor het ruggenmerg de schedel verlaat en in het ruggenmergkanaal in de wervelkolom loopt.

Foramen mandibulae 

Opening in de binnenzijde van de linker en rechter opstijgende tak van de onderkaak. Het foramen mandibulae is de ingang van de canalis mandibulae en de opening voor de nervus alveolaris inferioris en arteria alveolaris inferioris.

Foramen mentale 

Opening in de buitenzijde van het linker en rechter horizontale gedeelte van de onderkaak onder de tweede premolaar. Het foramen mentale is het uiteinde van de canalis mandibulae en de opening voor de nervus mentalis en arteria mentalis.

Force gauge dynamometer

Instrument om de kracht van orthodontische veertjes, elastiekjes en chain te meten. Wordt ook krachtmeter genoemd.

Forceps

Tang.

Fordyce spots

Onschuldige ectopische talgkliertjes die zich manifesteren als kleine geelachtige vlekjes op onder meer het slijmvlies van de lippen en wangen. Vernoemd naar de Amerikaanse dermatoloog J.A. Fordyse (1858-1925), die deze vlekjes in 1896 voor het eerst beschreef.

Forsus

Herbst-achtig functionele beugel die aan de bogen van vastzittende apparatuur kan worden bevestigd. In de telescopische buizen bevinden zich drukveren. Boven zit de beugel met een pin in een molaarbuis vast. Onder steunen de buizen met een  metalen lus om de boog van de vastzittende apparatuur distaal tegen de brackets van de hoektanden aan. De beugel houdt de onderkaak naar voren.

Fosforzuur

Zuur dat als etsmiddel kan worden gebruikt. Vaak in een percentage van 38%. Wordt ook triwaterstoffosfaat of orthofosforzuur genoemd.

Fossa hypophysealis

Kom voor de hypophyse. De structuur maakt deel uit van de sella turcica. De voorzijde van de fossa hypophysealis wordt gebruikt bij de totale superpositie (cranial base registration). Omstreeks de leeftijd van 1 jaar vindt er geen groei meer plaats.

Fossa mandibularis

Kom van het slaapbeen (os temporale) voor het kaakkopje.

Fotografie

In de orthodontische praktijk worden digitale mond- en gezichtsfoto’s gebruikt bij de diagnostiek, het opstellen van het behandelplan en het vastleggen van het behandelresultaat.

Fractuur

Breuk.

Fränkel

Rolf Fränkel was een hoogleraar orthodontie in het voormalige Oost-Duitsland die in 1957 een bepaald type activator heeft geïntroduceerd. Officieel heet de beugel Funktionsregler (FR), maar meestal worden hij naar de bedenker professor dr. Fränkel genoemd. Er zijn 4 hoofduitvoeringen van deze beugel, de Fränkel I, II, III en IV.

Frankfurter Horizontale (FH)

Oriëntatievlak tussen de bovenkant van de uitwendige gehoorgang (porion) tot de onderrand van de oogkas (orbitale). Dit vlak wordt gebruikt bij het maken en beoordelen van foto’s en röntgenfoto’s van het gezicht. Het vlak is in 1882 op een antropologencongres in Frankfurt internationaal overeengekomen.

Free-way space

De verticale afstand tussen de onder- en bovengebitselementen bij ontspannen kauwspieren.

Frees, frais

Een hulpstuk dat in een hand- of hoekstuk kan worden geplaatst om plastic van beugels weg te slijpen.

Frenulectomie

Verwijdering van een (te groot) lipbandje.

Frenulum

Lipbandje.

Frenulum labialis inferioris

Onderlipbandje.

Frenulum labialis superioris

Bovenlipbandje.

Frenulum linguae

Tongriempje.

Frictie

Wrijving tussen boog en bracket bij vastzittende apparatuur.

Friction grip

Het vasthouden van boren of frezen in een hand- of hoekstuk.

Frog

De Frog is een beugel die aan metalen ringen (banden) om de eerste blijvende bovenkiezen en twee mini-implantaten in het gehemelte vastzit. De beugel wordt gebruikt om de eerste bovenmolaren met behulp van een schroef naar achteren te verplaatsen. De beugel kan in combinatie met vaste apparatuur worden gebruikt.

Front

Het gedeelte van het gebit waar zich de snijtanden en hoektanden (resp. incisieven en cuspidaten) bevinden.

Frontgeleiding

Situatie waarbij uitsluitend de onder- en bovenincisieven en/of de onder- en bovenhoektanden bij het naar voren schuiven van de onderkaak met elkaar in contact blijven.

Functionele apparatuur

Een beugel die de onderkaak naar voren houdt, zoals bijvoorbeeld een activator.

Functionele krachten

Krachten die ontstaan tijdens het dragen van functionele beugels.

Functionele matrix theorie

Een door de Amerikaanse tandarts en anatoom Melvin L. Moss (1923-2006) ontwikkelde theorie die suggereert dat de groei van het craniofaciale skelet primair door de functie van weke delen wordt beïnvloed.

Funktionsregler (FR)

Bepaald type activator ontworpen door de orthodontist professor dr. Rolf Fränkel uit het voormalige Oost-Duitsland. Officieel heet de beugel Funktionsregler (FR), maar meestal worden hij genoemd naar de bedenker van de beugel: Fränkel. Er zijn 3 hoofduitvoeringen van deze beugel, de Fränkel I, II, III en IV.

Funnel-shaped tube

Buis met trechtervormige opening.

Furcatie

Splitsing van wortel van gebitselement.

Fysiologisch

Door de natuur bepaald.

Fysiotherapeut

Een fysiotherapeut is een paramedische zorgverlener die patiënten met verschillende lichamelijke klachten oefeningen laat doen die onder de noemer fysiotherapie vallen. Deze discipline houdt zich bezig met de behandeling van klachten aan het steun- en bewegingsapparaat.

Gable bend

Een v-vormige knik in een boog van vastzittende apparatuur. Gable-bend wordt ook V-bend genoemd.

Gauge

Meetinstrument, bijvoorbeeld voor het meten van de afstand tussen twee gebitselementen.

Gebalanceerde geleiding

Situatie waarbij tussen onder- en boventanden en kiezen zowel aan de zijde waarnaar de onderkaak wordt geschoven als de andere kant contacten aanwezig zijn.

Gebitsbeschermer

Kunststof beugel die om het bovengebit aansluit om de tanden bij contactsporten te beschermen. Wordt ook mouth guard genoemd.

Gebitsboog

Tandboog.

Gebitselement

Tand of kies. Er zijn snijtanden, hoektanden, premolaren en molaren. De afzonderlijke gebitselementen worden genummerd volgens het door de FDI aangenomen two-digit system.

Gebitsleeftijd

De leeftijd die wordt bepaald door het aantal doorgebroken tanden en kiezen en de mate van verkalking van nog de niet doorgebroken gebitselementen.

Gebitsmodel

Driedimensionale kopie van het gebit in gips. Een andere benaming is gipsmodel. Er zijn ook gebitsmodellen die na scannen van gebit, afdruk of model in gips in de computer worden opgeslagen en op een beeldscherm bekeken of in kunststof geprint kunnen worden (driedimensionaal printmodel). Gebitsmodel wordt ook model genoemd.

Gebitsregulatie

Het verbeteren van de stand van het gebit met beugels.

Gecombineerde orthodontisch-chirurgische behandeling

Behandeling waarbij de stand van het gebit met een beugel wordt veranderd en (een deel of delen van) de kaak of kaken chirurgisch wordt verplaatst. Wordt ook orthodontisch-chirurgische behandeling genoemd.

Gedeeltelijke vastzittende apparatuur

Beugel die met brackets (slotjes) op de gebitselementen van de onderkaak of de bovenkaak vastzit. De beugel wordt ook wel partiële vastzittende apparatuur genoemd.

Gehemelte

Palatum.

Gehemelteplaat

Een plastic plaatje dat bij baby’s met schisis wordt gebruikt om de spleet af te sluiten. Het plaatje is bedoeld om het drinken te vergemakkelijken. Een ander doel van het plaatje is om de tong uit de spleet weg te houden en de spleet door de groei van bovenkaak, gehemelte en kaakwal kleiner te laten worden. Het plaatje wordt hiervoor regelmatig beslepen of vervangen. Gehemelteplaat wordt ook wel schisisplaat genoemd.

Geheugenmetaal

Metaal van nikkel-titanium met zeer elastische materiaaleigenschappen die ervoor zorgen dat het na vervorming zijn oorspronkelijk vorm weer aanneemt. Wordt ook wel superelastisch metaal genoemd.

Gel

Dik vloeibare vloeistof.

Gelaatshoogte, gezichtshoogte

De afstand tussen het diepste punt op de overgang tussen voorhoofd en neus (nasion) tot het onderste punt van de kin (menton). Wordt meestal voorste gelaatshoogte genoemd. Er wordt onderscheid gemaakt in een bovenste en onderste voorste gelaatshoogte. De bovenste voorste gelaatshoogte is de afstand tussen het voorste punt van het voorhoofd (glabella) en de columella. De onderste voorste gelaatshoogte wordt gevormd door de afstand tussen de columella en het onderste punt van de kin (menton). Bij röntgenologisch onderzoek van het benige profiel van het gezicht wordt de voorste gelaatshoogte gevormd door de afstand tussen de punten nasion (N) en menton (Me). Röntgenologisch is de bovenste voorste gelaatshoogte de afstand van nasion (N) tot spina nasalis anterior (SNA). De rontgenologische onderste voorste gelaatshoogte wordt gevormd door de afstand tussen spina nasalis anterior (SNA) en menton (Me). De achterste gezichthoogte is de afstand tussen de cefalometrische punten sella (S) en gonion Go).

Geminatie

Afwijkende vorm van gebitselement, waarbij er sprake is van een samengegroeide verdubbeling van een gebitselement.

George

Peter T. George is een Amerikaanse orthodontist die in 1985 de Nocturnal Airway Patency Appliance (NAPA) heeft geïntroduceerd, een van de eerste mandibulaire repositie-apparaten (MRA’s). Ook is hij de bedenker van de George Gauge, een beetvork voor het bepalen van de mate van voorwaartse verplaatsing van de onderkaak bij het vervaardigen van MRA’s en activator-achtige apparatuur.

Germectomie

Chirurgische verwijdering van een tandkiem. Wordt ook enucleatie genoemd.

Gezicht, gelaat

Facies.

Gezichtsfoto, gelaatsfoto

Gestandaardiseerde foto van het gezicht. In de orthodontie wordt vaak gebruik gemaakt van foto’s die van voren (en face) en van opzij (en profiel) genomen zijn. Deze worden gemaakt terwijl de patiënt in habituele occlusie en met een ontspannen houding van de lippen rechtop zit. Aanvullend worden er vaak gezichtsfoto’s van voren en schuin van voren gemaakt terwijl de patiënt lacht, om een indruk van de levendigheid en expressie van het gezicht (facial animation).

Gezichtsscherm, gelaatsscherm

Transparant scherm voor het gezicht van orthodontische zorgverleners ter bescherming tegen besmettingen bij onderzoek en behandeling van patiënten. Meestal zijn de schermen zo gemaakt dat ze over een bril kunnen worden gedragen. Wordt ook face shield genoemd.

GG-jumper

Uitneembare beugel ontworpen door de Hengelose orthodontist Gerrit Gelink. De beugel is een modificatie van de activator.

Gingiva

Tandvlees.

Gingiva Index

Score van de ernst van gingivitis bij tanden en kiezen.

Gingivaal

Aan de tandvleeszijde.

Gingivarecessie

Teruggetrokken tandvlees. Wordt ook wel recessie genoemd.

Gingivatransplantatie

Ingreep waarbij een deel van de gingiva verplaatst wordt.

Gingivectomie

Ingreep waarbij een deel van het tandvlees verwijderd wordt.

Gingivitis

Ontstoken tandvlees.

Gips

In de orthodontie wordt gips gebruikt om van de afgietsels van afdrukken van het gebit kopieën van het gebit (gebitsmodellen) te maken. Hiervoor wordt calciumsulfaat-poeder met water gemengd en in de afdrukken gegoten. Na uitharding is er een gebitsmodel ontstaan. Bij de verharding zet gips een heel klein beetje uit (hygroscopisch expansie). Er bestaat ook gips met een hogere hardheid (hardgips).

Gipsmodel

Driedimensionale kopie van het gebit in gips. Een andere benaming is gebitsmodel of model.

Glandula

Klier.

Glandula parotidea

Speekselklier die voor het oor ligt.

Glandula sublingualis

Speekselklier die onder de tong ligt.

Glandula submandibularis

Speekselklier die zich in de mondbodem bevindt.

Glandulae buccales

Kleine speekselkliertjes aan de binnenkant van de wangen.

Glandulae labiales

Kleine speekselkliertjes aan de binnenkant van de lippen.

Glandulae palatinae

Kleine speekselkliertjes van het gehemelte.

Glasionomeercement

Hechtmiddel voor het vastzetten van banden om kiezen. Het wordt sinds beginjaren 1970 gebruikt. Het bestaat uit een poeder en vloeistof die met elkaar vermengd worden. Het poeder is aluminiumsilicaatglas, de vloeistof is polyacrylzuur. Polyacrylzuur kan ook in gedroogde vorm in het poeder opgenomen zijn. In dat geval bestaat de vloeistof enkel uit water. Door toevoeging van lichthardende composietcomponenten ontstaat lichtuithardend glasionomeercement (LCGIC).

Glasplaat

Glazen plaat waarop poeder, vloeistof en pasta’s met een spatel kunnen worden gemengd.

Glazuur

Harde buitenste laag van de kroon van een gebitselement.

Glazuur-cementgrens

Overgang van kroon en wortel van een gebitselement.

Glazuurparel

Glazuurvormsel op het worteloppervlak van een gebitselement.

Gnathion (Gn)

Cefalometrisch referentiepunt op de kin tussen het voorste (pogonion) en onderste punt van de kin (menton).

Gnatholoog, tandarts-gnatholoog

Tandarts met een speciale opleiding (differentiatie) die op de diagnose en behandeling van pijn en problemen met kauwen gericht is.

Gnathos

Kaak.

Gnathoschisis

Kaakspleet.

Gold chain

Dun gouden kettinkje met een attachment dat door de kaakchirurg aan een geïmpacteerd gebitselement kan worden bevestigd. Het in de mond uitstekende deel van het kettinkje kan aan een beugel worden vastgemaakt om het element orthodontisch uit de kaak te bewegen.

Gonion (Go) 

Cefalometrisch referentiepunt dat op de kaakhoek wordt geconstrueerd door de bissectrice te trekken van de hoek gevormd door de raaklijnen aan de achterzijde van de opstijgende tak en de onderrand van de onderkaak.

Gonionhoek

Hoek tussen de onderrand en achterzijde van de onderkaak van opzij gezien. Wordt ook wel kaakhoek genoemd.

Goshgarian

Vastzittende metalen draad, ook wel transpalatal arch, TPA (transpalatal arch) of palatal bar genoemd. De draad loopt langs het gehemelte van de linker naar de rechter kies. Het hulpmiddel is vernoemd naar de uitvinder ervan, de Amerikaanse orthodontist Robert Goshgarian.

Groei-as

Lijn tussen de cefalometrische punten Sella (S) en Gnathion (Gn) op een laterale schedelröntgenfoto. In de Down-analyse is de hoek tussen de groei-as en de Frankfurter Horizontale (FH) een indicatie voor de groeirichting van de onderkaak. De groei-as wordt ook wel Y-as genoemd.

Groeirotatie

Richting van de groei van het gezicht, onderkaak en bovenkaak. Deze kunnen worden onderverdeeld in achterwaartse (verticale of clockwise) en voorwaartse (horizontale of counter-clockwise) groeirichting.

Groepsgeleiding

Situatie waarbij naast de hoektanden één of meer onder- en bovenpremolaren of molaren bij het zijwaarts schuiven van de onderkaak aan diezelfde (werkende of actieve) zijde met elkaar in contact blijven.

Gubernacular canal, gubernacular cord, gubernaculum kanaal

Bindweefselstrengetje tussen de wortelpunt van een melkgebitselement en de kiem van het blijvende gebitselement dat tijdens de wisseling op de plaats van het melkgebitselement gaat komen. Het is een overblijfsel dat na de embryonale ontwikkeling van het gebit uit de tandlijst achterblijft. Mogelijk bepaalt het strengetje (deels) de route die een blijvend gebitselement tijdens het vervangen van het melkelement in de kaak volgt.

Gummy smile

Situatie waarbij je als je lacht veel van het tandvlees laat zien.

H-lijn

De H-lijn (Harmony line of Holdaway) is door de Amerikaanse orthodontist Reed A. Holdaway (1917-2009) voor de analyse van het weke delen profiel van het gezicht geïntroduceerd. De lijn loopt tussen de voorzijden van de bovenlip en de kin.

Haakje

Haakje bij vastzittende apparatuur waar elastiek of power chain aan bevestigd kan worden. Wordt ook hook genoemd.

Haas-apparaat

Vastzittende beugel met een schroef waarmee in korte tijd de bovenkaak en het bovengebit kan worden verbreed door het openen van de schedelnaad (sutuur) in de bovenkaak. Deze behandeling heet snelle sutuurexpansie, rapid maxillary expansion (RME) of rapid palatal expansion (RPE). De beugel is een sutuurexpansie-apparaat. Bij de beugel wordt een klein gedeelte van het gehemelte met kunsthars bedekt. Patiënten noemen de beugel vaak een spin.

Habit breaker

Beugel om slechte mondgewoonten tegen te gaan, zoals bijvoorbeeld een tonghek.

Habituele mondademhaling

De gewoonte om in rust door de mond adem te halen.

Habituele occlusie

De occlusie waarbij de gebitselementen maximaal contact met elkaar hebben. Andere benamingen zijn maximale occlusie (MO) en intercuspid position (ICP).

Half-open activator

Activator die aan de voorzijde grotendeels open is en waarbij alleen het onderfront met kunsthars is overkapt.

Halitose

Slechte adem.

Handalcohol, handgel

Desinfecterende vloeistof of gel voor handontsmetting met 70 tot 99% alcohol.

Handpols(röntgen)foto

Röntgenfoto voor het bepalen van de resterende hoeveelheid (kaak)groei.

Handschoen

Ter bescherming tegen infecties dragen zorgverleners in de orthodontie handschoenen bij onderzoek en behandeling van patiënten. Deze zijn vaak in latex uitgevoerd. Er zijn ook handschoenen van nitrilbutadieenrubber (NBR, nitrilrubber of nitril). Deze handschoenen hebben als voordeel dat ze geen latexallergie kunnen veroorzaken. Verder zijn er handschoenen die van polyvinylchloride (PVC of vinyl) zijn gemaakt. In vergelijking met latex en nitril handschoenen zijn deze minder sterk. Er bestaan ook nog andere synthetische materialen waar handschoenen van kunnen worden gemaakt. Tevens kunnen handschoenen aan de binnenzijde van maïszetmeel poeder zijn voorzien om het aantrekken te vergemakkelijken. Er zijn gesteriliseerde en niet-gesteriliseerde handschoenen.

Handstuk

Tandheelkundige boormachine waarbij de boorschacht in de asrichting van het apparaat ligt.

Hansa-Platte

Modificatie van de activator van Andresen volgens de orthodontist dr. Asbjörn Hasund, hoogleraar te Hamburg. De beugel kan ook met een high-pull headgear worden gecombineerd.

Hard wire cutter

Tang om bogen van vastzittende beugels door te knippen.

Hardgips

Gips met een hogere hardheid.

Hardgipsmodel

Gebitsmodel van gips met een hogere hardheid. Bij een dergelijk model treden minder snel beschadigingen op. Een hardgipsmodel wordt ook stonemodel genoemd.

Harvard cement

Hechtmiddel voor het vastzetten van banden om kiezen. Het cement wordt sinds 1892 gebruikt en wordt ook wel zinkfosfaatcement genoemd. Het bestaat uit een poeder en vloeistof die met elkaar vermengd worden. Het poeder bestaat uit ongeveer 90% zinkoxide en 10% andere oxiden met als hoofdbestanddeel magnesiumoxide (8%). De vloeistof bevat ongeveer 40% fosforzuur, 35% water en verder nog zink- en aluminiumfosfaat.

Harvold

Professor Egil P. Harvold (1912–1992) was een uit Noorwegen afkomstige Amerikaanse orthodontist die een bekende cefalomtrische analyse heeft geïntroduceerd, de Harvold-analyse. Ook heeft hij een functioneel apparaat, de Harvold-activator, geïntroduceerd. Een door de Canadese orthodontist professor Donald G. Woodside (2017-2013) gemodificeerde versie van deze activator staat bekend als de Woodside of Harvold-Woodside activator.

Häupl

Professor Karl Häupl (1893-1960) was een Oostenrijke tandarts-parodontoloog die samen met de Deense orthodontist professor Viggo Andresen in 1936 een bekend tekstboek over functionele apparatuur heeft gepubliceerd. De hierin beschreven beugel is wereldwijd bekend als activator bekend geworden.

Hawley retainer

Uitneembare beugel met een metalen draad langs de voorzijde van de tanden, die ervoor bedoeld is om het eindresultaat van een behandeling zo goed mogelijk te behouden. Het retentie-apparaat is in 1919 door de Amerikaanse orthodontist Charles A. Hawley (1861–1929) geïntroduceerd.

HBV

Hepatitis B virus.

HCV

Hepatitis C virus.

Headcap

Petje op het hoofd dat aan de facebow van een buitenbeugel kan worden vastgemaakt. Wordt ook hoofdkapje genoemd.

Headgear

Buitenbeugel.

Headgear tube

Buisje van een beugel waarin het uiteinde de binnenboog van de facebow van een headgear geplaatst kan worden.

Headgear-activator

Combinatie van een buitenbeugel met petje op het hoofd en een activator.

Hellman

De Amerkaanse orthodontist professor Milo Hellman (1873-1947) was de grondlegger van het wetenschappelijke onderzoek naar de groei en ontwikkeling van het gebit en aangezicht. In 1935 introduceerde hij schedelmetingen en een classificatie van de gebitsontwikkeling voor de orthodontie.

Hemifaciale microsomie

Eenzijdige onderontwikkeling van de onderkaak. Ook andere delen van het gezicht kunnen aan dezelfde kant onderontwikkeld zijn, zoals bijvoorbeeld de bovenkaak en het oor.

Hemisectie

Splijten van gebitselement.

Hemostat

Pincet waarmee elastiekjes voor het vastzetten van een boog om brackets geplaatst kunnen worden. Het instrument wordt ook wel mosquito of Mathieu genoemd.

Herbst (scharnier)

Vastzittende beugel die met telescopische staafjes de onderkaak naar voren houdt. De beugel is in 1904 door de Duitse orthodontist Emil Herbst (1872-1940) uitgevonden. De beugel is in de jaren 1970 door Hans Pancherz, hoogleraar aan de universiteit van Giessen, opnieuw geïntroduceerd.

Herregistratie

Verlenging van de inschrijving als orthodontist in het BIG-register door de Registratiecommissie Tandheelkundige Specialismen (RTS) van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) voor een termijn van maximaal 5 jaar. Hiervoor is het vereist dat een orthodontist de voorgaande 5 jaar gemiddeld 2 dagen per week patiënten heeft behandeld, voldoende bij- en nascholing heeft gevolgd en aan het kwaliteitsprogramma van de Nederlandse Vereniging van Orthodontisten (NVvO) heeft deelgenomen.

Herren’s activator

Modificatie van de activator van Andresen volgens het ontwerp van de Bernse orthodontist professor Peter Herren. Bij deze uitvoering bevinden zich Adamsankers ter plaatse van de eerste bovenmolaren in de beugel.

Hersenschedel

Neurocranium. Het bestaat uit de volgende acht schedelbeenderen die de hersenen omvatten: os frontale, os ethmoidale, os sphenoidale, os occipitale, os temporale (2) en os parietale (2).

Hickam protractie apparaat

Buitenbeugel die op de kin en het achterhoofd afsteunt, vernoemd naar de Amerikaanse orthodontist John Hickam, de uitvinder van de beugel. De beugel wordt ook wel Hickam protractie headgear of Hickam genoemd.

High-pull headgear

Buitenbeugel met petje op het hoofd. Wordt ook wel pariëtale of occipital pull headgear genoemd.

Hilgers

James Hilgers, een Amerikaanse orthodontist die een veelgebruikte modificatie van de straightwire bracket van Andrews en een hieraan gerelateerde behandelingstechniek heeft geïntroduceerd. Tevens uitvinder van de pendulum, een beugel waarmee de blijvende grote bovenkiezen zonder buitenbeugel naar achteren kunnen worden verplaatst.

HIV

Humaan immunodeficiëntievirus.

HOB (Horizontale overbeet)

Voor-achterwaartse afstand tussen onder- en bovensnijtanden bij dichtbijten. Wordt ook wel sagittale overbeet (SOB), overbeet of overjet genoemd.

Hoekstuk

Tandheelkundige boormachine waarbij de boorschacht een hoek met de asrichting van het apparaat maakt.

Hoektandgeleiding, cuspidaatgeleiding

Situatie waarbij uitsluitend de onder- en bovenhoektanden aan de kant waarnaar de onderkaak zijwaarts wordt geschoven met elkaar in contact blijven. Andere termen hiervoor zijn cuspid guidance of canine protection.

Hofrath

Een Duitse kaakchirurg die in 1931 een methode om met behulp van een cefalostaat gestandaardiseerde schedelröntgenfoto’s te maken beschreef. In hetzelfde jaar introduceerde de Amerikaanse orthodontist Birdsall Holly Broadbent onafhankelijk van hem eenzelfde methode. Hofrath gebruikte de cefalostaat voor vooronderzoek bij operatieve correcties van de kaakstand. Broadbent paste de apparatuur toe voor lange termijn studies van de schedel- en kaakgroei en gebitsontwikkeling en publiceerde onder meer samen met zijn zoon orthodontist Birdsall Holly Broadbent jr. op basis daarvan de bekende ‘Bolton Standards’.

Holboltang

Tang waarbij de helften van de bek halfrond zijn en taps toelopen.

Hoofdboog

Relatief dikke metalen draad (boog of orthodontische boog) die in de slotjes en buizen van een vastzittende onder- of bovenbeugel wordt geplaatst. Naast de hoofdboog is er ook een dunnere boog in de slotjes aanwezig, bijvoorbeeld een torque boog. Wordt ook wel main arch genoemd.

Hoofdhouding

Positie van het hoofd in een hoofdhouder (cefalostaat) of tijdens het kijken in een spiegel.

Hoofdkapje

Petje op het hoofd dat aan de facebow van een buitenbeugel kan worden vastgemaakt. Wordt ook headcap genoemd.

Hoofdsteunzak

Papieren wegwerpzak die over de hoofdsteun van de stoel van de patiënt kan worden geschoven.

Hoofdsteunzak, hoofdzak

Disposable papieren zak om de hoofdsteun van de patiëntenstoel af te dekken.

Hook

Haakje bij vastzittende apparatuur waar elastiek of power chain aan bevestigd kan worden. Wordt ook haakje genoemd.

Horizontaal groeipatroon

Groeirichting van de onderkaak naar boven en naar voren.

Horizontale overbeet (HOB)

Voor-achterwaartse afstand tussen onder- en bovensnijtanden bij dichtbijten. Wordt ook wel sagittale overbeet (SOB), overbeet of overjet genoemd.

How tang

Instrument met licht gebogen bek en platte uiteinden om een boog bij een vastzittende beugel te plaatsen en te verwijderen.

Hyalinisatie

Op microscopisch niveau bekeken gebiedje met een gelei-achtige degeneratie van het wortelvlies (hyalinisatiezone), waardoor de wortel van een gebitselement tijdens een orthodontische tandverplaatsing aldaar tijdelijk niet verplaatst.

Hyalinisatieperiode

Periode tijdens de beginfase van een orthodontische tandverplaatsing, waarin een gebitselement niet of nauwelijks beweegt. De periode duurt zo’n 20 tot 30 dagen.

Hyoïd

Tongbeen. Wordt officieel os hyoideum genoemd.

Hypercementose

Verdikking van wortelcement.

Hypermobiliteit

Overmatige beweeglijkheid.

Hyperodontie

Boventallige gebitselementen.

Hyperplasie

Weefsel vergroting.

Hypertensie

Hoge bloeddruk.

Hypertrofie

Weefselvergroting.

Hypocalcificatie

Glazuur aanlegstoornis.

Hypodontie

Te weinig aangelegde gebitselementen.

Hypoplasie

Onderontwikkeling.

Hypopneu

Gedeeltelijke ademstop.

Hypotensie

Lage bloeddruk.

Hypotonie

Slapte.

Hyrax

Type schroef van een vastzittende beugel waarmee in korte tijd de bovenkaak en het bovengebit kan worden verbreed door het openen van de schedelnaad (sutuur) in de bovenkaak. Deze behandeling heet snelle sutuurexpansie, rapid maxillary expansion (RME) of rapid palatal expansion (RPE). Andere benamingen voor de beugel zijn: Biedermann en sutuurexpansie-apparaat. Patiënten noemen de beugel vaak een spin. De beugel zelf wordt ook vaak naar het type schroef met de naam Hyrax aangeduid.

ICON

Index of Complexity, Outcome and Need (ICON), een door de Engelsen Charles Daniels en Stephen Richmond ontwikkeld meetinstrument voor het vaststellen van de orthodontische behandelingsbehoefte. De index rangschikt deze behoefte op basis van de ernst van de malocclusie en het effect ervan op de gezondheid en de esthetiek van het gebit en het gezicht. Tevens wordt hierbij ook rekening gehouden met de moeilijkheidsgraad en het eindresultaat van een behandeling. Daarnaast kan met de index ook de effectiviteit van de behandeling worden bepaald.

Idiopathisch

Door een onbekende oorzaak.

IE

Internationale Eenheid. Maateenheid voor een hoeveelheid van een stof, gebaseerd op gemeten biologische activiteit.

IGJ

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Impactie

Situatie waarbij een gebitselement in de kaak blijft zitten.

Implantaat

Een metalen kunstwortel die in de kaak wordt geplaatst. Deze kan vervolgens worden voorzien van een kroon, brug, plaat- of frameprothese of een overkappingprothese (klikgebit). Er bestaan ook kleine implantaten die worden gebruikt voor krachten om gebitselementen en kaken orthodontisch te verplaatsen (orthodontische, mini-, of micro-implantaten).

Implantoloog, tandarts-implantoloog

Tandarts met een speciale opleiding (differentiatie) die op het plaatsen van implantaten gericht is.

Impression tray

Bakje dat om een tandboog past met een handvat. In het bakje kan afdrukmateriaal (meestal alginaat) worden gedaan voor het maken van een afdruk van het onder- of bovengebit. Wordt ook wel afdruklepel genoemd.

In-out bend

Een in het horizontale vlak gebogen knik in een boog bij een vastzittende beugel. Andere benamingen zijn: offset, first-order bend en bayonet bend.

Inbinden

Vastzetten van boog in bracket bij vastzittende beugel.

Incisaal

Aan de snijrandzijde van een tand.

Incisief

Snijtand.

Inclinatie

Asrichting van een gebitselement loodrecht ten opzichte van de kaakwal.

Incompetente lippen

Lippen die in rust geopend zijn.

Indirect bonding

Plakken van slotjes waarbij deze eerst van tevoren in een zo goed mogelijke stand op de gebitselementen van een gebitsmodel zijn geplaatst, waarna er een doorzichtig plastic hoesje om de tandboog van het model met de brackets wordt gemaakt. De slotjes worden daarna met behulp van het hoesje bij de patiënt met lichtuithardende composiet op de gebitselementen bevestigd.

Individuele lepel

Een voor de patiënt op maat gemaakte afdruklepel.

Infantiel slikgedrag, infantiel slikken

Wijze van slikken waarbij de tong net als bij een baby of klein kind tussen de tanden wordt gehouden. Wordt ook wel tongpersen genoemd.

Infaust

Ongunstig.

Inferior

Onder.

Informed consent

Schriftelijke toestemming van patiënt of diens wettelijke vertegenwoordiger voor diagnostische procedures en behandelingen.

Infraorbitale

Onderrand van de oogkas.

Infrapositie

Positie van een gebitselement waarbij het te weinig uitgegroeid is.

Inslijpen

Beslijpen van de kauwvlakken en snijranden van gebitselementen. De term wordt ook gebruikt voor het wegslijpen van plastic van uitneembare beugels (meestal activatoren) om gebitselementen de gelegenheid te geven verder door te groeien.

Insocken

Het spontaan naar elkaar toe bewegen van onder- en bovenkiezen na een orthodontische behandeling, zodat het onder- en bovengebit bij dichtbijten beter in elkaar gaat passen.

Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)

Overheidsinstantie die toezicht houdt op de gezondheidszorg.

Instrumententray

Serveerblad. Wordt ook wel tray genoemd.

Interceptieve behandeling

Behandeling om het ontstaan van een ongunstige gebitsontwikkeling te voorkomen.

Intercuspid position (ICP)

De occlusie waarbij de gebitselementen maximaal contact met elkaar hebben. Andere benamingen zijn habituele occlusie en maximale occlusie (MO).

Interdentaal

Tussen gebitselementen.

Interdentaal borsteltje, interdentaal ragertje

Klein borsteltje om het gebit en tandvlees achter de boog van een vastzittende beugel schoon te kunnen maken. Kan ook gebruikt worden om de ruimte tussen gebitselementen of onder een brug te reinigen. Interdentale borsteltjes worden ook wel ragertjes genoemd.

Interdentaal slikken

Gewoonte om tijdens het slikken de tong tussen de onder- en boventanden te houden.

Interdentale papil

Tandvlees tussen twee aanliggende tanden of kiezen. Wordt ook wel papil genoemd.

Interdigitatie

Het in elkaar passen van knobbels en groeven van de kleine en grote kiezen met die van de tegenoverliggende gebitsboog.

Interdisciplinaire tandheelkunde

Samenwerking tussen meerdere zorgverleners vanuit verschillende vakgebieden bij de diagnose en behandeling een patiënt. Deze vorm van samenwerking wordt ook wel multidisciplinaire tandheelkunde genoemd.

Interincisale hoek

De hoek tussen de assen van de centrale boven- en centrale onderincisieven op een laterale schedelröntgenfoto.

Intermaxillair

Tussen onder- en bovenkaak of onder- en bovengebit.

Intermaxillaire verankering

Wijze van verankering waarbij de weerstand van gebitselementen of structuren in de ene kaak wordt gebruikt om orthodontische tandverplaatsingen in de andere kaak te bewerkstelligen.

Intermitterende kracht

Kracht die slechts gedurende bepaalde perioden aanwezig is.

Interproximale boor

Boor voor het beslijpen van glazuur om ruimte ter plaatse van de contactpunten tussen twee tegen elkaar aangelegen gebitselementen maken (interproximale reductie).

Interproximale reductie (IPR)

Ruimte maken voor het in de rij zetten van het gebit. Hierbij worden gebitselementen door middel van slijpen of schuren iets smaller gemaakt. De procedure wordt ook wel strippen of slicen genoemd.

Interproximale strip, interproximale zaag

Dun schuurstripje voor het schuren van glazuur om ruimte ter plaatse van de contactpunten tussen twee tegen elkaar aangelegen gebitselementen maken (interproximale reductie).

Interrupted kracht

Kracht waarbij de krachtgrootte na korte tijd afneemt.

Intertransitionele periode

Periode in de gebitsontwikkeling tussen de eerste en tweede wisselfase. Deze fase wordt ook wel de rustfase genoemd. De intertransitionele periode is bij kinderen meestal van 9 tot 10 jaar.

Intra oral detailing tang

Tang om kleine verbuigingen in bogen van vastzittende apparatuur in de mond aan te brengen. Wordt ook wel finishing tang genoemd.

Intra-orale röntgenfoto

Röntgenfoto van een of een paar gebitselementen. Wordt ook wel tandfilm of solo genoemd.

Intramaxillaire verankering

Wijze van verankering waarbij de weerstand van gebitselementen of structuren in de kaak wordt gebruikt om orthodontische tandverplaatsingen in diezelfde kaak te bewerkstelligen.

Intramembraneuze verbening

Botvorming waarbij bot vanuit bindweefsel in de vorm van een band (desmos) wordt afgezet. Wordt ook desmale verbening genoemd.

Intraoraal

In de mond.

Intraorale scanner

Apparaat waarmee driedimensionale gebitsafdrukken kunnen worden gemaakt.

Intruderen, intrusie

Orthodontische tandverplaatsing waarbij een gebitselement in de tandkas wordt geduwd.

Inversie

Naar binnen gekipte stand van voortanden. Wordt ook wel linguoversie, palatoversie, retroversie, linguo-inclinatie, palato-inclinatie of retroclinatie genoemd.

Invisable retainer

Dun, doorzichtig plastic hoesje om het gebit na een orthodontische behandeling recht te houden. Het hoesje is uitneembaar en past op het boven- en/of ondergebit. Het is vrijwel niet te zien. Een invisable retainer wordt ook clear retainer genoemd.

IOTN

Index for Orthodontic Treatmen Need, een door de Engelse orthodontisten Stephen Richmond en William Shaw ontwikkeld meetinstrument voor het vaststellen van de orthodontische behandelingsbehoefte. De index rangschikt deze behoefte op basis van de ernst van de malocclusie en het effect ervan op de gezondheid en de esthetiek van het gebit en het gezicht.

IPR

Afkorting van interproximale reductie. Ruimte maken voor het in de rij zetten van het gebit. Hierbij worden gebitselementen door middel van slijpen of schuren iets smaller gemaakt. De procedure wordt ook wel strippen of slicen genoemd.

Isaacson-apparaat

Vastzittende beugel met een speciale veer (Minne expander) waarmee in korte tijd de bovenkaak en het bovengebit kan worden verbreed door het openen van de schedelnaad (sutuur) in de bovenkaak. Deze behandeling heet snelle sutuurexpansie, rapid maxillary expansion (RME) of rapid palatal expansion (RPE). De beugel is een sutuurexpansie-apparaat. Kunsthars maakt geen deel uit van de beugel. Patiënten noemen de beugel vaak een spin. De beugel wordt ook wel naar de veer Minne Expander genoemd.

ISO

International Organization for Standardization. Een internationale organisatie voor het opstellen en beheren van kwaliteitsmanagementsystemen.

IST

IST staat Intraoral Snoring Therapy Appliance. Het is een mandibulair repositie-apparaat dat bestaat uit uitneembare onder- en boven kunsthars platen die door middel van Herbst-achtig telescopische buisjes aan elkaar vastzitten. De beugel houdt de onderkaak in een voorwaartse stand. Het hulpmiddel is door de Duitse orthodontist professor dr. Rolf Hinz geïntroduceerd en wordt gebruikt voor de behandeling van snurken en het obstructieve slaapapneu syndroom (OSAS).

Ivoren Kruis

Nederlandse Vereniging voor Mondgezondheid. Vereniging van tandartsen en mondhygiënisten voor de bevordering van de mondgezondheid.

Izard

Dr. Gabriel Izard (1880-1975) was een Franse orthodontist die in 1930 een omvangrijk tekstboek over orthodontie schreef.

J-hook

Haakje aan de voorzijde van een boog van een vastzittende beugel voor de bevestiging van een buitenbeugel.

Jaraback tang

Instrument met rechte en spits toelopende bek met groeven om een in dwarsdoorsnede ronde boog van een vastzittende beugel te verbuigen. Vernoemd naar de Amerikaanse orthodontist professor Joseph R. Jarabak (1906–1989).

Jasper jumper

Een in 1987 door de Amerikaanse orthodontist James J. Jasper geïntroduceerd functioneel apparaat dat bestaat uit een met kunststof omhulde drukveer die bij een vastzittende beugel aan de eerste bovenmolaar en de onderhoektand vastzit. De veer houdt de onderkaak in een voorwaartse stand.

Jeugdreuma

Een chronische auto-immuunziekte door onbekende oorzaak bij een kind voor het zestiende levensjaar die één of meer gewrichten aan kan tasten met pijnklachten en beschadigingen van de gewrichten tot gevolg. Indien het kaakgewricht is aangedaan kan dit leiden tot groeiremming van de onderkaak en een ernstige Klasse II-malocclusie. De ziekte wordt ook wel juveniele idiopathische artritis (JIA) genoemd.

Jiggling

Almaar heen en weer of op en neer bewegen van een gebitselement.

Johnson tang

Tang met in elkaar passende holle en bolle bekuiteinden voor het contoureren van banden.

Jones jig

De Jones Jig is een beugel die bestaat uit een ronde staaldraad, waar een coil spring en een buisje omheen zit. De draad zit in een buis buccaal van de eerste blijvende bovenmolaar. Door het buisje met een ligatuur naar een bracket op de tweede premolaar te verplaatsen wordt het veertje op spanning gebracht en wordt de molaar orthodontisch naar achteren bewogen. De premolaren steunen net als bij een Nance holding arch met een pelotte tegen het gehemelte af.

Journal of Clinical Orthodontics (J Clin Orthod of JCO)

Internationaal klinisch georiënteerd orthodontisch tijdschrift.

Journal of Orofacial Orthopedics/Fortschritte der Kieferorthopädie (J Orofac Orthop)

Internationaal wetenschappelijk orthodontisch tijdschrift, dat door de Deutsche Gesellschaft für Kieferorthopädie e.V. (DGKFO) wordt uitgegeven.

Journal of Orthodontics (J Orthod)

Internationaal wetenschappelijk orthodontisch tijdschrift, dat door de British Orthodontic Society (BOS) wordt uitgegeven.

Journal of the World Federation of Orthodontists (JWFO)

Internationaal wetenschappelijk orthodontisch tijdschrift, dat door de World Federation of Orthodontists (WFO) wordt uitgegeven.

Jumping the bite

Een door de Amerikaanse orthodontist Norman W. Kingsley in 1877 geïntroduceerd orthodontisch behandelconcept, waarbij met een uitneembare bovenbeugel met een schuin verlopend vlak achter het bovenfront het onderfront en de onderkaak naar voren worden gedwongen. Hiermee wordt de ontwikkeling van het ondergebit en de groei van de onderkaak naar voren gestimuleerd. Op dit principe is de werkingswijze van functionele apparatuur gebaseerd.

Juveniele idiopathische artritis (JIA)

Een chronische auto-immuunziekte door onbekende oorzaak bij een kind voor het zestiende levensjaar die één of meer gewrichten aan kan tasten met pijnklachten en beschadigingen van de gewrichten tot gevolg. Indien het kaakgewricht is aangedaan kan dit leiden tot groeiremming van de onderkaak en een ernstige Klasse II-malocclusie. De ziekte wordt ook wel jeugdreuma genoemd.

Kaak

Gnathos.

Kaakchirurg

Tandarts en arts die een specialistenopleiding in de mondziekten en kaak- en aangezichtschirurgie aan de universiteit of academisch ziekenhuis heeft afgerond en in het BIG-register als kaakchirurg staat ingeschreven. De officiële naam luidt: Mond- Kaak- en Aangezichtschirurg of MKA-chirurg. Het vakgebied wordt vaak mondheelkunde genoemd.

Kaakfysiotherapeut

Fysiotherapeut die een speciale opleiding op het gebied van orofaciale fysiotherapie heeft gevolgd. Deze is er op gericht om klachten met betrekking tot het kaakgewricht, kauwspieren en andere spieren en functiestoornissen in het hoofd-, halsgebied door middel van oefentherapie te verminderen. De zorgverlener wordt ook orofaciaal fysiotherapeut genoemd.

Kaakgewricht

Temporomandibulair gewricht (TMG).

Kaakhoek

Hoek tussen de onderrand en achterzijde van de onderkaak van opzij gezien. Wordt ook wel gonionhoek genoemd.

Kaakkopje

Condylus.

Kaakorthopedie

Deelvakgebied van de orthodontie dat zich bezig houdt met het verbeteren van de stand van de kaken door middel van beugels.

Kaakrelatie

Onderlinge relatie tussen de onder- en bovenkaak. Wordt ook wel relatie genoemd.

Kaasmolaar

Kies met ernstige ontwikkelingsstoornis van het glazuur.

Kapfase

Stadium in de tandontwikkeling die ontstaat door groei van de tandknop. De tandkap bestaat uit een kap met een buitenlaag (buitenste tandepitheel), een binnenlaag (binnenste tandepitheel) en een centraal gedeelte met losmazig bindweefsel (stervormig reticulum of reticulum stellatum). Vanuit het mesenchym binnen de kap vormt zich de tandpapil. Door groei van de tandkap ontstaat er een tandklok.

Kastmodel

Zorgvuldig afgewerkte kopie van het gebit in gips, die wordt gebruikt voor orthodontische diagnostiek. Wordt ook studiemodel genoemd.

Kauwen

Proces in de mond waarbij voeding met behulp van kauwspieren door middel van de kiezen wordt fijngemalen. Bij dit proces worden speeksel met enzymen aan het voedsel toegevoegd.

Keelholte

Farynx.

Kegel-trechter mechanisme

Het tijdens de gebitsontwikkeling tot stand komen van de occlusie, waarbij de onder- en bovenkiezen op geleide van de in elkaar passende knobbels en groeven (fissuren) van de kauwvlakken ten opzichte van elkaar verplaatsen. Het begrip ‘kegel-trechter mechanisme’ is door de Nijmeegse hoogleraar orthodontie F.P.G.M. van der Linden geïntroduceerd en wordt ook wel met de term ‘rail-mechanisme’ aangeduid.

Kegeltand

Laterale bovenincisief met een spits toelopende, kegelvormige kroonvorm. Wordt ook wel peg shaped lateral genoemd.

Keles slider

De Keles Slider is een beugel die aan metalen ringen (banden) om de eerste blijvende bovenkiezen en eerste premolaren vastzit en met een pelotte tegen de voorzijde van het gehemelte afsteunt. De beugel wordt gebruikt om de eerste bovenmolaren met behulp van veren (coil springs) naar achteren te verplaatsen. De beugel kan in combinatie met vaste apparatuur worden gebruikt.

Kennisinstituut

Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten. Organisatie voor kwaliteitsverbetering van medisch-specialistische zorg in Nederland.

Keramische slotjes

Witte slotjes gemaakt van een soort glas (keramiek).

KEW-dossier

Een dossier volgens de Kernenergie Wet (KEW) met documenten die betrekking hebben op de röntgenapparatuur, zoals een risicoanalyse van de stralingsbelasting, een verklaring van deskundigheid, controle en onderhoud van de apparatuur, instructies voor het personeel en beschermende maatregelen.

Key ridge

Punt waar de voorste en achterste randen van de processus zygomaticus van de maxilla aan de onderzijde bij elkaar komen. Het punt wordt in de cefalometrie veel gebruikt.

Keystoning

Het zodanig schuin beslijpen van de approximale vlakken van ondersnijtanden dat de kroonvorm van de naast elkaar liggende gebitselementen recidiefneiging zoveel mogelijk tegengaat.

KIMO

Kennisinstituut Mondzorg. Landelijke oganisatie voor de ontwikkeling van op bewijs gebaseerde praktijkrichtlijnen in de mondzorg.

KIMS

Kennisinstituut van Medisch Specialisten, organisatie van de Federatie Medisch Specialisten voor kwaliteitsverbetering van medisch-specialistische zorg in Nederland.

Kindertandarts

Iemand die een speciale opleiding op het gebied van kindertandheelkunde heeft gevolgd. Vaak gaat het daarbij om angstige kinderen, jonge kinderen met veel gaatjes en kinderen met gedragsproblemen, lichamelijke of verstandelijke beperkingen of medische problematiek. Een kindertandarts wordt ook tandarts-pedodontoloog of pedodontoloog genoemd.

Kinetor

Een in 1951 geïntroduceerde modificatie van de activator van Andresen volgens het ontwerp van de Duitse orthodontist professor Hugo Stockfisch. Hierbij zijn de onder- en bovendelen van de beugel aan de wangzijde door middel van een flexibele, u-vormige, roestvrij staaldraad met elkaar verbonden. Tussen de onder- en bovendelen van de beugel bevinden zich flexibele plastic buisjes.

Kingsley

Norman Kingsley (1829-1913) was een Amerikaanse orthodontist die in 1877 de voorloper van de activator (blokbeugel) uitvond. Tevens was hij de auteur van een omvangrijk orthodontisch tekstboek.

Kinkap

Buitenbeugel die op de kin afsteunt.

Kinplastiek

Kaakchirurgische verplaatsing van de kin.

Klachtencommissie

Een door iedere zorgorganisatie in het kader van de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector verplicht samen te stellen externe commissie die klachten van patiënten over zorgverleners behandelt.

Klachtenfunctionaris

Bemiddelaar bij een klacht van een patiënt in het kader van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (WKKGZ). Deze functionaris kan onafhankelijke deskundigen raadplegen.

Klammer

Metalen draad waarmee een uitneembare beugel aan het gebit wordt vastgehouden. Wordt ook wel anker genoemd.

Klapper super spring

Een in 1999 door Lewis Klapper geïntroduceerde veerkrachtige kabel die bij een vastzittende beugel aan de eerste bovenmolaar bevestigd is en onder om de boog distaal tegen de bracket van de onderhoektand aanligt. De kabel houdt de onderkaak in een voorwaartse stand.

Klasse I-malocclusie

Gebitsafwijking waarbij het ondergebit en bovengebit in voor-achterwaarste zin goed ten opzichte van elkaar staan.

Klasse I-occlusie

Onder- en bovengebitselementen staan in voor-achterwaarste zin goed ten opzichte van elkaar. Wordt ook neutro-occlusie genoemd.

Klasse II-elastiek

Elastiekje dat bij een vastzittende beugel tussen de voorzijde van de bovenbeugel en de achterzijde van de onderbeugel wordt geplaatst.

Klasse II-occlusie

Het ondergebit staat ten opzichte van het bovengebit in voor-achterwaarste zin te ver naar achteren. Wordt ook disto-occlusie genoemd.

Klasse II/1-malocclusie

Gebitsafwijking waarbij het ondergebit ten opzichte van het bovengebit in voor-achterwaarste zin te ver naar achteren ligt.

Klasse II/2-malocclusie

Gebitsafwijking waarbij het ondergebit ten opzichte van het bovengebit in voor-achterwaarste zin te ver naar achteren ligt en waarbij de centrale bovenincisieven naar binnen gekipt staan. De gebitsafwijking wordt ook wel dekbeet genoemd.

Klasse II/2-malocclusie Type A

Klasse II/2-maloccusie met voldoende ruimte in het voorste deel van de boventandboog. Alle bovensnijtanden staan naar binnen gekipt.

Klasse II/2-malocclusie Type B

Klasse II/2-maloccusie met ruimtegebrek in het voorste deel van de boventandboog. De centrale bovenincisieven staan naar binnen gekipt. De laterale bovenincisieven staan naar buiten gekipt.

Klasse II/2-malocclusie Type C

Klasse II/2-maloccusie met ernstig ruimtegebrek in het voorste deel van de boventandboog. Alle bovensnijtanden staan naar binnen gekipt, terwijl de bovenhoektanden te ver naar buiten en naar voren staan.

Klasse III-elastiek

Elastiekje dat bij een vastzittende beugel tussen de achtervoorzijde van de bovenbeugel en de achterzijde van de onderbeugel wordt geplaatst.

Klasse III-malocclusie

Gebitsafwijking waarbij het ondergebit ten opzichte van het bovengebit in voor-achterwaarste zin te ver naar voren ligt.

Klasse III-occlusie

Het ondergebit staat ten opzichte van het bovengebit in voor-achterwaarste zin te ver naar voren. Wordt ook mesio-occlusie genoemd.

Kleurtablet

Tablet om plaque in de mond mee zichtbaar te maken. Wordt ook disclosing tablet genoemd. Er wordt ook wel kleurvloeistof of disclosing liquid gebruikt.

Klinisch onderzoek

Onderzoek van de patiënt in de behandelstoel zonder röntgenolische of andere extra onderzoekhulpmiddelen.

Klinisch orthodontisch onderzoek

Onderzoek zonder analyse van gebitsmodellen, röntgenfoto’s en foto’s.

Klinische kroon

Het in de mondholte zichtbare gedeelte van de kroon van een gebitselement.

Klinische visitatie

Onderdeel van het verplichte kwaliteitsprogramma van orthodontisten, waarbij de praktijk van een orthodontist een keer in de 5 jaar door een groep collega’s wordt bezocht. Tijdens een visitatie wordt de kwaliteit van behandelingsprocedures beoordeeld. Gekeken wordt naar de mate van tevredenheid van patiënten, de kwaliteit van behandelingen, het oordeel van verwijzende tandartsen en kaakchirurgen. Tevens worden lopende behandelingen van patiënten ter plekke geëvalueerd. Klinische visitatie wordt ook vaak visitatie genoemd.

Kloehn headgear

Buitenbeugel met een band in de nek. Vernoemd naar de Amerikaanse orthodontist Silas J. Kloehn (1902-1985) die de beugel in 1947 geïntroduceerd heeft. Wordt ook wel cervicale headgear, low-pull headgear of nekbeugel genoemd.

Klokfase

Stadium in de tandontwikkeling die ontstaat door groei van de tandkap tot de vorm van een klok.

KNMT

Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, de grootste landelijke beroepsvereniging van tandartsen en tandartsspecialisten.

Knobbel

Verhevenheid op het kauwvlak van een kies.

Knopanker

Metalen draadje met een uiteinde waarmee een uitneembare beugel aan het gebit wordt vastgehouden. Het uiteinde kan bolvormig gegoten (ball-ended) of een klein gebogen lusje zijn.

Knopfase

Stadium in de tandontwikkeling die bestaat uit een knopvormige uitstulpsel uit de tandlijst. Door groei van de tandknop ontstaat er een tandkap.

Kobayashi hook, Kobayashi tie, Koby

Haakje om een bracket, gebogen van een dun getwijnd metalen draadje bij een vastzittende beugel.

Koper ligatuur

Metaaldraad die getwijnd wordt om gebitselementen van elkaar te scheiden (separeren). De draad wordt in getwijnde vorm ook wel gebruikt om slotjes op gebitselementen die in de kaak liggen met een beugel te verbinden.

Koppel

Twee gelijk grote krachten die in een tegengestelde richting parallel aan elkaar op een gebitselement werken.

Korkhaus-bestek

Een setje met instrumenten voor het opmeten van gebitsmodellen bestaande uit een plastic symmetrieplaatje, een passer en een draaischijfje voor het bepalen van afmetingen van de tandbogen. Het setje is ontwikkeld door de Duitse orthodontist professor dr. dr. Gustav Korkhaus.

Krachtmeter

Instrument om de kracht van orthodontische veertjes, elastiekjes en chain te meten. Wordt ook force gauge dynamometer genoemd.

Krimpkous

Dun plastic laagje dat om een lipbumper kan worden geschoven en hier na verwarming strak omheen vastzit.

Kroon

Het gedeelte van een gebitselement dat zich buiten het tandvlees bevindt. Ook wel de naam voor een tandheelkundige voorziening die na het beslijpen van de kroon van een gebitselement hierop wordt geplaatst.

KROSS-retainer

Retentiespalk die van hoektand tot hoektand achter de voortanden wordt geplakt. De spalk wordt van tevoren op een gebitsmodel gemaakt. Bij het plaatsen van de spalk wordt gebruik gemaakt van een plastic plaat die op hetzelfde model is gemaakt en die de spalk in een zo goed mogelijke positie tegen de tanden houdt. De spalk is distaal van de hoektanden in de plaat bevestigd. Tijdens het vastzetten van de spalk bij de patiënt is er volledig zicht op de spalk ter plaatse van alle voortanden. Na vastzetten van de spalk op de snijtanden met composiet wordt de spalk halverwege de hoektanden doorgeknipt en wordt de plaat verwijderd. Hierna worden de hoektanden met composiet aan de spalk vastgezet. De KROSS-retainer is ontwikkeld door de Amsterdamse orthodontist Rolf Koning.

Kruisbeet

Situatie waarbij kiezen van het bovengebit ten opzichte van kiezen van het ondergebit bij dichtbijten te ver naar binnen staan.

Kruisbeetelastiek

Elastiekje om de stand van kiezen van het ondergebit ten opzichte van het bovengebit bij een kruisbeet te verbeteren.

Krulstaartveer

Metalen draad in uitneembare beugel om gebitselementen in de tandboog te verplaatsen. Wordt ook posthoorn- of varkensstaartveer genoemd.

Kuijpers-Jagtman

Professor dr. Anne Marie Kuijpers-Jagtman is een bekende Nijmeegse hoogleraar orthodontie. Zij heeft op landelijk en internationaal niveau veel voor het onderwijs en onderzoek op het gebied van de orthodontie betekend. Haar aandachtsgebied gaat in het bijzonder uit naar de diagnostiek en behandeling van patiënten met schisis (hazenlip), craniofaciale afwijkingen, driedimensionale beeldvorming en evidence based orthodontie.

Kunstfout

Fout van een arts, tandarts of paramedicus bij de diagnostiek of behandeling.

Kunsthars

Het plastic van een uitneembare beugel.

Kunsthars element

Kunststof gebitselement dat aan een beugel kan worden bevestigd om een afwezig gebitselement te vervangen. Wordt ook wel prothese element genoemd.

Kunstharsmodel

Gebitsmodel van plastic. Meestal wordt het met behulp van driedimensionale scans van het gebit of gebitsmodel vervaardigd. Bij een kunstharsmodel treden in vergelijking met gebitsmodellen van gips minder snel beschadigingen op.

Kwadrant

Een vierde gedeelte van het gebit. 1e kwadrant: rechtsboven, 2e kwadrant: linksboven, 3e kwadrant: linksonder, 4e kwadrant rechtsonder.

Kwaliteitsprogramma

Programma om de kwaliteit van de zorgverlening te waarborgen en waar orthodontisten verplicht aan mee moeten doen om als orthodontist in het BIG-register ingeschreven te kunnen blijven. Het programma omvat (klinische) visitatie, bij- en nascholing en certificering.

Kwastje

Instrument voor het aanbrengen van vloeibare ets en adhesief op gebitselementen of de basis van brackets  of buizen.

Labiaal

Aan de lipzijde.

Labiale boog

Metalen draad van een uitneembare beugel die voor de tanden langs loopt. Een doorlopende labiale boog loopt helemaal van de linker- naar de rechterzijde van het gebit. Een gedeelde labiale boog loopt alleen vanaf een kant van het gebit langs de voortanden.

Labio-inclinatie, labioversie

Naar voren gekipte stand van voortanden. Wordt ook eversie, labioversie of proclinatie genoemd.

Labiopositie

Voortanden staan naar voren. Wordt ook propositie genoemd.

Labium

Lip.

Laceback (ligatuur)

Roestvrij stalen draadje dat bij een vastzittende beugel van eerste molaar naar hoektand loopt. Lacebacks worden vooral bij de MBT behandelmethode van McLaughlin, Bennett en Trevisi toegepast.

Lachlijn

Verticale positie van de boventanden ten opzichte van de onderzijde van de bovenlip.

Lamina cribrosa

Mediaan gelegen, horizontale verlopend deel van het os ethmoidale dat deel van de voorste schedelbasis uitmaakt. Het bevat veel kleine gaatjes waarin reukzenuwvezeltjes (nervi olfactorii) lopen. Het endocraniale oppervlak van de lamina cribrosa wordt gebruikt bij de totale superpositie (cranial base registration). Omstreeks de leeftijd van 1 jaar vindt er geen groei meer plaats.

Lamina dentalis

Tandlijst. Een band van epitheelweefsel waaruit kiemen onstaan die de aanleg vormen van het ectodermale gedeelte van tanden (tandglazuur). Eerste aanleg van de gebitselementen in de zesde week na de conceptie.

Lamina dura

Compacte botlaag van de tandkas die tegen het wortelvliesl van een gebitselement aanligt.

Landkaarttong

Onschuldige, niet-besmettelijke aandoening, die wordt gekenmerkt door scherp begrensde witte en rode plekken op de tong. De vlekken kunnen in de loop van de tijd voortdurend van aspect en grootte veranderen en soms branderig of pijnlijk aanvoelen. Het is een onschuldige, niet-besmettelijke aandoening, die officieel lingua geographica of benigne migrerende glossitis wordt genoemd.

Larynx

Strottenhoofd.

Laserlassen

Een lastechniek waarbij metalen delen van een beugel met elkaar worden verbonden door ze met elkaar te versmelten door verhitting met een coherente bundel licht.

Lassen

Procedure waarmee door verhitting buizen en andere attachments op banden worden vastgezet.

Lateraal

Naar opzij of aan een zijde.

Laterale dwangbeet

Dwangbeet waarbij de onderkaak zijwaarts afglijdt.

Laterale incisief

Zijsnijtand.

Laterale schedelröntgenfoto (LS)

Röntgenfoto van het profiel van het gezicht, ook wel röntgenschedelprofielfoto (RSP) genoemd.

Laterognathie

Afwijkende positie van de kaak naar links of naar rechts.

Latex

Veelgebruikt natuurlijk rubber materiaal van elastiekjes bij vastzittende beugels. Ook de handschoenen van de behandelaar en medewerkers zijn vaak van latex gemaakt.

LC

Light-cured, lichtuithardend.

LCGIC

Light‐cured glass ionomer cement, lichtuithardend glasionomeercement.

Le Fort osteotomie

Chirurgische operatie waarbij (een deel van) de bovenkaak wordt verplaatst.

LED (uithardings)lamp

Lamp met licht-emitterende (LED) diodes voor het snel uitharden van composiet. Wordt ook wel uithardingslamp genoemd.

Leeway space

Verschil in voor-achterwaarste kroonafmetingen van de melkhoektanden en melkmolaren en die van de blijvende opvolgers.

Lege artis

Naar de regels van de kunst.

Lehman activator

Activator bedacht door de Nederlandse orthodontist dr. Ruud Lehman. De beugel kan ook met een high-pull headgear worden gecombineerd.

Leidraad Mondzorg Corona

Een onder auspiciën van de mondzorgkoepels KNMT, ANT, NVM-mondhygiënisten en ONT tot stand gekomen landelijke richtlijn van de Commissie Leidraad Mondzorg Corona. Met de erin opgenomen extra beschermingsmaatregelen tegen het besmettingsgevaar van het coronavirus kunnen mondzorgverleners, zoals orthodontisten, op verantwoorde en gepaste wijze zorg verlenen. De richtlijn is door het ministerie van VWS, het RIVM en de IGJ goedgekeurd.

Levelling

Tandverplaatsingen die er op gericht zijn om de snijranden en knobbels van alle tanden en kiezen van een gebitsboog in één verticaal vlak te laten komen liggen.

Licht schild

Oranje schild ter bescherming van de ogen tegen het licht van een uithardingslamp.

Licht uithardend composiet

Hechtmiddel voor het plakken van een bracket, buis, attachment of spalk dat uit onder de invloed van licht uithardt.

Licht uithardende lamp, lichtapparaat, uithardingslamp

Lamp om het hechtmiddel bij het plakken van een bracket, buis, attachment of spalk uit te harden.

Ligature cutter

Tang voor het doorknippen van dunne metalen draadjes (ligaturen).

Ligature director, ligature tucker

Penvormig instrument met uiteinden waarmee dunne metalen draadjes (ligaturen) kunnen worden weggebogen.

Ligature tang

Tang waarmee dunne metalen draden (ligaturen) kunnen worden getwijnd. Wordt ook wel naaldvoerder of naaldhouder genoemd.

Ligatuur

Dun metalen draadje.

Ligeren

Voorzien van een dun metalen draadje (ligatuur).

Lightwire

Vastzittende beugel waarbij kleine krachten gebruikt. De techniek maakt gebruik van Australisch draad en is gebaseerd op de beugel die in 1956 door de Australische orthodontist Begg geïntroduceerd is.

Lijm

Kleefmateriaal om brackets, buizen en attachments (slotjes) op tanden en kiezen te plakken. De officiële termen zijn: adhesief of bonding en composiet.

Lingua

Tong.

Lingua geografica

Landkaarttong. Onschuldige, niet-besmettelijke aandoening, die wordt gekenmerkt door scherp begrensde witte en rode plekken op de tong. De vlekken kunnen in de loop van de tijd voortdurend van aspect en grootte veranderen en soms branderig of pijnlijk aanvoelen. De aandoening wordt ook benigne migrerende glossitis genoemd.

Lingua villosa

Haartong. Verkleurde tong als gevolg van te lange of brede tongpapillen. De verkleuring kan van witgeel tot bruinzwart variëren en het kan lijken of er een laagje haar op de tong zit. Het is een pijnloze, onschuldige, niet-besmettelijke aandoening.

Linguaal

Aan de tongzijde.

Linguale apparatuur

Vastzittende beugel aan de binnenzijde van het gebit.

Linguale boog

Vastzittende beugel waarbij aan de binnenzijde van het ondergebit een metalen draad loopt.

Linguo-inclinatie, linguoversie

Naar binnen gekipte stand van voortanden. Wordt ook wel inversie, palatoversie, retroversie, palato-inclinatie of retroclinatie genoemd.

Linguopositie

Gebitselementen staan naar achteren. Wordt ook wel retropositie of palatopositie genoemd.

Lipbumper

Metalen draad die tussen de onderlip en het ondergebit loopt. Soms is de draad bedekt met een kunststof schild (pelotte) of dun plastic laagje (krimpkous).

Liphouder, lipretractor

Hulpmiddel voor het weghouden van de  lippen bij het maken van foto’s van het gebit.

Lipinterpositie

Onderlip bevindt zich in rust tussen de onder- boventanden. Wordt ook wel onderlipinterpositie genoemd.

Liplijn

Verticale positie van de onderrand van de bovenlip ten opzichte van de boventanden.

Lipprotector

Plastic beschermstripje dat op een vastzittende beugel kan worden aangebracht om de lippen tijdens het gebruik van blaasinstrumenten te beschermen.

Liptrap

Omschrijving van de onderlinge relatie tussen de onder- en bovenlip. Bij een positieve liptrap bevindt de onderlip zich achter de bovenlip. Wanneer de onderlip voor de bovenlip ligt is er sprake van een negatieve liptrap. Bij een normaal liprelatie is de liptrap licht positief.

Locale (regionale) superpositie van de mandibula

Superpositie op de canalis mandibularis, de cortex van de symphysis mandibularis tussen referentiepunten B en Pg en de bodem van de crypte van een nog niet actief erupterende onderverstandskies. De superpositie geeft een indruk van de veranderingen van het ondergebit en de onderlip tijdens groei en behandeling. De structurele methode voor de locale superpositie van de onderkaak is in 1983 door de orthodontist  professor Arne Björk en zijn medewerkster Vibeke Skieller geïntroduceerd.

Locale (regionale) superpositie van de maxilla

Superpositie op het spinavlak en het meest horizontale deel van de contour van het gehemelte. De superpositie geeft een indruk van de veranderingen van het bovengebit en de bovenlip tijdens groei en behandeling. Bij de in 1977 geïntroduceerde structurele methode van Björk en Skieller wordt op de voorrand van de processus zygomaticus van de maxilla gesuperponeerd.

Locale anesthesie

Plaatselijke verdoving.

Locale superpositie

Het over elkaar heen leggen van overtrektekeningen (tracings) van röntgenfoto’s die op verschillende tijdstippen van dezelfde persoon zijn gemaakt. Hiermee kunnen de verschillen tussen de foto’s worden bestudeerd en kunnen onder meer veranderingen in de stand van het gebit, kaken en gezicht tijdens groei en behandeling zichtbaar worden gemaakt. Meestal worden gaat het hierbij om veranderingen op laterale schedelröntgenfoto’s. In tegenstelling tot bij een totale superpositie worden bij een locale superpositie de veranderingen van een gedeelte van het gezicht onderzocht, bijvoorbeeld die van gebit, bovenkaak of onderkaak. Bij superposities kan gebuik worden gemaakt van cefalometrische punten of van structuren waar weinig of geen groei plaatsvindt (structurele methode).

Locale superpositie van de dentitie

Superpositie op de lijn tussen de cefalometrische punten Nasion en A met Nasion als registratiepunt. De superpositie geeft een indruk van de veranderingen van gebit, kaken en profiel in het dentale deel van het gezicht tijdens groei en behandeling.

Lock pin

Kleine pin die de boog bij een Begg beugel in het slotje vasthoudt.

Logopedist

Een logopedist is een paramedische zorgverlener die zich bezighoudt met behandelingen van communicatiestoornissen met betrekking tot taal, spraak, de stem, gehoor en/of slikken.

Lokar appliance

De Lokar appliance is een beugel die aan metalen ringen (banden) om de eerste blijvende bovenkiezen vastzit en met een pelotte tegen de voorzijde van het gehemelte afsteunt. De beugel wordt gebruikt om de eerste bovenmolaren met behulp van veren (coil springs) naar achteren te verplaatsen. De beugel kan in combinatie met vaste apparatuur worden gebruikt.

Long handle

Lang handvat.

Loop

Een lus in de boog van een vastzittende beugel.

Loop tang

Tang voor het aanbrengen van een loop in een boog van een vastzittende beugel.

Low-pull headgear

Buitenbeugel met een band in de nek. Wordt ook wel Kloehn headgear genoemd, naar de Amerikaanse orthodontist Silas J. Kloehn (1902-1985) die de beugel in 1947 geïntroduceerd heeft. Een andere benaming is cervicale headgear of nekbeugel.

LSU activator

Modificatie van de activator van Andresen volgens het ontwerp van de Amerikaanse orthodontist Robert Shaye, hoogleraar aan de Louisiana State University (LSU). Bij deze uitvoering bevinden zich Adamsankers ter plaatse van de eerste bovenmolaren in de beugel. De beugel wordt ook Shaye activator genoemd.

Luchtgat

Opening in de voorzijde van een functioneel apparaat om ademhaling door de mond mogelijk te maken.

Lusveer

Metalen lusvormige draad van een uitneembare beugel die tussen twee gebitselementen ligt.

Luxatie

Ontwrichting. In de orthodontie kan deze betrekking hebben op een gebitselement (tandluxatie) of het kaakgewricht (kaakluxatie).

M.

De afkorting van musculus, spier.

Macrodontie

Te grote gebitselementen.

Macroglossie

Te grote tong.

Macrognathie

Te grote kaak.

Macrostomie

Te grote mondspleet.

MAD

Het MAD (mandibular advancement appliance) is een uitneembare beugel die veel gebruikt wordt bij de behandeling van sociaal hinderlijk snurken en het obstructieve slaapapneu syndroom (OSAS). Deze behandeling met beugels is in 1987 door de Almelose orthodontist dr. Hayé Remmelink in Nederland geïntroduceerd. De beugel wordt ook mandibulair repositie-apparaat (MRA) genoemd.

Magnetic telescopic device

Een Herbst-scharnier waarbij de pennen en buizen van het telescopische gedeelte door middel van neodymium-ijzer-boor magneten van elkaar worden afgestoten. De scharnieren zijn zoals bij de MALU Herbst apppliance door middel van koperen pinnetjes aan buizen op banden om de eerste bovenmolaren en aan de boog van vaste apparatuur distaal van de onderhoektanden bevestigd. Het scharnier houdt de onderkaak naar voren.

Main arch

Relatief dikke metalen draad (boog of orthodontische boog) die in de slotjes en buizen van een vastzittende onder- of bovenbeugel wordt geplaatst. Naast de hoofdboog is er ook een dunnere boog in de slotjes aanwezig, bijvoorbeeld een torque boog. Wordt ook wel hoofdboog genoemd.

Malocclusie

Gebitsafwijking.

Malpraxis

Ondeskundige en soms schadelijke medische of tandheelkundige diagnostiek of behandeling.

MALU Herbst appliance

Een telescopisch Herbst-scharnier waarbij de scharnieren door middel van koperen pinnetjes aan buizen op banden om eerste bovenmolaren en aan de boog van vaste apparatuur distaal van de onderhoektanden zijn bevestigd. Het scharnier houdt de onderkaak naar voren.

Mammelons

Kleine knobbeltjes op de snijranden van blijvende snijtandentanden. Worden ook wel tubercula of randtubercula genoemd.

Mandibula

Onderkaak.

Mandibulair

Van de onderkaak.

Mandibulair anesthesie

Blokkering van de prikkelgeleiding van de nervus alveolaris inferior door omspuiting met een verdovingsmiddel.

Mandibulair Dysfunctie Syndroom

Combinatie van klachten aan de kauwspieren en het kaakgewricht. Tegenwoordig wordt deze combinatie van klachten meestal temporomandibulaire dysfunctie (TMD) genoemd.

Mandibulair repositie-apparaat

Het MRA (mandibulair repositie-apparaat) is een uitneembare beugel die veel gebruikt wordt bij de behandeling van sociaal hinderlijk snurken en het obstructieve slaapapneu syndroom (OSAS). Deze behandeling met beugels is in 1987 door de Almelose orthodontist dr. Hayé Remmelink in Nederland geïntroduceerd. De beugel wordt ook mandibular advancement device (MAD) genoemd.

Mandibulaire verlengingsosteotomie

Operatie waarbij het voorste deel van de onderkaak chirurgisch naar voren wordt verplaatst.

Mandibular protraction appliance (MPA)

Een vastzittend functioneel apparaat dat bij een vastzittende beugel wordt gebruikt. Het bestaat uit twee 0,8 mm dikke roestvrij stalen draden met rond gebogen lussen aan de uiteinden die om de bogen lopen en boven mesiaal tegen buizen op de eerste molaren en distaal tegen brackets op de onderhoektanden aanliggen. De draden houden de onderkaak in een voorwaartse stand. Er bestaan verschillende versies van de beugel, zoals een waarbij deze beiderzijds bestaat uit twee draaddelen die met rond gebogen lussen aan de uiteinden in elkaar passen. Veertjes om de draden oefenen een voorwaartse druk op de onderhoektanden uit.

Mandibular  protraction appliance (MPA)

Een vastzittende functionele beugel die bestaat een 0,8 mm dikke roestvrij stalen draden die tussen de onder- en bovenbogen van vastzittende apparatuur loopt. Boven liggen de draden met een lus om de boog mesiaal tegen buizen op de eerste molaren aan. Onder steun de draden met een lus tegen stops in de boog aan. De draden houden de onderkaak in een voorwaartse stand. De beugel is in 1995 door Coelho Filho bedacht en kan door de orthodontist zelf worden gemaakt. Er zijn later diverse andere uitvoeringen van de beugel ontwikkeld.

Mandibulavlak

Lijn tussen de cefalometrische referentiepunten gonion (Go) en gnathion (GN). De lijn geeft het verloop van de onderrand van het corpus mandibulae weer.

Mandibulavlak hoek

Hoek gevormd door de cefalometrische lijnen SN en GoGn. De hoek geeft het verloop van de onderrand van het corpus mandibulae ten opzichte van de voorste schedelbasis weer. De hoek is in 1953 door de Amerikaanse orthodontist Cecil C. Steiner (1896-1989) geïntroduceerd in de naar hem vernoemde cefalometrische analyse.

MARA

De Mandibular Anterior Repositioning Appliance (MARA) is een functioneel apparaat dat bestaat uit banden om de eerste bovenmolaren met labiaal een metalen lus. Om de eerste ondermolaren zit banden met labiaal een metalen staafje dat naar boven uitsteekt. Bij dichtbijten passen de lussen en de staafjes zodanig tegen elkaar dat de ondermolaren en de onderkaak naar voren worden gehouden. De staafjes kunnen ook van schroeven worden voorzien, zodat ze tijdens de behandeling verder naar voren kunnen worden verplaatst. De beugel is in 1991 door Douglas E. Toll geïntroduceerd.

MARPE

Miniscrew-Assisted Rapid Palatal Expansion. Sutuurexpansie van de bovenkaak waarbij het expansie-apparaat aan vier orthodontische minischroefjes bevestigd is.

Masticatie

Kauwen.

Mathieu

Pincet waarmee elastiekjes (modules) voor het vastzetten van een boog om brackets geplaatst kunnen worden. Het instrument wordt ook wel mosquito of hemostat genoemd.

Maxilla

Bovenkaak.

Maxillator

Van de bovenkaak.

Maximale occlusie (MO)

De occlusie waarbij de gebitselementen maximaal contact met elkaar hebben. Andere benamingen zijn habituele occlusie en intercuspid position (ICP).

MBT-systeem

Een veelgebruikte modificatie van de straightwire vastzittende beugel van de uitvinder van deze behandelingstechniek, Andrews. Het MBT-systeem is in 1997 door de orthodontisten Richard McLaughlin (USA), John Bennett (Engeland) en Hugo Trevisi (Brazilië) geïntroduceerd.

McNamara

De Amerikaanse orthodontist professor James A. McNamara introduceerde in 1984 de McNamara-amalyse,  een bekende cefalometrische analyse die gebaseerd is op onderzoeksgegevens van drie longitudinale groeistudies.

Mediaanlijn deviatie

De mate waarop het midden van het onder- en bovengebit ten opzichte van elkaar afwijken. Wordt ook wel midline deviation genoemd of als MLD afgekort.

Mediaanvlak

Een vlak door het midden van de bovenkaak loodrecht op het occlusievlak. Op een gebitsmodel wordt dit vlak bepaald door de lijn tussen het voorste en achterste punt van de raphe palati.

Meerdimensionale röntgenfoto

Een meerdimensionale röntgenfoto is een driedimensionale röntgenfoto van het hoofd, het gezicht of de kaken. Wordt ook wel Cone Beam CT genoemd (CBT).

Meerfunctiespuit

Tandheelkundig instrument waarmee in de mond water en/of lucht gespoten kan worden.

Meerfunctiespuittip

Uiteinde van tandheelkundig instrument waarmee in de mond water en/of lucht gespoten kan worden.

Melkgebit

Gebit met uitsluitend melkgebitselementen. Het melkgebit bestaat uit 20 gebitselementen.

Melkmolaar

Melkkies.

Melksteunzone

Melkhoektand en eerste en tweede melkmolaren. Deze melkgebitselementen gaan de voorwaartse verplaatsing van de eerste blijvende molaren tijdens de gebitsontwikkeling tegen. Wordt ook wel steunzone genoemd.

Melsen

De Deense orthodontist professor dr. Birte Melsen werd ondermeer wereldwijd bekend door haar in 1974 gepubliceerde proefschrift waarin zij de groei en ontwikkeling van de menselijke schedelbasis op basis van autopsiemateriaal onderzocht. Haar onderzoeksresultaten worden gebruikt tijdens het superponeren van tracings van laterale schedelröntgenfoto’s bij cefalometrisch onderzoek.

Mengbakje

Plastic bakje voor het mengen van alginaatpoeder met water in een alginaatmengapparaat.

Mengblok

Blok bestaande uit gladde papieren vellen waarop poeder, vloeistof en pasta’s met een spatel kunnen worden gemengd. De vellen zijn disposable.

Mengnap

Plastic nap voor het mengen van alginaat- of gipspoeder met water.

Mengspatel

Instrument voor het mengen van alginaat, pasta, cement en composiet.

Mentalis habit

Gewoonte waarbij de kinspier (musculus mentalis) overmatig wordt aangespannen en deze een grote kracht op de ondersnijtanden kan uitoefenen.

Menton 

Cefalometrisch referentiepunt dat het laagst gelegen punt op de kin aangeeft.

Mesenchym 

Embryonaal bindweefsel. Een gelatineuze massa die collageenbundels en fibroblasten bevat. Uit mesenchym ontstaan bindweefsel, kraakbeen, botweefsel, lymfevaten, bloedvaten en bijbehorende organen.

Mesh pad

Plaatje met minuscule gaatjes of inkepingen waarop een bracket of buis is bevestigd.

Mesiaal

In de gebitsboog naar voren gericht.

Mesiale drift

Van nature optredende naar voren in de gebitsboog gerichte migratie van gebitselementen.

Mesialiseren

In de gebitsboog naar voren bewegen van gebitselement.

Mesio-occlusie

Ondergebitselementen staan ten opzichte van bovengebitselementen in voor-achterwaarste zin te ver naar voren. Wordt ook Klasse III-occlusie genoemd.

Mesiodens

Boventallig gebitselement tussen de centrale bovenincisieven.

Mesiogressie

Voorwaartse opschuiving in de tandboog.

Mesocefaal

Antropologische aanduiding voor een schedelvorm met gemiddelde afmetingen.

Mesoderm

Het middelste kiemblad van een embryo. Uit het mesoderm ontstaan het bloed, het skelet, de spieren, het bindweefsel en het urogenitaal stelsel.

Metal primer

Vloeistof om het oppervlak van een kunsttand van metaal bij het plakken van een bracket mee voor te behandelen.

Mewing

Een bepaald type doe-het-zelf houdingstraining van de mond die naar de Engelse hoogleraar John Mew is vernoemd. Mewing maakt deel uit van het door Mew geïntroduceerde behandelconcept orthotropie.

Micro-implantaat, microschroef, mini-implantaat, minischroef

Klein metalen schroefje dat tijdelijk in de kaak wordt bevestigd en waaraan krachten kunnen worden ontleend voor het orthodontisch verplaatsen van gebitselementen en kaken. Andere term hiervoor is: orthodontisch implantaat. De term microschroef wordt ook gebruikt voor een kleine schroef in een uitneembaar apparaat waarmee een individueel gebitselement kan worden verplaatst.

Microabrasie

Het verwijderen van oppervlakkige verkleuringen van het glazuur door het te polijsten met een mengsel van zuur en schuurmiddel.

Microdontie

Te kleine gebitselementen.

Microglossie

Te kleine tong.

Micrognathie

Te kleine kaak.

Midline deviation

De mate waarop het midden van het onder- en bovengebit ten opzichte van elkaar afwijken. Wordt ook wel mediaanlijn deviatie genoemd of als MLD afgekort.

Midline shift, midlijn deviatie (MLD), midlijn verschuiving

Afwijkende stand van het midden van een gebitsboog ten opzichte van het mediaanvlak.

Minne expander

Vastzittende beugel met een speciale veer (Minne expander) waarmee in korte tijd de bovenkaak en het bovengebit kan worden verbreed door het openen van de schedelnaad (sutuur) in de bovenkaak. Deze behandeling heet snelle sutuurexpansie, rapid maxillary expansion (RME) of rapid palatal expansion (RPE). De beugel is een sutuurexpansie-apparaat. Kunsthars maakt geen deel uit van de beugel. Patiënten noemen de beugel vaak een spin. De officiële naam van de beugel is Isaacson-apparaat.

MKA-chirurg, Mond- Kaak- en Aangezichtschirurg

Tandarts en arts die een specialistenopleiding in de mondziekten en kaak- en aangezichtschirurgie aan de universiteit of academisch ziekenhuis heeft afgerond en in het BIG-register als kaakchirurg staat ingeschreven. De zorgverlener wordt ook vaak kaakchirurg genoemd.

MLD

Midline deviation of mediaanlijn deviatie. De mate waarop het midden van het onder- en bovengebit ten opzichte van elkaar afwijken.

Mm.

Musculi. Meervoud van musculus, spier.

Model

Kopie van het gebit in gips. Er zijn ook driedimensionale modellen die na scannen van gebit, afdruk of model in gips in de computer worden opgeslagen en op een beeldscherm bekeken of in kunststof geprint kunnen worden (driedimensionaal printmodel). Model wordt ook gebitsmodel genoemd.

Modelleerwas

Was voor het maken van een was- of constructiebeet, wasafdruk en voor het maken van een proefversie van een uitneembare beugel.

Modellendoos

Doos voor het bewaren van gebitsmodellen van gips van een patiënt.

Modellenkast

Kast voor het bewaren van gebitsmodellen van gips van een patiënt.

Module

Klein elastiekje voor het bevestigen van een boog in een bracket bij een vastzittende beugel. Wordt ook wel elastisch ligatuur of elastiekje genoemd.

Molaar

Grote kies. De voorste grote kies wordt eerste molaar genoemd. De achterste grote kies is de tweede molaar. In het blijvende gebit bevindt zich daarachter vaak nog een derde molaar. Deze blijvende molaar wordt vaak verstandskies genoemd.

Molaarband

Metalen ringetje om een molaar waarop een buis(je), bracket of attachment gelast kan worden.

Molar distaliser

Een bovenbeugel waarmee de blijvende eerste bovenmolaren zonder buitenbeugel naar achteren kunnen worden verplaatst. De beugel is aan de voorzijde met ankers, banden of composiet aan bovenpremolaren bevestigd. Aan de voorzijde van de beugel kan een kunsthars gedeelte (pelotte) zitten, dat tegen het gehemelte afsteunt. De beugel kan ook aan tijdelijke implantaten in het gehemelte bevestigd zijn. De eerste molaren worden met veren of schroeven naar achteren bewogen. De beugel wordt ook distalizer genoemd.

Moment

Het moment van een koppel is het product van de krachtgrootte van een van beide krachten met de kortste afstand tussen de beide krachten.

Mond

Os.

Mond- Kaak- en Aangezichtschirurg, MKA-chirurg

Tandarts en arts die een specialistenopleiding in de mondziekten en kaak- en aangezichtschirurgie aan de universiteit of academisch ziekenhuis heeft afgerond en in het BIG-register als kaakchirurg staat ingeschreven. De zorgverlener wordt ook vaak kaakchirurg genoemd.

Mondgewoonte

Houding en bewegingen van onder- en bovenkaak, mond, tong en lippen en afwijkende mondgewoonten zoals duim- en vingerzuigen.

Mondheelkunde

Deelvakgebied van de tandheelkunde dat betrekking heeft op afwijkingen in de mond en het aangezicht waarvoor chirurgische behandelingen nodig zijn. Dit deelvakgebied wordt door kaakchirurgen uitgeoefend, een tandarts en arts die een specialistenopleiding in de mondziekten en kaak- en aangezichtschirurgie aan de universiteit of academisch ziekenhuis heeft afgerond en in het BIG-register als kaakchirurg staat ingeschreven. Het vakgebied heet tegenwoordig officieel: Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie. De kaakchirurg: Mond- Kaak- en Aangezichtschirurg of MKA-chirurg.

Mondholte

Cavum oris.

Mondhygiëne

Reiniging van het gebit, tandvlees en tong.

Mondhygiënist

Iemand die de voltijd hbo-opleiding Mondzorgkunde heeft afgerond. Een mondhygiënist richt zich op preventie en mondverzorging, om zo tandbederf en tandvleesaandoeningen te voorkomen en te bestrijden.

Mondmasker

Verwijderbaar masker dat uit hygiënische overwegingen over de mond van de zorgverlener kan worden gedaan. Meestal wordt ook de neus door het masker afgedekt.

Mondpartij

Lippen.

Mondpleister

Hypoallergene elastische pleister met een gat die ’s nachts gedragen wordt om open-mondhouding bij kinderen tegen te gaan.

Mondsperder, mondspreider

Hulpmiddel om tijdens het plaatsen van brackets de mond open en de lippen, wangen en tong van het gebit weg te houden.

Mondspiegel

Tandheelkundig spiegeltje om in de mond te kunnen kijken. De spiegel die wordt gebruikt bij het maken van foto’s in de mond wordt eveneens mondspiegel genoemd.

Mondspiegelheft

Steel waarin een mondspiegel kan worden bevestigd.

Mondtrainer

Een plastic bitje dat de tong en lippen van de tanden afhoudt. Het middel is bedoeld om afwijkende mondgewoontes af te leren. Mondtrainers worden onder meer onder de merknaam Myobrace en Trainer-4-kids (T4K) op de markt gebracht.

Monobloc

Uitneembare plastic beugel die zowel het onder- als bovengebit omvat en die uit één deel bestaat. De beugel houdt de onderkaak in een voorwaartse stand. De activator en modificaties hiervan zijn monoblocs.

Moorrees

De bekende Nederlandse orthodontist professor Coenraad Moorrees (1916-2003), hoogleraar in de orthodontie aan de Harvard School of Dental Medicine in Boston, heeft onder meer veel belangrijk onderzoek gedaan op het gebied van de gebitsontwikkeling bij kinderen.

Morsicatio buccarum

Het uit gewoonte frequent bijten op het wangslijmvlies.

Mosquito

Pincet waarmee elastiekjes (modules) voor het vastzetten van een boog om brackets geplaatst kunnen worden. Het instrument wordt ook wel Mathieu of hemostat genoemd.

Moss

De Amerikaanse Melvin L. Moss (1923-2006) was een bekende hoogleraar in de anatomie en orale biologie. Hij ontwikkelde een internationaal hoog aangeslagen wetenschappelijke theorie voor het verklaren van de groei en ontwikkeling van het gebit en gezicht (de functionele matrix theorie). Volgens deze theorie speelt het functioneren van spieren een belangrijke rol bij het groeien van kaken. Zijn Nederlandse echtgenote, Letty Moss-Salentijn, was een bekende anatoom die in dit verband ook veel onderzoek naar de groei en ontwikkeling van de schedel heeft gedaan.

Mouth guard

Kunststof beugel die om het bovengebit aansluit om de tanden bij contactsporten te beschermen. Wordt ook gebitsbeschermer genoemd.

MRA

Het MRA (mandibulair repositie-apparaat) is een uitneembare beugel die veel gebruikt wordt bij de behandeling van sociaal hinderlijk snurken en het obstructieve slaapapneu syndroom (OSAS). Deze behandeling met beugels is in 1987 door de Almelose orthodontist dr. Hayé Remmelink in Nederland geïntroduceerd. De beugel wordt ook mandibular advancement device (MAD) genoemd.

MRI-scanning

Magnetic resonance imaging scanning. Een techniek waarbij met behulp van een sterk magnetisch veld en een computer een driedimensionaal beeld van de weke delen van een lichaamsdeel kan worden gemaakt.

Mucogingivale grens

Overgang tussen slijmvlies (mucosa) en tandvlees (gingiva).

Mucokèle

Slijmcyste.

Mucopolysacharidose

Mucopolysacharidose (MPS) is een progressieve ziekte die behoort tot de groep lysosomale stapelingsziekten. De ziekte wordt veroorzaakt doordat het enzym dat glycosaminoglycanen afbreekt afwezig is of niet goed functioneert. Hierdoor ontstaat er een schadelijke stapeling van glycosaminoglycanen in het lichaam. Vaak is er sprake van gewrichtsproblemen, grove gelaatstrekken en aantasting van diverse organen. Afhankelijk van het type MPS kunnen zich bij de ziekte ook een grote schedel, open-mondhouding en obstructieve slaapapneu (OSAS) manifesteren.

Mucosa

Slijmvlies.

Müller Sporne retainer

Uitneembare bovenretentiebeugel met aan de binnenkant twee metalen uitsteeksels (Müller Spornen) die omlaag wijzen en tegen kunstharsuitsparingen aan de tongzijde van een uitneembare onderretentiebeugel aanliggen. Door de uitsteeksels worden het ondergebit en de onderkaak naar voren gehouden. De beugel wordt na een orthodontische behandeling van een Klase II malocclusie gebruikt om zowel de gecorrigeerde stand van het gebit als de occlusie zo goed mogelijk te stabiliseren. Het retentie-apparaat is in 1962 voor het eerst door de Duitse orthodontist Gerhard Müller beschreven onder de naam ‘Doppelplatte mit Oberkiefer-Spornführung’.

Multi-strand wire

Een uit meerdere in elkaar gevlochten kleine draadjes samengestelde metalen draad.

Multibandtechniek

Verouderde term voor vastzittende orthodontische apparatuur. De term is afkomstige uit de tijd toen brackets nog niet werden geplakt maar met banden om gebitselementen werden bevestigd. In Duitsland is de term nog steeds actueel.

Multidisciplinair consult

Gezamenlijk consult van meerdere tandheelkundige en/of medische disciplines.

Multidisciplinaire tandheelkunde

Samenwerking tussen meerdere zorgverleners vanuit verschillende vakgebieden bij de diagnose en behandeling een patiënt. Deze vorm van samenwerking wordt ook wel interdisciplinaire tandheelkunde genoemd.

Multisectorenschroef

Schroef in uitneembare apparatuur die in drie richtingen kan worden uitgedraaid. Wordt ook driedimensionale schroef genoemd.

Musculi linguae

Tongspieren.

Musculi suprahyoidei

Spieren die het tongbeen met de onderkaak en schedel verbinden.

Musculus

Spier. Wordt vaak afgekort als m. of mm. (musculi, meervoud).

Musculus buccinator, musculus buccinatorius

Wangspier. Trekt die aan de mondhoek.

Musculus constrictor pharyngis superior

Spier die de keel vernauwt.

Musculus depressor anguli oris

Spier die de mondhoek omlaag trekt.

Musculus depressor labii inferioris

Spier die de onderlip omlaag trekt.

Musculus depressor septi nasi

Spier die de neuspunt omlaag trekt.

Musculus digastricus

Tweebuikige spier die het tongbeen omhoog en de onderkaak omlaag trekt.

Musculus genioglossus

Kin-tongspier. Trekt de tong omlaag.

Musculus geniohyoideus

Kin-tongbeenspier. Trekt het tongbeen omhoog en naar voren.

Musculus hyoglossus

Tongbeen-tongspier. Trekt de tongbasis omlaag en naar achteren.

Musculus levator anguli oris

Spier die de mondhoek omhoog trekt.

Musculus levator labii superioris

Spier die de bovenlip omhoog trekt.

Musculus levator veli palatini

Spier die het zachte gehemelte omhoog trekt.

Musculus masseter

Kauwspier die de onderkaak sluit.

Musculus mentalis

Kinspier. Pruilt de onderlip naar voren en laat de huid op de kin rimpelen.

Musculus mylohyoideus

Mondbodemspier. Trekt het tongbeen omhoog en naar voren.

Musculus nasalis

Neusspier. Trekt het neuskraakbeen omlaag en verwijdt de neusopening.

Musculus orbicularis oris

Circulaire mondspier. Spitst de lippen.

Musculus palatoglossus

Gehemelte-tongspier. Trekt de tongbasis omhoog en het gehemelte omlaag.

Musculus palatopharyngeus, musculus pharyngopalatinus

Spier die het gehemelte omlaag trekt en het keelgat verkleint.

Musculus pterygoideus lateralis

Kauwspier die de onderkaak opent en het kaakkopje en de gewrichtsschijf van het kaakgewricht naar voren trekt.

Musculus pterygoideus medialis

Kauwspier die de onderkaak sluit.

Musculus salpingopharyngeus

Spier die de neuskeelholte omhoog trekt.

Musculus sternocleidomastoideus

Spier die het hoofd draait en omhoog heft.

Musculus styloglossus

Spier die de tong omhoog en achteren trekt.

Musculus stylohyoideus

Spier die het tongbeen omhoog en naar achteren trekt.

Musculus temporalis

Kauwspier die de onderkaak sluit.

Musculus tensor veli palatini

Spier die het zachte gehemelte spant en de buis van Eustachius opent.

Musculus uvulae

Huigspier. Trekt de huig omhoog.

Musculus zygomaticus major

Spier die de mondhoek naar achteren en omhoog trekt.

Musculus zygomaticus minor

Spier die de bovenlip naar achteren en omhoog trekt.

Musculus  risorius

Lachspier. Trekt de mondhoek opzij.

Mushroom arch

Een vanaf occlusaal gezien paddestoelvormige vorm van de boog bij linguale vastzittende apparatuur.

Mushroom loop

Paddestoelvormig lusje in de boog van een vastzittende beugel.

Myofunctional trainer

Prefab flexibele uitneembare plastic beugel voor het afleren van afwijkende mond- en tonggewoonten. De beugel omvat zowel het onder- als bovengebit.

Myofunctionele therapie, myofunctionele orthodontie

Oefentherapie gericht op verbetering van afwijkende mondgewoonten en mondspierfunties. De behandelingen zijn gebaseerd op de hypothese dat disfunctie van de weke delen de belangrijkste oorzaak is van malocclusie en afwijkende kaakgroei. Wordt ook oro-myofunctionele apparatuur (OMFT) genoemd. De behandelingsfilosofie lijkt veel op die van orthotropie.

N.

De afkorting van nervus, zenuw.

Naaldvoerder, naaldhouder

Tang waarmee dunne metalen draden (ligaturen) kunnen worden getwijnd. Wordt ook wel ligature tang genoemd.

Nachtbeugel

Uitneembare beugel om het eindresultaat van een orthodontische behandeling zo goed mogelijk te behouden. Wordt ook wel retentie- of afbouwbeugel genoemd.

Nance (holding) appliance

Beugel die bestaat uit twee banden om de eerste bovenmolaren die met elkaar verbonden zijn via een staaldraad langs het gehemelte achter de voortanden. Aan de voorzijde van de beugel bevindt zich een kunsthars gedeelte (pelotte of button) dat tegen het gehemelte afsteunt. De beugel wordt gebruikt om te voorkomen dat de bovenkiezen naar voren verplaatsen. Wordt ook Nance holding arch genoemd.

NAPA

NAPA staat voor Nocturnal Airway Patency Appliance. Het is een van de eerste mandibulaire repositie-apparaten (MRA’s). Het hulpmiddel is in 1985 door de Amerikaanse orthodontist  Peter T. George ge:introduceerd en wordt gebruikt voor de behandeling van snurken en het obstructieve slaapapneu syndroom (OSAS).

Narcose

Algehele verdoving of algehele anesthesie.

Nasion (N, Na)

Cefalometrisch referentiepunt dat het meest naar voren gelegen punt van de frontonasale sutuur aangeeft.

Nasion-perpendiculaire lijn

Lijn vanuit cefalometrisch punt Nasion (N) loodrecht op de Frankfurter Horizontale (FH). De lijn wordt in de McNamara-analyse gebruikt voor metingen in voor-achterwaarste richting.

Nasofarynx

Neus-keelholte.

Nasolabiale hoek

Hoek tussen de raaklijn aan het columella en een lijn van subnasale tot de voorzijde van de bovenlip van opzij gezien.

Nasomaxillair

Betreffende de neus en bovenkaak.

Natale tand

Een bij de geboorte bij een baby doorgebroken tand.

Neckpad

Kussen voor nekband.

Necrose

Afsterven van weefsel.

Negatieve liptrap

Onderlip staat van opzij gezien ten opzichte van de bovenlip naar achteren.

Nekband

Band in de nek die aan de facebow van een buitenbeugel kan worden vastgemaakt.

Nekbeugel

Buitenbeugel met een band in de nek. Wordt ook wel Kloehn headgear genoemd, naar de Amerikaanse orthodontist die de beugel geïntroduceerd heeft. Een andere benaming is low-pull of cervicale headgear.

NEN

Afkorting van Nederlandse Norm en tevens de naam van de Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut.

Neonatale tand

Een rond de eerste levensmaand van een baby doorgebroken tand.

Nervus

Zenuw. Wordt vaak afgekort als n. of nn. (nervi, meervoud).

Nervus alveolaris inferior

Zenuw die door de onderkaak loopt. De zenuw loopt van het foramen mandibulae in de canalis mandibulae onder de wortels van de gebitselementen door tot aan het foramen mentale en zorgt voor het gevoel van het gebit en het tandvlees van de onderkaak, de onderlip en het voorste deel van de tong.

Neurocranium

Hersenschedel. Deze bestaat uit de volgende acht schedelbeenderen die de hersenen omvatten: os frontale, os ethmoidale, os sphenoidale, os occipitale, os temporale (2) en os parietale (2).

Neuromusculair

Betreffende de zenuwen en spieren.

Neutro-occlusie

Onder- en bovengebitselementen staan in voor-achterwaarste zin goed ten opzichte van elkaar. Wordt ook Klasse I-occlusie genoemd.

Nierbekken

Niervormige schaal.

Niet-werkende zijde

De andere zijde dan de zijde waarnaar de onderkaak na maximaal dichtbijten (maximale occlusie) wordt geschoven.

Night guard

Een uitneembaar beugel die ’s nachts gedragen wordt om het gebit recht te houden en gebitsslijtage te voorkomen.

Nikkel-titanium, NiTi

Metaallegering met zeer elastische eigenschappen waar vaak de bogen van vastzittende orthodontische beugels van zijn gemaakt. De draden bestaan meestal voor 50-54% uit nikkel en 46-50% uit titanium. Met behulp van deze bogen kunnen tanden en kiezen verplaatst worden. Nikkel-titanium bogen worden meestal tijdens de beginfase van een behandeling gebruikt.

Nitril

Synthetisch rubber materiaal dat kan worden gebruikt voor elastiekjes bij vastzittende beugels bij patiënten die allergisch voor latex zijn. Wanneer iemand allergisch voor latex is kunnen de behandelaar en medewerkers ook nitril handschoenen gebruiken.

Niveaulijn

Lijn die de buccale knobbelpunten en incisale randen van alle gebitselementen in een kaak met elkaar verbindt.

Nn.

Nervi. Meervoud van nervus, zenuw.

Nonvitaal

Niet levend. Wordt ook wel avitaal genoemd.

Nonvitaal gebitselement

Gebitselement waarvan de pulpa nonvitaal is. Wordt ook wel avitaal gebitselement of ‘dode tand’ genoemd.

Nord

Charles F. L. Nord (1887-1978) was een internationaal bekende Nederlandse tandarts die in 1928 een uitneembare beugel met een schroef introduceerde, waarmee het gebit verbreed kon worden (Nord-schroef).

Nt

Nederlands tandartsenblad. Nederlandstalig tijdschrift voor tandartsen en tandarts-specialisten dat wordt uitgegeven door de KNMT.

NTvT

Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde. Nederlandstalig wetenschappelijk tijdschrift voor tandartsen en tandarts-specialisten.

Nummering van gebitselementen

In het internationale door de FDI aangenomen systeem voor het benoemen van gebitselementen wordt aan elke tand en kies een getal toegekend dat uit twee cijfers bestaat. Voor het eerste cijfer wordt de mond in vier kwadranten verdeeld: rechtsboven 1 (bij melkgebit 5), linksboven 2 (melkgebit 6), linksonder 3 (melkgebit 7) en rechtsonder 4 (melkgebit 8). Het tweede cijfer geeft aan op welke volgorde het gebitselement van voren af aan gezien in de tandboog staat. De snijtanden hebben van voren naar achteren de cijfers 1 en 2, de hoektanden 3, de premolaren en melkmolaren 4 en 5 en de blijvende molaren 6, 7 en 8. De getallen worden afzonderlijk per cijfer uitgesproken, dus de 36 heet niet ‘zesendertig’, maar ‘drie zes’. Deze aanduiding van gebitselementen, die in 1924 door de Oostenrijkse kinderarts Clemens Pirquet (1874-1929) is geintroduceerd, staat ook bekend als het ISO 3950 systeem.

NVM-mondhygiënisten

Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten, de beroepsorganisatie voor mondhygiënisten in Nederland.

NVMM

Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie, een wetenschappelijke vereniging van medisch specialisten (arts-microbiologen), medisch moleculair microbiologen en onderzoekers in het veld van de medische microbiologie.

NVOS

Nederlandse Vereniging voor Orthodontische Studie, een vereniging die congressen op het gebied van de orthodontie organiseert.

NVSCA

Nederlandse Vereniging voor Schisis en Craniofaciale Afwijkingen, landelijke wetenschappelijke vereniging voor de behandeling van patiënten met schisis en aanverwante afwijkingen in teamverband.

NVTS

Nederlandse Vereniging voor Tandheelkundige Slaapgeneeskunde, landelijke wetenschappelijke vereniging voor de tandheelkundige behandeling van patiënten met slaapstoornissen zoals snurken en obstructieve slaapapneu (OSA).

NVvO

Nederlandse Vereniging van Orthodontisten (NVvO), de in 1953 opgerichte landelijke wetenschappelijke beroepsvereniging van orthodontisten. Oorspronkelijk heette de vereniging Nederlandse Vereniging van Orthodontisten ‘DMO’ (DMO). Vanaf 2007 luidde de naam Vereniging van Orthodontisten (VvO). In 2015 is de naam van de specialistenvereniging in NVvO gewijzigd.

NWVT

Nederlandse Wetenschappelijk Vereniging van Tandartsen. In 1904 opgericht als NVT.

NZa

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is een zelfstandig bestuursorgaan dat tarieven, prestaties, budgetten en regels voor de gezondheidszorg vaststelt.

Obesitas

Overgewicht. Deze wordt met de body mass index (BMI) omschreven. De BMI wordt berekend door het lichaamsgewicht in kilo’s te delen door het kwadraat van de lengte in meters. Mensen met een BMI hoger dan 30 kg/m2 worden als obees beschouwd.

Obstructie

Afsluiting.

Obstructief Slaap Apneu Syndroom, Obstructieve Slaapapneu

Obstructief Slaap Apneu Syndroom (OSAS) of Obstructieve Slaap Apneu (OSA), een beperkte doorgankelijkheid van de bovenste luchtweg tijdens de slaap die wordt gekenmerkt door snurkgeluiden en tijdelijke adempauzes. OSAS kan tot een scala aan gezondheidsproblemen leiden, zoals ernstige vermoeidheid, hart- en vaatziekten en hoge bloeddruk. Voor de behandeling van OSAS worden tegenwoordig vaak beugels gebruikt (mandibulaire repositie-apparaten ofwel MRA’s).

Obstructieve mondademhaling

Door de mond adem halen als gevolg van een beperkte of afgesloten doorgankelijkheid van de bovenste luchtweg.

Occipital pull headgear

Buitenbeugel met petje op het hoofd. Wordt ook wel pariëtale of high-pull headgear genoemd.

Occludator

Apparaat waarmee gebitsmodellen ten opzichte van elkaar kunnen worden gefixeerd in de positie waarin de constructiebeet is gemaakt.

Occlusaal

Aan de occlusiezijde ofwel kauwvlakzijde.

Occlusale opbeet röntgenfoto

Röntgenfoto van (een deel van) het gehemelte en de boventandboog.

Occlusale röntgenfoto

Tandfilm van de bovenkaak om de positie van een bovenhoektand in de bovenkaak vast te stellen.

Occlusale steun

Metalen draadje van een uitneembare beugel dat op een kies ligt.

Occlusale vlak, occlusievlak

Kauwvlak. Op een gebitsmodel is dit het vlak dat de knobbels van de bovenmolaren en bovenpremolaren met elkaar verbindt. Op een röntgenschedelprofielfoto is dit de verbindingslijn tussen het midden van de verticale overbeet van de centrale incisieven en knobbels van de eerste grote kiezen.

Occlusie

Wijze waarop onder- en bovengebitselementen bij dichtbijten tegen elkaar aan komen. Wordt ook statische occlusie genoemd.

Odontoblast

Cel die predentine vormt.

Odontoom

Boventallige onderontwikkelde tandachtige structuur.

Offset

Een in het horizontale vlak gebogen knik in een boog bij een vastzittende beugel. Andere benamingen zijn: first-order bend, in-out bend en bayonet bend.

Oligodontie

Het niet aangelegd van diverse gebitselementen.

OMFT

OMFT staat voor oro-myofunctionele therapie. Deze therapie bestaat uit oefeningen die gericht zijn op verbetering van afwijkende mondgewoonten en mondspierfunties.

Omgekeerde headgear

Buitenbeugel die op het gezicht afsteunt. De beugel wordt ook wel Delaire, face mask, protractie facemask of reverse-headgear genoemd.

Omgekeerde sagittale overbeet, omgekeerde overbeet

Situatie waarbij de ondertanden voor de boventanden dichtbijten.

Omloop assistent

Assistent die zorgt voor de verplaatsing van tandheelkundige instrumenten tussen behandelkamer(s) en sterilisatieruimte.

Onderlipinterpositie

Onderlip bevindt zich in rust tussen de onder- boventanden. Wordt ook wel lipinterpositie genoemd.

ONT

Organisatie van Nederlandse Tandprothetici.

Ontkalking

Beginstadium van een gaatje (cariës) in een gebitselement.

Onzichtbare beugel

Dun, doorzichtig plastic hoesje waarmee het gebit rechter kan worden gemaakt. Het hoesje is uitneembaar en past op het boven- en/of ondergebit. Het is vrijwel niet te zien. Bij de behandeling wordt een serie hoesjes gebruikt, die allemaal net een klein beetje van elkaar verschillen. Door een hoesje tijdens de behandeling telkens te vervangen door een nieuwe wordt het gebit geleidelijk steeds rechter gezet. Een onzichtbare beugel wordt ook wel aligner of clear aligner genoemd.

Oordoppen

Met behulp van de twee oordoppen van de hoofdhouder (röntgencefalostaat) en de orbitastaaf, een staaf die naar de onderrand van het de linker oogkas (orbitale) wijst, kan het hoofd in de Frankfurter Horizontale worden gefixeerd.

Opbeet

Beugel(gedeelte) waarop de ondertanden dichtbijten.

Opbeetplaat

Uitneembare beugel met aan de voorzijde een kunstharsgedeelte waarop de ondertanden dichtbijten.

Open activator

Activator die aan de voorzijde helemaal open is. Het oorspronkelijke idee voor het ontwerp is afkomstig van de Duitse orthodontist Georg Klammt (1907-2003), die de beugel in 1960 introduceerde.

Open beet

Verticale afstand tussen onder- en bovengebitselementen bij dichtbijten.

Open coil

Klein veertje om bij een vaste beugel tanden en kiezen van elkaar af te duwen. Wordt ook wel push coil spring genoemd.

Open schroef

Schroef in een beugel die kan worden dichtgedraaid voor het versmallen van gebit en kaak.

Open-mondgedrag

De situatie waarbij de mond uit gewoonte wordt open gehouden zonder dat er door de mond wordt adem gehaald.

Open-mondhouding

Het in rust open houden van de mond.

Opleider

Degene die verantwoordelijk is voor de opleiding tot specialist.

Opleidingsinstelling

Instelling waar een opleiding tot specialist kan worden gevolgd.

Oprichten

Tandbeweging waarbij het gebitselement evenwijdig aan de kaakwal wordt gekipt.

Opstijgende tak

Het achterste opstijgende gedeelte van de onderkaak. Wordt ook wel ramus mandibulae genoemd.

Oral screen

Kunststof scherm die los in de mondholte aan de binnenzijde van de wangen en lippen ligt. Het hulpmiddel is bedoeld om mondademhaling en afwijkende zuiggewoonten bij kinderen tegen te gaan. Een andere namen voor oral screen zijn vestibulair apparaat of vestibulaire plaat.

Orbita

Oogkas.

Orbitaalstaaf

Staafvormig onderdeel van de hoofdhouder (röntgencefalostaat) die naar de onderrand van het de linker oogkas (orbitale) wijst. Met behulp van dit staafje en twee oordoppen kan het hoofd in de Frankfurter Horizontale worden gefixeerd.

Orbitale (Or) 

Cefalometrisch referentiepunt dat het onderste punt van de onderrand van de linker oogkas aangeeft.

Orbitavlak

Vlak loodrecht op de Frankfurter Horizontale en het mediaanvlak.

Oro-myofunctionele therapie (OMFT)

Oefentherapie die gericht is op verbetering van afwijkende mondgewoonten en mondspierfunties.  Wordt ook myofunctionele apparatuur genoemd.

Orofaciaal fysiotherapeut

Fysiotherapeut die een speciale opleiding op het gebied van orofaciale fysiotherapie heeft gevolgd. Deze is er op gericht om klachten met betrekking tot het kaakgewricht, kauwspieren en andere spieren en functiestoornissen in het hoofd-, halsgebied door middel van oefentherapie te verminderen. De zorgverlener wordt ook kaakfysiotherapeut genoemd.

Orofarynx

Mond-keelholte.

Orthodontics & Craniofacial Research (Orthod Craniofac Res)

Internationaal wetenschappelijk orthodontisch tijdschrift.

Orthodontie

Deelvakgebied van de tandheelkunde dat zich bezig houdt met het verbeteren van de stand van gebitselementen en kaken door middel van beugels. Wordt ook wel dentomaxillaire orthopedie (afgekort DMO) genoemd. De term orthodontie (Eng.: orthodontics) is uit het oud-Grieks afgeleid van het voorvoegsel ortho (recht) en het zelfstandig naamwoord odon (tand; 2e naamval odontos). Het woord orthodontics komt vanaf 1905 in de tandheelkundige literatuur voor. Voor die tijd (vanaf 1840) werd in plaats hiervan de op basis van het Latijn aangepaste term orthodontia gebruikt.

Orthodontie-assistent, orthodontist-assistent

Iemand die ondersteuning biedt aan de orthodontist bij de voorbereiding, uitvoering en afronding van behandelingen. De orthodontie-assistent voert bepaalde onderdelen van orthodontische behandelingen uit.

Orthodontisch implantaat

Klein metalen schroefje dat tijdelijk in de kaak wordt bevestigd en waaraan krachten kunnen worden ontleend voor het orthodontisch verplaatsen van gebitselementen en kaken. Andere termen hiervoor zijn: micro-implantaat, microschroef en mini-implantaat.

Orthodontisch laboratorium

Tandtechnisch laboratorium gespecialiseerd in het maken van gebitsmodellen en beugels.

Orthodontisch technicus

Tandtechnicus gespecialiseerd in het maken van gebitsmodellen en beugels.

Orthodontisch-chirurgische behandeling

Behandeling waarbij de stand van het gebit met een beugel wordt veranderd en (een deel of delen van) de kaak of kaken chirurgisch wordt verplaatst. Wordt ook gecombineerde orthodontisch-chirurgische behandeling genoemd.

Orthodontische boog

Metalen draad die in de slotjes en buizen van een vastzittende beugel wordt bevestigd. Wordt ook wel boog genoemd.

Orthodontische diagnose

Beschrijving van de stand van het gebit en de kaken en andere in dit verband relevante bevindingen.

Orthodontische tandenborstel

Tandenborstel waarbij het middelste gedeelte van de haren van de borstelkop korter zijn. Hierdoor sluiten de haren van de borstelkop tijdens het poetsen op de brackets van vastzittende  apparatuur aan.

Orthodontist

Tandarts die een 4-jarige fulltime specialistenopleiding aan de universiteit of het academisch ziekenhuis heeft afgerond en in het BIG-register als orthodontist staat ingeschreven. Om in dit register ingeschreven te blijven moet een orthodontist zich iedere 5 jaar herregisteren (herregistratie).

Orthofosforzuur

Zuur dat als etsmiddel kan worden gebruikt. Vaak in een percentage van 38%. Wordt ook fosforzuur of triwaterstoffosfaat genoemd.

Orthognaat

Van opzij gezien wijkt de stand van de kaken in voor-achterwaarste zin niet ten opzichte van de voorste schedelbasis af.

Orthognathische chirurgie

Kaakchirurgische operatie (kaakosteotomie) om de stand van de kaken te verbeteren.

Orthopantomogram (OPG, OPT)

Overzichtsröntgenfoto van het gebit en de kaken. Wordt ook wel panoramische röntgenfoto genoemd.

Orthotropie, orthotropics

Een in 1966 door de Engelse hoogleraar John Mew ontwikkelde groeitheorie en hierop gebaseerde behandelmethode. Volgens de theorie worden malocclusies veroorzaakt door de hedendaagse levensstijl van de mens. Hierbij zijn de kauwspieren door zacht voedsel verslapt, is de neus door allergieën als gevolg van het binnenshuis leven vaker verstopt en ontstaat er bij jonge kinderen dikwijls een afwijkende tonghouding door een gebrek aan borstvoeding. Hierdoor zouden de kaken en het gebit tijdens de groeiperiode vervormd worden. De behandelmethodes bestaan uit verbreding van het gehemelte, dieet verandering en tongoefeningen. De behandelingsfilosofie lijkt veel op die van myofunctionele orthodontie. De term orthotropie is afgeleid van de oud-Griekse woorden orthos (recht) en tropos (groei). Een bepaald type doe-het-zelf houdingstraining van de mond is naar John Mew vernoemd en staat bekend als mewing.

Os

Mond en bot.

Os ethmoidale

Zeefbeen.

Os frontale

Voorhoofdsbeen.

Os hyoideum

Tongbeen. Wordt vaak hyoïd genoemd.

Os incisivum, os intermaxillare

Embryonaal botstukje aan de voorzijde tussen de beide helften van de bovenkaak. In het botje zitten de kiemen van de bovensnijtanden. Bij de mens groeit het tijdens de embryogenese aan de beide bovenkaakdelen vast. Bij een dubbelzijdige schisis (hazenlip) vindt deze versmelting echter niet plaats en steekt het vaak als afzonderlijk botje naar voren uit. Het botje wordt ook wel premaxilla genoemd.

Os lacrimale

Traanbeen.

Os nasale

Neusbeen.

Os occipitale

Achterhoofdsbeen.

Os palatinum

Gehemeltebeen.

Os parietale

Wandbeen.

Os sphenoidale

Wiggebeen.

Os temporale

Slaapbeen.

Os zygomaticum

Jukbeen. Wordt ook wel zygoma genoemd.

OSA(S)

Obstructief Slaap Apneu Syndroom of Obstructieve Slaap Apneu, een beperkte doorgankelijkheid van de bovenste luchtweg tijdens de slaap die wordt gekenmerkt door snurkgeluiden en tijdelijke adempauzes. OSAS kan tot een scala aan gezondheidsproblemen leiden, zoals ernstige vermoeidheid, hart- en vaatziekten en hoge bloeddruk. Voor de behandeling van OSAS worden tegenwoordig vaak beugels gebruikt (mandibulaire repositie-apparaten ofwel MRA’s).

Osteoblasten

Botaanmakende cellen.

Osteoclasten

Botafbrekende cellen.

Osteodistractie

Procedure waarbij een kaak na het chirurgisch doorzagen van de buitenste botlaag met in het bot bevestigde schroeven en een uitdraaimechanisme wordt verlengd. Wordt ook wel distractie of distractie-osteogenese genoemd.

Osteogeen

Botvormend.

Osteoïd

Eiwitmengsel dat door botaanmakende cellen (osteoblasten) wordt uitgescheiden. Het mengsel wordt na mineralisatie botweefsel.

Osteonecrose

Afsterven van botweefsel.

Osteosynthese

Verbinding tussen kaakgedeelten bij osteotomie met metalen schroeven of draden.

Osteotomie

Chirurgische operatie waarbij (een deel van) een kaak wordt verplaatst.

Otitis

Oorontsteking.

Ouderentandarts

Tandarts met een speciale opleiding (differentiatie) die gericht is op de diagnostiek en behandeling van ouderen. De zorgverlener wordt ook wel tandarts-geriatrie genoemd.

Over-eruptie

Het te ver uitgroeien van een gebitselement.

Overbeet

Voor-achterwaartse afstand tussen onder- en bovensnijtanden bij dichtbijten. Wordt ook wel sagittale overbeet (SOB), horizontale overbeet (HOB) of overjet genoemd.

Overbite

Verticale overlap van onder- en bovensnijtanden bij dichtbijten. Wordt ook wel verticale overbeet genoemd.

Overcorrectie

Behandeling waarbij een bepaald afwijkend kenmerk van een maloccusie wordt overgecorrigeerd, omdat het resultaat van de orthodontisch verkregen correctie na afloop de neiging heeft gedeeltelijk of volledig terug te lopen (recidief).

Overjet

Voor-achterwaartse afstand tussen onder- en bovensnijtanden bij dichtbijten. Wordt ook wel overbeet, sagittale overbeet (SOB) of horizontale overbeet (HOB) genoemd.

Overkapping

Kunstharsgedeelte dat gebitselementen omvat.

Ovoid

Eivormig. Een Engelse term die in de orthodontie vaak wordt gebruikt voor het beschrijven van de vorm van tandbogen en de metalen bogen voor een vastzittende beugel.

Palatal bar, palatinale boog

Vastzittende metalen draad, ook wel transpalatal arch, TPA of (naar de Amerikaanse uitvinder ervan) Goshgarian genoemd. De draad loopt langs het gehemelte van de linker naar de rechter kies.

Palatinaal

Aan de gehemeltezijde.

Palato-inclinatie, palatoversie

Naar binnen gekipte stand van voortanden. Wordt ook wel inversie, linguoversie, retroversie, linguo-inclinatie of retroclinatie genoemd.

Palatopositie

Gebitselementen staan naar achteren. Wordt ook wel retropositie of linguopositie genoemd.

Palatoschisis

Gehemeltespleet.

Palatum

Gehemelte.

Palatum durum

Harde gehemelte.

Palatum molle

Zachte, bewegelijke, achterste deel van het gehemelte.

Palatumbeet

Ondertanden bijten tegen het gehemelte aan.

Palpatie

Onderzoek door voelen met de vingers.

Panoramische röntgenfoto

Overzichtsröntgenfoto van het gebit en de kaken. Wordt ook wel orthopantomogram (OPG of OPT) genoemd.

PAO(T)

Postacademisch onderwijs (tandheelkunde).

Papil, papilla

Verhevenheid of tepeltje. Doorgaans wordt hiermee bedoeld het tandvlees tussen twee aanliggende tanden of kiezen. Het wordt ook wel interdentale papil (papilla interdentalis) genoemd. Daarnaast bevinden zich ook papillen op het oppervlak van de tong (smaakpapillen).

Papilla incisiva

Verhevenheid van het slijmvlies aan de voorkant van het gehemelte ter plaatse van de voorzijde van de raphe palati.

PAR-index

Peer Assessment Rating (PAR) Index, een mede door de Engelse orthodontisten professor Richmond en professor Shaw ontwikkeld instrument om te meten in hoeverre de stand van het gebit na een orthodontische behandeling verbeterd is.

Paranasaal botanker

Metalen staafje dat tijdelijk in het bot naast de neus wordt bevestigd en waaraan krachten kunnen worden ontleend voor het orthodontisch verplaatsen van gebitselementen en kaken.

Pariëtale headgear

Buitenbeugel met petje op het hoofd. Wordt ook wel high-pull of occipital pull headgear genoemd.

Parodontaal ligament

Wortelvlies. Wordt ook wel parodontale membraan, periodontale ligament of ligamentum periodontale genoemd.

Parodontale membraan

Wortelvlies. Wordt ook wel parodontaal ligament, periodontale ligament of ligamentum periodontale genoemd.

Parodontale spleet

Ruimte tussen wortel en tandkas. Wordt ook wel periodontale ligament genoemd.

Parodontitis

Ontstoken weefsels waarmee een gebitselement in de kaak vastzit.

Parodontium

De weefsels waarmee een gebitselement in de kaak vastzit.

Parodontoloog, tandarts-parodontoloog

Tandarts met een speciale opleiding (differentiatie) die zich bezighoudt met de diagnose en behandeling van ernstige aandoeningen van de weefsels waarmee gebitselementen in de kaak vastzitten (parodontium) en het plaatsen van implantaten.

Partiële vastzittende apparatuur

Beugel die met brackets (slotjes) op de gebitselementen van de onderkaak of de bovenkaak vastzit. De beugel wordt ook wel gedeeltelijke vastzittende apparatuur genoemd.

Passen in was

Het bij een patiënt in de mond passen van een proefversie van een uitneembare beugel in modeleerwas.

Patiënt

Een persoon aan wie medische, tandheelkundige, paramedische en/of verpleegkundige hulp wordt verleend. Patiënt is afkomstig van het Latijnse woord patientia dat het lijden betekent.

Patiëntenservet

Veelal geplastificeerde papieren doek om de kleding van de patiënt af te dekken ter bescherming tegen bij de behandeling wegspattende vloeistoffen.

PEBP (pre-epiglottic baton plate)

Kunsthars gehemelteplaatje met een lang uitsteeksel aan de achterzijde om de tong bij baby’s met Pierre Robin-sequentie naar voren te houden en belemmeringen van de luchtweg tegen te gaan.

Pedodontoloog, tandarts-pedodontoloog

Iemand die een speciale opleiding (differentiatie) op het gebied van kindertandheelkunde heeft gevolgd. Vaak gaat het daarbij om angstige kinderen, jonge kinderen met veel gaatjes en kinderen met gedragsproblemen, lichamelijke of verstandelijke beperkingen of medische problematiek. Een pedodontoloog wordt ook kindertandarts genoemd.

Peerreview

Methode om de kwaliteit van wetenschappelijk werk te controleren en verbeteren door het door onafhankelijke deskundigen (reviewers) te laten beoordelen. Meestal gebeurt dat anoniem.

Peg shaped lateral

Laterale bovenincisief met een spits toelopende, kegelvormige kroonvorm. Wordt ook wel kegeltand genoemd.

Pelotte

Kunsthars afsteuning.

Pendulum

Een vastzittende bovenbeugel waarmee de blijvende eerste bovenmolaren zonder buitenbeugel naar achteren kunnen worden verplaatst. De beugel bestaat uit twee veerkrachtige roestvrij stalen veren met windingen die bevestigd zijn in een kunsthars pelotte die tegen het gehemelte aanligt. De pelotte zit aan de eerste bovenpremolaren vast. Aan de achterkant van het apparaat zitten de veren in sheats aan de binnenzijde van de eerste blijvende molaren. De beugel is uitgevonden door de Amerikaanse orthodontist James Hilgers. Er bestaan diverse modificaties van de pendulum. Het type beugel wordt distalizer of molar distalizer genoemd.

Percussie

Bekloppen.

Peri

Om of rond.

Peri-apicaal

Rond de wortelpunt (apex) van een gebitselement.

Pericoronitis

Ontsteking van weefsel om een gedeeltelijk doorgebroken gebitselement.

Perinatale tand

Een bij de geboorte (natale tand) of rond de eerste levensmaand (neonatale tand) bij een baby doorgebroken tand.

Periodontale spleet

Ruimte tussen wortel en tandkas. Wordt ook wel parodontale ligament, parodontale membraan, periodontale ligament of ligamentum periodontale genoemd.

Periost

Botvlies.

Persistentie

Het te lang blijven zitten van een melkgebitselement.

Pierre Robin

Franse mondarts (1867-1950) die onder meer zich bezighield met de behandeling van patiënten met luchtwegaandoeningen samenhangend met een gespleten gehemelte (schisis). Behalve een gespleten gehemelte wordt het syndroom gekenmerkt door een kleine onderkaak en een achterin de keel liggende tong. Deze drie afwijkingen zorgen ervoor dat er levensbedreigende luchtwegbeperkingen kunnen optreden. De problemen manifesteren zich meestal vlak na de geboorte. In 1902 beschrijft Robin voor het eerst het gebruik van een rubberen beugel (‘monobloc’) voor het openhouden van de luchtweg van deze patiënten. Het syndroom van Pierre Robin of de sequentie van Pierre Robin (ook Robinsyndroom of -sequentie) is naar hem vernoemd. Zie ook: syndroom van (Pierre) Robin. Vanaf 1908 gaat de hoogleraar orthodontie in Oslo Viggo Andresen voor het eerst een dergelijke beugel gebruiken om de voorwaartse groei van de onderkaak en het ondergebit bij kinderen orthodontisch te stimuleren. Hij noemt deze beugel ‘activator’. Zie ook: Andresen. Variaties van deze beugel worden tegenwoordig ook veel gebruikt bij patiënten met het Obstructief Slaap Apneu Syndroom (OSAS). De behandeling van OSAS met deze beugels is in 1987 door de Almelose orthodontist dr. Hayé Remmelink in Nederland geïntroduceerd.

Pijlanker

Metalen draadje met een pijlvormig uiteinde waarmee een uitneembare beugel aan het gebit wordt vastgehouden. Het uiteinde kan pijlvormig gegoten (arrow-ended) of in de vorm van kleine pijl gebogen zijn.

Pitchfork-analyse

Cefalometrisch analyse voor het analyseren van de effecten in voor-achterwaartse richting van orthodontische behandelingen op onder-, bovenkaak en onder- en bovengebit. De analyse is in 1996 door de Amerikaanse orthodontist professor Lysle Johnston geïntroduceerd. De resulataten van de analyse worden in een diagram weergegeven.

Plaat(apparaat)

Uitneembare beugel voor onder- of bovengebit.

Plagiocefalie

Asymmetrische schedelvorm als gevolg van te vroeg sluiten van een sutuur. De afwijkende vorm van het hoofd kan ook ontstaan doordat een baby te vaak in dezelfde rughouding ligt (houdingsgebonden plagiocefalie).

Plakbuis

Buis op een molaar waarin de boog van een vastzittende beugel kan worden bevestigd. Een plakbuis buis zit op de kies geplakt en is niet op een band om de kies gelast.

Plaque

Zachte massa die zich bij onvoldoende mondhygiëne op het tandoppervlak vormt en hier gaatjes in veroorzaakt. Door plaque ontstaan ook ontstekingen van de weefsels waarmee gebitselementen in de kaak vastzitten. Plaque, ook wel tandplaque genoemd, is een voorbeeld van biofilm.

Plaque Index

Score van de hoeveelheid plaque op het gebit.

Plaqueverklikker

Tabletjes of vloeistof waarmee plaque gekleurd en zichtbaar gemaakt kan worden.

Plastic conditioner

Vloeistof om het oppervlak van een plastic kunsttand bij het plakken van een bracket mee voor te behandelen.

Platbektang

Tang waarbij de binnenkant van de helften van de bek vlak zijn.

Plier

Instrument om orthodontische bogen te buigen. Tang.

Pocket

Vergrote ruimte tussen gebitselement en tandvlees.

Pocket sonde

Instrument met een haakje met afgeronde punt en een maatverdeling in millimeters om de diepte van pockets te kunnen meten.

Pocket status

Score van de diepte van pockets bij alle tanden en kiezen.

Poetstrauma

Beschadiging van gebitselement of tandvlees door een tandenborstel met te stugge haren, een zeer afslijtende tandpasta en/of het te hard poetsen met te grote poetsbewegingen.

Pogonion (Pg)

Cefalometrisch referentiepunt dat het meest naar voren gelegen punt op de kin aangeeft aangeeft.

Polijstborstel

Ronddraaiend borsteltje voor het polijsten van gebitselementen met polijstpasta of uitneembare beugels.

Polijstcup

Klein ronddraaiend rubberen bekertje voor het polijsten van gebitselementen met polijstpasta.

Polijsten

Verwijderen van lijmresten op gebitselementen na het verwijderen van een vastzittende beugel met een polijstboortje en een klein ronddraaiend borsteltje of rubberen bekertje met polijstpasta.

Polijstpasta

Pasta die gebruikt wordt voor het polijsten van gebitselementen met een klein ronddraaiend borsteltje of rubberen bekertje.

Polygrafie

Slaaponderzoek met registratie van ademhaling zuurstofsaturatie (verzadiging) in het bloed en hartfrequentie.

Polysomnografie

Slaaponderzoek met registratie van ademhaling zuurstofsaturatie (verzadiging) in het bloed, hartfrequentie en elektro-encefalogram.

Porion (Po) 

Cefalometrisch referentiepunt dat bovenste punt van de uitwendige gehoorgang aangeeft.

Porselein conditioner

Vloeistof om het oppervlak van een kunsttand van porselein bij het plakken van een bracket mee voor te behandelen.

Positieve liptrap

Onderlip staat van opzij gezien ten opzichte van de bovenlip naar voren.

Positioner

Uitneembare beugel van flexibele kunststof die zowel het onder- als bovengebit omvat. De beugel wordt gebruikt om het eindresultaat van een behandeling zo goed mogelijk vast te houden. Met de beugel kunnen ook nog kleine verbeteringen in de stand van gebitselementen worden uitgevoerd. De beugel is door de Amerikaanse orthodontist Harold D. Kesling in 1944 ontwikkeld.

Positioner gauge

Instrument om bij het plaatsen van een vastzittende beugel de hoogte van brackets ten opzichte van de snijranden van tanden te kunnen meten.

Posted boog

Boog bij vastzittende beugel met haakjes ter plaatse van de hoektanden.

Posterieure open beet

Verticale afstand tussen onder- en bovenpremolaren en molaren bij dichtbijten.

Posteroanterior (PA) röntgenfoto

Röntgenschedelfoto waarbij de röntgenstralen van achter naar voren door het hoofd gaan. Op de foto kunnen asymmetrieën van het hoofd worden vastgesteld.

Posthoornveer

Metalen draad in uitneembare beugel om gebitselementen in de tandboog te verplaatsen. Wordt ook varkensstaart- of krulstaartveer genoemd.

Power arm

Lusje in de vorm van het gebogen uiteinde van een herdersstaf aan een lang pinnetje bij een vastzittende beugel waar elastiek of power chain aan bevestigd kan worden.

Power chain

Ketting van elastiekjes. Wordt ook wel chain genoemd.

PowerScope

Een Herbst-achtig telescopisch scharnier dat bij een vastzittende beugel aan de eerste bovenmolaar bevestigd is en onder om de boog distaal tegen de bracket van de onderhoektand aanligt. Het scharnier houdt de onderkaak in een voorwaartse stand.

Praktijkmanager

Iemand die zich bezighoudt met het beleid en management van de praktijk.

Pre-epiglottic baton plate (PEBP)

Kunsthars gehemelteplaatje met een lang uitsteeksel aan de achterzijde om de tong bij baby’s met Pierre Robin-sequentie naar voren te houden en belemmeringen van de luchtweg tegen te gaan.

Pre-torque boog

Boog bij vastzittende beugel waarin door de fabrikant torque is aangebracht.

Predentine

Weefsel waaruit na verkalking dentine ontstaat.

Predictie

Voorspelling.

Predictietracing

Tracing van een laterale schedelröntgenfoto die het te verwachten resultaat van groei en/of behandeling toont.

Predispositie

Vatbaarheid, voorbeschiktheid of aanleg.

Prematuur verlies

Voortijdig verlies.

Premaxilla

Embryonaal botstukje aan de voorzijde tussen de beide helften van de bovenkaak. In het botje zitten de kiemen van de bovensnijtanden. Bij de mens groeit het tijdens de embryogenese aan de beide bovenkaakdelen vast. Bij een dubbelzijdige schisis (hazenlip) vindt deze versmelting echter niet plaats en steekt het vaak als afzonderlijk botje naar voren uit. Het botje wordt ook wel os incisivum of os intermaxillare genoemd.

Premolaar

Kleine blijvende kies. De voorste kleine kies wordt de eerste premolaar genoemd. De achterste kleine kies is de tweede premolaar.

Premolaarband

Metalen ringetje om een premolaar waarop een buis(je), bracket of attachment gelast kan worden.

Premolaarbreedte

Breedte van de kroon van een premolaar gemeten in het verloop van de tandboog.

Prenataal consult

Consult door aankomende ouder(s) in verband met geconstateerde afwijking bij ongeboren kind, bijvoorbeeld in het geval van schisis (hazenlip).

Preprothetische orthodontie

Orthodontische behandeling ten behoeve van een prothetische tandheelkundige voorziening, zoals bijvoorbeeld een brug of kroon.

Prescription

De oriëntatie van de slotopening van een straightwire bracket volgens een internationaal vooraanstaande orthodontist.

Pressure side

Kant van de wortel van een gebitselement dat orthodontisch naar het alveolaire bot toe wordt bewogen. Wordt ook drukzijde genoemd.

Preventieassistent

Een tandartsassistent die is opgeleid in het uitvoeren van preventieve handelingen en mondhygiëne.

Preventieve behandeling

Behandeling om het ontstaan van een ongunstige gebitsontwikkeling te voorkomen.

Primaire crowding

Gedrongen stand van gebitselementen als gevolg van relatief grote gebitselementen en een kleine kaak.

Primary failure of eruption (PFE)

Primary failure of eruption (PFE), de situatie waarbij een nog niet doorgebroken tand of kies tijdens de gebitsontwikkeling niet verder groeit.

Primate space

Diasteem tussen de melk- of blijvende hoektand en eerste melkmolaar of eerste premolaar.

Primer

Vloeistof om het glazuur van een gebitselement bij het plakken van een bracket van een laagje composiet te voorzien.

Printmodel

In kunststof geprinte driedimensionale kopie van het gebit. Het printmodel is gemaakt nadat het via scannen van gebit, afdruk of model in gips in de computer is opgeslagen.  Printmodel wordt ook driedimensionaal printmodel genoemd.

Proaal, protraal

Naar voren.

Proale dwangbeet, protrale dwangbeet

Dwangbeet waarbij de onderkaak naar voren afglijdt.

Processus alveolaris

Kaakwal.

Processus condylaris

Het achterste uitsteeksel van de achterzijde (ramus) van de onderkaak met het kaakkopje.

Processus coronoideus

Het voorste uitsteeksel van de achterzijde (ramus) van de onderkaak. De musculus temporalis hecht hieraan.

Processus zygomaticus

Zijwaarts uitstekend botgedeelte waarmee de bovenkaak met het jukbeen (os zygomaticum) verbonden is.

Proclinatie

Naar voren gekipte stand van voortanden. Wordt ook wel eversie, labioversie of labio-inclinatie genoemd.

Professor K.G. Bijlstra Stichting

Stichting, vernoemd naar de Groningse hoogleraar Klaas G. Bijlstra (1905-1985), die wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en voorlichting op het gebied  van de orthodontie ten behoeve van de specialistenopleiding van het UMCG bevordert. Professor Bijlstra heeft een belangrijke rol gespeeld bij de oprichting van het specialisme orthodontie in Nederland in 1953.

Profiel

Gezicht van opzij gezien. Een normaal profiel wordt ook recht profiel genoemd. Bij een convex of Klasse II profiel ligt de kin relatief ver naar achteren. In het geval van een concaaf of Klasse III profiel bevindt de kin zich relatief ver naar voren. In verticale zin kan het profiel gekenmerkt worden door een normale, kleine of grote voorste gelaatshoogte. Meestal gaat het daarbij om de onderste voorste gelaatshoogte, de afstand tussen de onderrand van het neustussenschot en het onderste punt van de kin (menton).

Profylaxe

Voorzorgsmaatregelen om een ziekte te voorkomen.

Progenie

Naar voren staande kin. De term ‘progenie’ wordt meestal ook gebruikt om een naar voren staande onderkaak (mandibulaire prognathie) mee aan te duiden.

Progenie activator

Activator (‘blokbeugel’) waarbij het onderste deel door middel van een schroef ten opzichte van het bovenste deel naar achteren kan worden bewogen. Meestal wordt hiervoor een speciale schroef gebruikt (Weise-schroef). De beugel kan bij een Klasse III malocclusie worden toegepast.

Prognaat

Van opzij gezien bevinden de kaken zich in voor-achterwaarste zin ten opzichte van de voorste schedelbasis relatief naar voren.

Progress in Orthodontics (Prog Orthod)

Internationaal wetenschappelijk orthodontisch tijdschrift, dat door de Italian Society of Orthodontics (SIDO) wordt uitgegeven.

Promotie, promoveren

Het behalen van de hoogste academische graad (doctoraat) in een bepaalde studierichting. Deze wordt toegekend na het doen van onderzoek en het schrijven en verdedigen van het onderzoeksverslag (academisch proefschrift of dissertatie). Aan de gepromoveerde wordt de titel doctor (dr.) toegekend.

Propositie

Voortanden staan naar voren. Wordt ook wel labiopositie genoemd.

Propulsor

Modificatie van de activator van Andresen volgens het in 1948 geïntroduceerde ontwerp van de Zwitserse professor dr. Hans R. Mühlemann (1917-1997).  Het ontwerp werd later door professor Rudolph Hotz van de Universiteit van Zürich verbeterd. De uitneembare beugel bestaat uit dunne kunsthars vleugels die ter plaatse van het bovengebit aan de wangzijde tot aan de omslagplooi lopen. Aan de onderkant zijde houdt de beugel de onderkaak aan de tongzijde naar voren. De onder- en bovengedeeltes van de beugel zijn ter plaatse van het front en aan de achterzijde met elkaar verbonden. Er zitten geen metalen draaddelen aan de beugel.

Prosoposcoop

Een vereenvoudigde versie van de cubus cranioforus, een methode om met een aangezichtsafgietsel en gebitsmodel driedimensionaal de onderlinge relatie van het gebit en de aangezichtsschedel te kunnen beoordelen. De kubus werd in 1915 door de Utrechtse lector orthodontie dr. J.A.W. van Loon (1876-1940) in het destijds toonaangevende internationale tijdschrift Dental Cosmos geïntroduceerd. De prosoposcoop werd in 1923 geïntroduceerd.

Prothese element

Kunststof gebitselement dat aan een beugel kan worden bevestigd om een afwezig gebitselement te vervangen. Wordt ook wel kunsthars element genoemd.

Prothetische voorziening, prothetische tandheelkundige voorziening

Voorziening die afwezige gebitselement(en) vervangt, zoals bijvoorbeeld een kroon of brug.

Protractie facemask

Buitenbeugel die op het gezicht afsteunt. De beugel wordt ook wel Delaire, face mask, omgekeerde headgear of reverse-headgear genoemd.

Protruderen, protrusie

Naar voren verplaatsen van voortanden.

Protrusieveer

Metalen draad van uitneembare beugel om voortanden naar voren te verplaatsen.

PubMed

Veelgebruikte via internet toegankelijke zoekrobot met referenties naar wetenschappelijke medische publicaties.

Pulpa

Binnenste gedeelte van een gebitselement, waarin zich een vaatzenuwstreng, losmazig bindweefsel en odontoblasten bevinden.

Pulpitis

Ontsteking van de pulpa.

Push coil

Klein veertje om bij een vaste beugel tanden en kiezen van elkaar af te duwen. Wordt ook wel open coil spring genoemd.

Quad helix

Veerkrachtige staaldraad met diverse windingen. De draad ligt tegen de binnenzijde van het bovengebit aan en is via banden aan de linker en rechter eerste boven premolaren en eerste bovenmolaren bevestigd.

Raderen

Verwijderen van gips van een gebitsmodel.

Radio-opaciteit

Licht gebied op een röntgenfoto.

Radio-osteonecrose

Afsterven van botweefsel ten gevolge van bestraling.

Radiolucentie

Donker gebied op een röntgenfoto.

Radix

Het gedeelte van een gebitselement dat zich in de kaak bevindt. Wordt ook wortel genoemd.

Ragertje

Klein borsteltje om het gebit en tandvlees achter de boog van een vastzittende beugel schoon te kunnen maken. Kan ook gebruikt worden om de ruimte tussen gebitselementen of onder een brug te reinigen. Ragertjes worden ook wel interdentale ragertjes of interdentale borsteltjes genoemd.

Rail mechanisme

Het tijdens de gebitsontwikkeling tot stand komen van de occlusie, waarbij de onder- en bovenkiezen op geleide van de in elkaar passende knobbels en groeven (fissuren) van de kauwvlakken ten opzichte van elkaar verplaatsen. Het wordt ook wel met de term ‘kegel-trechter mechanisme’ aangeduid, een begrip dat door de Nijmeegse hoogleraar orthodontie F.P.G.M. van der Linden geïntroduceerd is.

Ramus mandibulae

Het achterste opstijgende gedeelte van de onderkaak. Wordt ook wel opstijgende tak genoemd.

Randlijst

Rand aan de mesiale en distale zijde van de kroon van een gebitselement.

Randtubercula

Kleine knobbeltjes op de snijranden van blijvende snijtandentanden. Worden ook wel tubercula of mammelons genoemd.

Ranula

Slijmcyste in de mondbodem die zich in de uitvoergang van de glandula sublingualis bevindt.

Raphe palati

Slijmvliesnaad in het midden van het gehemelte.

Rapid maxillary expansion (RME)

Het snel verbreden van de bovenkaak en het bovengebit door de schedelnaad (sutuur) in de bovenkaak met behulp van een vastzittende beugel met een schroef te openen. Voor deze zogenaamde sutuurexpansie zijn verschillende typen beugels beschikbaar, zoals: Hyrax of Biedermann, Haas-, Derichsweiler- en Isaacson-apparaat of Minne Expander. Patiënten noemen de beugel vaak een spin. De behandeling wordt ook wel snelle sutuurexpansie of rapid palatal expansion (RPE) genoemd.

RCT

RCT staat voor Randomized Controlled Trial, een wetenschappelijk onderzoek waarbij de invloed van een behandeling bij een experimentele groep wordt vergeleken met die van een niet behandelde controlegroep en waarbij toewijzing aan deze groepen door het lot (aselect of gerandomiseerd) wordt bepaald.

Re-activeren

Opnieuw op spanning brengen.

Recessie

Teruggetrokken tandvlees. Wordt ook wel gingivarecessie genoemd.

Recidief

Terugkeer van een orthodontisch gecorrigeerd gebit naar de oorspronkelijke stand. Wordt ook wel relaps genoemd.

Reciproke kracht

Een reactiekracht die gelijk in grootte en tegengesteld in richting als de op een gebitselement of gebitselementen uitgeoefende kracht is.

Refinement

Ingrijpen via het computerprogramma door de behandelaar in de uitvoering van een behandeling met (clear) aligners of onzichtbare beugels.

Reflux

Terugvloeiing van maaginhoud naar slokdarm of mondholte.

Regionale orthodontistenvereniging

Regionale vereniging van orthodontisten die zich tijdens bijeenkomsten bezighouden met het vergaren, verspreiden en onderling uitwisselen van kennis en ervaring op het gebied van de orthodontie. Tevens worden regionale ontwikkelingen op het orthodontische vlak doorgenomen en vinden contacten met andere organisaties en zorgverleners plaats.

Registratie

Eerste inschrijving in het BIG-register. Inschrijving als orthodontist kan plaatsvinden na afronding een succesvolle 4-jarige fulltime specialistenopleiding aan de universiteit of academisch ziekenhuis. De registratie heeft een geldigheidsduur van 5 jaar. Hierna dient herregistratie plaats te vinden om als orthodontist in het BIG-register ingeschreven te blijven.

Reguleren

Het verbeteren van de stand van het gebit met beugels.

Reiniging

Schoonmaken ofwel verwijdering van vuil.

Reinigingstablet

Tablet die in een beker of bakje water kan worden gedaan om een uitneembare beugel te reinigen. Wordt ook wel bruistablet genoemd.

Relaps

Terugkeer van een orthodontisch gecorrigeerd gebit naar de oorspronkelijke stand. Wordt ook wel recidief genoemd.

Relatie

Onderlinge verhouding tussen de onder- en bovenkaak. Wordt ook wel kaakrelatie genoemd.

Relaxatie splint

Uitneembare kunsthars beugel die om het onder- of bovengebit past. Het hulpmiddel wordt bij tandenknarsen en problemen met het kaakgewricht en de kauwspieren gebruikt.

Replantatie

Het in de tandkas (alveole) terugplaatsen van een door een ongeluk uitgeslagen tand.

Resin

Vloeibaar kunststof hechtmiddel als onderlaag voor adhesief bij het plakken van een bracket, attachment of spalk.

Restauratie

Vulling. Deze kunnen in één, twee of drie zijden van een gebitselement zijn aangebracht en worden dan respectievelijk een-, twee- en drievlaksrestauraties genoemd. Een restauratie in een kies die vanaf mesiaal via het occlusale vlak naar de distale zijde loopt wordt vaak mod-restauratie of mod genoemd.

Retainer

Vastzittende of uitneembare beugel voor het zo goed mogelijk behouden van het eindresultaat na een behandeling.

Retentie

Het zo goed mogelijk met spalkjes of uitneembare beugels behouden van het eindresultaat van een behandeling. De term wordt ook gebruikt het vastzitten van een beugel.

Retentiespalk

Metalen draad die na afloop van een orthodontische behandeling achter de voortanden kan worden geplaatst om het gebit na afloop zo goed mogelijk in de rij te houden. De retentiespalk werd in 1977 door de Noorse orthodontist professor Björn Zachrisson geïntroduceerd en wordt ook wel spalk(je) genoemd. Andere benamingen zijn: C-C-bar of C-C-retainer.

Retroclinatie

Naar binnen gekipte stand van voortanden. Wordt ook wel inversie, linguoversie, palatoversie, retroversie, linguo-inclinatie of palato-inclinatie genoemd.

Retrognaat

Van opzij gezien bevinden de kaken zich in voor-achterwaarste zin ten opzichte van de voorste schedelbasis relatief naar achteren.

Retropositie

Gebitselementen staan naar achteren. Wordt ook wel linguopositie of palatopositie genoemd.

Retroversie

Naar binnen gekipte stand van voortanden. Wordt ook wel inversie, palatoversie, linguoversie, linguo-inclinatie, palato-inclinatie of retroclinatie genoemd.

Retruded contact position (RCP)

De occlusie waarbij de onderkaak zich in centrale relatie ten opzichte van de schedel bevindt. Wordt ook centrale occlusie (CO) genoemd.

Retruderen, retrusie

Naar achteren verplaatsen van voortanden.

Reverse-headgear

Buitenbeugel die op het gezicht afsteunt. De beugel wordt ook wel Delaire, face mask, omgekeerde headgear of protractie facemask genoemd.

Reversed curve of Spee

Boogvorm van een vastzittende beugel die er op gericht is om de snijtanden te intruderen.

Reviewer

Onafhankelijk deskundige die de kwaliteit van wetenschappelijk werk beoordeelt. Meestal gebeurt dat anoniem. De methode wordt peerreview genoemd.

RI&E

Risico Inventarisatie en Evaluatie.

Richtlijn

Een door de beroepsgroep opgesteld document met aanbevelingen waaraan zorgverleners moeten voldoen. Zorgverleners kunnen in individuele gevallen beargumenteerd van een richtlijn afwijken.

Richtlijn Infectiepreventie in mondzorgpraktijken

Een door de KNMT, NVM-mondhygiënisten, NVMM, ONT, Stichting WIP en VHIG goedgekeurde landelijke richtlijn voor infectiepreventie in mondzorgpraktijken. De richtlijn is goedgekeurd door de Stichting Werkgroep Infectie Preventie (WIP).

Ricketts

Professor Robert M. Ricketts (1920–2003) was een Amerikaanse orthodontist die een veelgebruikte modificatie van de straightwire bracket van Andrews en een hieraan gerelateerde behandelingstechniek (bioprogressive therapy) heeft geïntroduceerd.

Riedel

Dr. Richard A. Riedel (1922-1994) was een Amerikaanse orthodontist die een veelgebruikte orthodontische behandeltechniek met behulp van vastzittende apparatuur met (standaard) edgewise brackets heeft geïntroduceerd.

Rinitis

Ontstoken neus.

Ritto appliance

Een klein Herbst-scharnier waarbij de pennen bij maximale mondopening niet uit de buizen kunnen komen. De beugel is in 1998 door de Portugese orthodontist A. Korrodi Ritto geïntroduceerd.

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

RME

Rapid maxillary expansion. Het snel verbreden van de bovenkaak en het bovengebit door de schedelnaad (sutuur) in de bovenkaak met behulp van een vastzittende beugel met een schroef te openen. De beugel is een sutuurexpansie-apparaat. Voor deze sutuurexpansie zijn verschillende typen beugels beschikbaar, zoals: Hyrax of Biedermann, Haas-, Derichsweiler- en Isaacson-apparaat of Minne Expander. Patiënten noemen de beugel vaak een spin. De behandeling wordt ook wel snelle sutuurexpansie of rapid palatal expansion (RPE) genoemd.

Roberts retractor

Plaatapparaat met Adams-ankers en een labiale boog met veren.

Roestvrij staal

Metaallegering met stugge eigenschappen waar vaak vastzittende orthodontische beugels van zijn gemaakt. In de orthodontie bestaat de legering meestal uit 70% ijzer, 17-20% chroom, 8-10% nikkel en een maximum van 0,08% koolstof. Met behulp van de roestvrij stalen bogen van een vastzittende beugel kunnen de tanden en kiezen heel nauwkeurig verplaatst worden. Roestvrij stalen bogen worden meestal tijdens de latere fasen van een behandeling gebruikt. De metalen draaddelen van uitneembare beugels zijn ook van roestvrij staal.

Roncone

Amerikaanse orthodontist die een veelgebruikte modificatie van de straightwire bracket van Andrews en een hieraan gerelateerde behandelingstechniek heeft geïntroduceerd.

Rondbektang

Tang waarbij de helften van de bek rond zijn en taps toelopen.

Röntgen

Duitse natuurkundige professor dr. Wilhelm Conrad Röntgen (1845-1923) die in 1895 de x-stralen (röntgenstralen) ontdekte en daarvoor de eerste Nobelprijs ontving. In de orthodontie worden deze meestal gebruikt voor het maken van overzichtsröntgenfoto’s van het gebit en röntgenfoto’s van het profiel van het gezicht, (resp. panoramische en laterale schedelröntgenfoto’s).

Röntgencefalogram

Gestandaardiseerde röntgenfoto van het hoofd. Wordt ook cefalogram genoemd.

Röntgencefalometrie, röntgencefalometrische analyse

Analyse van de stand van de gebitselementen en de kaken aan de hand van metingen op een gestandaardiseerde röntgenfoto van het profiel van het gezicht (laterale schedelröntgenfoto). De termen ook wel cefalometrie en cefalometrische analyse genoemd.

Röntgenschedelprofielfoto (RSP)

Röntgenfoto van het profiel van het gezicht, ook wel laterale schedelröntgenfoto (LS) genoemd.

Root planing

Het glad maken van de wortels van gebitselementen met tandheelkundige instrumenten.

Rotatie centrum

Punt waar een gebitselement tijdens een tandverplaatsing om draait.

Rotating spring

Klein veertje dat bij een bracket van een vastzittende beugel wordt gebruikt om een gebitselement te roteren. Wordt ook wel rotatieveertje genoemd.

Rotating wedge

Klein elastiekje dat bij een bracket van een vastzittende beugel wordt gebruikt om een gebitselement te roteren. Wordt ook wel module of elastiekje genoemd.

Rotation arms

Kleine metalen vleugeltjes van een edgewise bracket volgens het ontwerp van de Amerikaanse orthodontist P.D. Lewis, die bedoeld zijn om het roteren van gebitselementen te vergemakkelijken.

Roteren

Draaien van een gebitselement om de lengte-as.

Roterend instrumentarium

Tandheelkundige instrumenten voor het ronddraaien van boren en frezen. Hand- en hoekstukken.

Roterende tandenborstel

Electrische tandenborstel met een roterende ronde borstelkop.

Roth

Amerikaanse orthodontist die een veelgebruikte modificatie van de straightwire bracket van Andrews en een hieraan gerelateerde behandelingstechniek heeft geïntroduceerd.

Roux

Professor Wilhelm Roux (1850-1924) was een Duitse zoöloog, embryoloog en celbioloog, die in 1883 als eerste het effect van functionele krachten op de groei en ontwikkeling van bot beschreven heeft. Zijn ideeën hebben veel anderen gebruikt voor onderzoek naar de werking van functionele orthodontische apparatuur en de ontwikkeling van deze beugels. Roux was een leerling van de beroemde Duitse arts, antropoloog en etnoloog professor Rudolf Virchow (1821-1902).

RTS

Registratiecommissie Tandheelkundige Specialismen. Deze is belast met het uitvoeren van en het houden van toezicht op de regelgeving van het College Tandheelkundige Specialismen (CTS). Deze regelgeving heeft betrekking op de opleidingen, opleiders en de opleidingsinrichtingen voor tandarts-specialisten en de eisen voor (her-)registratie.

Rugae palatinae

Dwars verlopende plooien op de voorzijde van het gehemelte.

S-lijn

De S-lijn (S-line, Esthetic plane of Steiner) is door de Amerikaanse orthodontist Cecil C. Steiner (1896-1989) voor de analyse van het weke delen profiel van het gezicht geïntroduceerd. De lijn loopt van halverwege de columella naar de voorzijde van de kin. Volgens Steiner moeten de lippen bij een normaal profiel de lijn raken.

Safety clip

Veiligheidsklem waarmee de buitenboog van een facebow aan de nekband of het hoofdkapje van een buitenbeugel bevestigd is.

Sagittaal

Van voor naar achter.

Sagittale overbeet (SOB)

Voor-achterwaartse afstand tussen onder- en bovensnijtanden bij dichtbijten. Wordt ook wel horizontale overbeet (HOB), overbeet of overjet genoemd.

Sagittale splijtingsosteotomie, sagittale split-osteotomie

Kaakoperatie waarbij het voorste deel van de onderkaak ten opzichte van het achterste gedeelte chirurgisch wordt verschoven.

Saliva

Speeksel.

SARME

Surgically Assisted Rapid Maxillary Expansion. Hierbij wordt de bovenkaak ten behoeve van sutuurexpansie door middel van het aanbrengen van horizontale zaagsnedes in de compacte botlaag aan de wangzijde van de kaak verzwakt. Bij ingreep wordt tevens een voor-achterwaartse zaagsnede in het midden van het gehemelte aangebracht.

SBT

Stichting Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde.

Scafocefalie

Langwerpige, smalle schedel als gevolg van te vroege sluiting van een schedelnaad. Wordt ook bootschedel genoemd.

Scaler

Instrument om tandsteen of tandheelkundig cement te verwijderen.

Scandee tubular jumper

Een vastzittende functionele beugel die bestaat uit een met kunststof omhulde drukveer die bij een vastzittende beugel met metalen oogjes aan de eerste bovenmolaar en de onderhoektand kan worden vastgemaakt. De onderdelen van de beugel worden door de orthodontist zelf samengesteld. De veer houdt de onderkaak in een voorwaartse stand.

Schaarbeet

Situatie waarbij kiezen van het onder- en bovengebit niet op elkaar, maar langs elkaar bijten.

Schaarbeetelastiek

Elastiekje om de stand van kiezen van het ondergebit ten opzichte van het bovengebit bij een schaarbeet te verbeteren.

Schede van Hertwig

Laag van tandepitheel in de tandklok dat aan de onderzijde groeit en voor wortelvorming zorgt.

Schedelbasis

De botten van de schedelbasis waarop de hersenen rusten. Deze bestaat uit de volgende zes schedelbeenderen: os frontale, os sphenoidale, os ethmoidale, os temporale (2) en os occipitale. De schedelbasis wordt ook wel het chondrocranium genoemd, omdat de botten ervan merendeels uit kraakbeen zijn ontstaan (enchondrale verbening).

Schedelbasishoek

De hoek tussen de cefalometrische referentiepunten N, Se en Ba.

Schijf

Dunne schijf van carborundum of metaal met diamant voor het beslijpen van uitneembare beugels of glazuur van gebitselementen. Wordt ook slijpschijf genoemd.

Schisis

Hazenlip. Aangeboren spleet of spleten in de lip, bovenkaakwal en/of het gehemelte. Afhankelijk van de locatie van de spleet of spleten wordt schisis verder als volgt aangeduid: cheiloschisis (bovenlipspleet), gnathoschisis (bovenkaakwalspleet) en palatoschisis (gehemeltespleet). Indien schisis op meerdere plaatsen voorkomt wordt deze al naar gelang deze locaties nader gespecificeerd. Zo is er bij een cheilo-gnatho-palatoschisis sprake van een spleet in de lip, kaakwal en gehemelte. Verder kan schisis zich zowel aan één zijde (unilateraal) of aan beide zijden (bilateraal) van het gezicht manifesteren. Rechtszijdige en linkszijdige spleten worden vaak respectievelijk met de Latijnse toevoeging dextra en sinistra aangeduid. Bij een cheiloschisis dextra bevindt de spleet zich dus in de rechterzijde van de bovenlip Ook kan er sprake zijn van een spleet in het midden (mediaan). In dat laatste geval gaat het dan meestal om een gehemelte spleet (mediane palatumspleet). Schisis kan ook in aanwezigheid van andere aangeboren afwijkingen voorkomen, zoals bijvoorbeeld bij dysostosis mandibulofacialis (syndroom van Treacher Collins).

Schisisplaat

Een plastic plaatje dat bij baby’s met schisis wordt gebruikt om de spleet af te sluiten. Het plaatje is bedoeld om het drinken te vergemakkelijken. Een ander doel van het plaatje is om de tong uit de spleet weg te houden en de spleet door de groei van bovenkaak, gehemelte en kaakwal kleiner te laten worden. Het plaatje wordt hiervoor regelmatig beslepen of vervangen. Schisisplaat wordt ook wel gehemelteplaat genoemd.

Schisisteam

Een werkgroep bestaande uit medewerkers van diverse zorgdisciplines die zich bezighouden met de diagnostiek en behandeling van schisis (hazenlip).

Schoonmaken

Reiniging ofwel verwijdering van vuil.

Schroef

Onderdeel van een beugel om gebitselementen te verplaatsen.

Schwarz

Professor dr. A. Martin Schwarz (1887-1963) was een Oostenrijkse orthodontist die diverse wereldwijd veelgebruikte uitneembare beugels (platen) heeft geïntroduceerd.

Scintigrafie

Beeldvormende techniek waarbij een afbeelding wordt gemaakt van weefsel met een radio-actieve isotoop om afbraak- en opbouwactiviteiten op te sporen. De techniek wordt onder meer gebruikt om groeiactiviteit van het kaakkopje vast te stellen.

Sealant

Composiet (fissuurlak) voor het opvullen van groefjes en putjes in de kauwvlakken van gebitselementen (sealen).

Sealen

Het met composiet (fissuurlak) opvullen van groefjes en putjes in de kauwvlakken van gebitselementen (fissuren) om een betere reiniging met de tandenborstel mogelijk te maken en het ontstaan van ontkalkingen en cariës tegen te gaan.

Seating lug

Klein metalen plaatje dat op een band wordt gelast om een band makkelijker te kunnen verwijderen.

Seating spring

Metalen klemmetje in een positioner. Bij het plaatsen van de beugel in de mond klemt het zich tussen twee kiezen, zodat de positioner goed aan het gebit vast komt te zitten.

Second opinion

Tweede mening van een andere zorgverlener.

Second-order bend

Een in het verticale vlak gebogen knik in een boog bij een vastzittende beugel. Wordt ook tip bend genoemd.

Secondary failure of eruption, secundaire retentie

De situatie waarbij een doorgebroken tand of kies tijdens de gebitsontwikkeling niet meer verder naar het kauwvlak beweegt en ten dele of volledig door het aangrenzende kaakbot en tandvlees wordt overgroeid.

Sectional

Boogdeel bij een vastzittende beugel.

Sectorenschroef

Schroef waarmee een gedeelte van een uitneembaar apparaat kan worden uitgedraaid om een beperkt aantal gebitselementen te verplaatsen.

Seculaire trend

Geleidelijk verandering in gemiddelde lichamelijke kenmerken van populaties in de tijd. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een vervroeging van geslachtelijke rijping en een toename van lengte en gewicht. Bovendien zijn er aanwijzingen dat gezichten dieper, langer en smaller, kaken smaller en gebitselementen groter worden en dat de ernst van malocclusies gemiddeld toeneemt. De trend wordt onder meer toegeschreven aan veranderingen van voeding, hygiëne, gezondheid en gezinsomvang.

Secundaire crowding

Gedrongen stand van gebitselementen als gevolg van opschuivingen van grote en kleine kiezen tijdens de wisseling.

Segmentosteotomie

Kaakoperatie (osteotomie) waarbij een gedeelte van de kaak (segment) chirurgisch wordt verplaatst.

Self-etching primer

Vloeistof om het glazuur van een gebitselement bij het plakken van een bracket mee te etsen en van een laagje composiet te voorzien.

Self-ligating bracket

Zelfligerende bracket. Slotje waarbij geen elastiekje of staalligatuur maar een klein ingebouwd schuifje of klepje wordt gebruikt voor het vastzetten van een boog in de slotopening van een bracket. Het schuifje of klepje kan de boog passief of verend (actief of interactief) in de slotopening houden.

Sella (S)

Cefalometrisch referentiepunt dat het midden van de sella turcica aangeeft. In de sella turcica is de hypofyse gelegen. Het punt wordt bij veel cefalometrische analyses gebruikt.

Sella turcica

Komvormige structuur waarin de hypofyse gelegen is. De structuur wordt gebruikt bij de totale superpositie (cranial base registration).

Seminars in Orthodontics (Sem Orthod)

Internationaal wetenschappelijk orthodontisch tijdschrift.

Separatie

Het met elastiekjes (separatie-elastiekjes), kleine veertjes of ligaturen uit elkaar duwen van kiezen, om het mogelijk te maken dat hier banden om kunnen worden geplaatst.

Separatietang

Tang voor het plaatsen van elastiekjes (separatie-elastiekjes) voor het uit elkaar duwen van kiezen, om het mogelijk te maken dat hier banden om kunnen worden geplaatst.

Separeren

Het met elastiekjes (separatie-elastiekjes of separators), kleine veertjes of ligaturen uit elkaar duwen van kiezen, om het mogelijk te maken dat hier banden om kunnen worden geplaatst.

Septum nasi

Neustussenschot.

Sequester

Dood stukje bot.

Serial extraction, serie-extractie

Procedure voor de behandeling van ruimtegebrek waarbij achtereenvolgens de melkhoektand, eerste melkkies en eerste blijvende kies (premolaar) worden getrokken.

Set-back osteotomie

Osteotomie waarbij een kaakdeel naar achteren wordt verplaatst.

Set-up

Nabootsing van het eindresultaat met gebitsmodellen waarvan gebitselementen zijn losgemaakt. Wordt ook wel diagnostische set-up genoemd. Een set-up kan ook met behulp van gedigitaliseerde driedimensionale modellen worden uitgevoerd.

Settelen

Het beter op elkaar gaan passen van de onder- en bovengebitselementen na een beugelbehandeling.

SGIM

Stichting Geschillen Instantie Mondzorg. Een geschilleninstantie die in het kader van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (WKKGZ) klachten van patiënten tegen mondzorgverleners behandeld.

Sharpey vezels

Collagene vezels tussen alveole en wortel(s) van gebitselement.

Shaye activator

Modificatie van de activator van Andresen volgens het ontwerp van de Amerikaanse orthodontist Robert Shaye, hoogleraar aan de Louisiana State University (LSU). Bij deze uitvoering bevinden zich Adamsankers ter plaatse van de eerste bovenmolaren in de beugel. De beugel wordt ook LSU activator genoemd.

Sheat

Klein doosvormig buisje dat op een kies wordt bevestigd om er een omgebogen staaldraad in te kunnen doen.

Shepherd hook

Lusje in de vorm van het gebogen uiteinde van een herdersstaf bij een vastzittende beugel waar elastiekjes aan kunnen worden vast gemaakt.

Shovel-shaped incisief

Snijtand met aan beide kanten dikke randen aan de binnenzijde.

Sigmatismus

Slissen.

Siliciumcarbide

Carborundum. Een zeer hard materiaal dat wordt gebruikt voor slijpen en polijsten.

Sinister, sinistrum, sinistra

Linkszijdig. Sinistrum is het manlijk en sinistra het vrouwelijk bijvoeglijk naamwoord.

Sinus maxillaris

Bovenkaakholte. Wordt ook antrum maxillare genoemd.

Six keys of occlusion

Een in 1972 door de Amerikaanse orthodontist Lawrence F. Andrews geïntroduceerd concept van een ideale statische occlusie. De 6 sleutels hiervoor zijn een gebit met: 1) Angle Klasse I molaarocclusie, 2) goede angulatie van gebitselementen, 3) goede inclinatie van gebitselementen, 4) afwezigheid van rotaties, 5) afwezigheid van diastemen en 6) een vlak occlusievlak.

Skeletaal, skelettaal

Betreffende het bot. Meestal: kaakbot.

Skeletleeftijd

De leeftijd die wordt bepaald door de verbening van de handbotjes.

Skelettale afwijking

Orthodontische afwijking samenhangend met een wanverhouding van de stand van de kaken.

Skelettale verankering

Orthodontische verankering met metalen implantaat dat tijdelijk in de kaak wordt bevestigd en waaraan krachten kunnen worden ontleend voor het orthodontisch verplaatsen van gebitselementen en kaken. Wordt ook wel botverankering genoemd.

Slack

Speling tussen orthodontische boog en bracketslot.

Slicen

Ruimte maken voor het in de rij zetten van het gebit. Hierbij worden gebitselementen door middel van slijpen of schuren iets smaller gemaakt. De procedure wordt ook wel interproximale reductie (IPR) of strippen genoemd.

Sliding jig

Metalen draad die om de boog van een vastzittende beugel kan worden geschoven met een haakje waaraan elastiek kan worden vastgemaakt.

Slijpschijf

Dunne schijf van carborundum of metaal met diamant voor het beslijpen van uitneembare beugels of glazuur van gebitselementen. Wordt ook schijf genoemd.

Slot size

De hoogte van de slotopening van een bracket van een vastzittende beugel. Wereldwijd wordt deze in inches aangegeven en is deze 0.018 of 0.022 inch. Dat komt overeen met respectievelijk 0,05 en 0,06 cm.

SNA-hoek

Meetwaarde op een röntgenfoto van het profiel van het gezicht (laterale schedelröntgenfoto) die de voor-achterwaartse positie van de bovenkaak aangeeft. Het is de hoek tussen de cefalometrische referentiepunten S, N en A. Met SNA kan ook het cefalometrische referentiepunt spina nasalis anterior worden bedoeld, het naar voren uitstekende punt van de bovenkaak onder de neusholte.

Snap Lock Expander

Type schroef van een vastzittende beugel waarmee in korte tijd de bovenkaak en het bovengebit kan worden verbreed door het openen van de schedelnaad (sutuur) in de bovenkaak. In de schroef is een speciaal mechanisme ingebouwd dat voorkomt dat de expansie van de beugel terugloopt. De verbredingsbehandeling heet snelle sutuurexpansie, rapid maxillary expansion (RME) of rapid palatal expansion (RPE). Andere benamingen voor de beugel zijn: Biedermann en sutuurexpansie-apparaat. De beugel zelf wordt ook vaak naar het type schroef met de naam Snap Lock Expander aangeduid. Patiënten noemen de beugel vaak een spin.

SNAP-retainer

Een dun, doorzichtig plastic hoesje (dieptrekplaat) die precies over het onder- en/of bovengebit past en die het eindresultaat van een orthodontische behandeling zo goed mogelijk vasthoudt.

SNB-hoek

Meetwaarde op een röntgenfoto van het profiel van het gezicht (laterale schedelröntgenfoto) die de voor-achterwaartse positie van de onderkaak aangeeft. Het is de hoek tussen de cefalometrische referentiepunten S, N en B.

Snelle sutuurexpansie

Het snel verbreden van de bovenkaak en het bovengebit door de schedelnaad (sutuur) in de bovenkaak met behulp van een vastzittende beugel met een schroef te openen. Voor deze behandeling zijn verschillende typen beugels beschikbaar, zoals: Hyrax of Biedermann, Haas-, Derichsweiler- en Isaacson-apparaat of Minne Expander. Patiënten noemen de beugel vaak een spin. De behandeling wordt ook wel rapid maxillary expansion (RME) of rapid palatal expansion (RPE) genoemd.

Snurkbeugel

Beugel die sociaal hinderlijk snurken tegengaat, meestal door het naar voren houden van de onderkaak tijdens het slapen zoals bij een mandibulair repositie-apparaat (MRA). Wordt ook wel anti-snurkbeugel genoemd.

SOB (sagittale overbeet)

Voor-achterwaartse afstand tussen onder- en bovensnijtanden bij dichtbijten. Wordt ook wel horizontale overbeet (HOB), overbeet of overjet genoemd.

Socket liner

Metalen klemmetje in een positioner om een snijtand. Het klemmetje geeft de kunststof van de positioner bij de snijtand extra versteviging.

Solo

Röntgenfoto van een of een paar gebitselementen. Wordt ook wel intra-orale röntgenfoto of tandfilm genoemd.

Solow

De Deense orthodontist professor dr. Beni Solow werd ondermeer wereldwijd bekend door zijn in 1966 gepubliceerde proefschrift waarin hij de invloed van de grootte van neusamandelen op de groei en ontwikkeling van gezicht, kaken en gebit bij kinderen met behulp van laterale schedelröntgenfoto’s cefalometrisch onderzocht.

Sonde

Tandheelkundig instrument met een haakje.

Sonische tandenborstel

Electrische tandenborstel met een borstelkop met snel vibrerende borstelharen.

Space gainer

Beugel om ruimte in het gebit te maken.

Space maintainer, space retainer

Beugel om ruimte in het gebit open te houden.

Spacing

Ruimte-overschot voor gebitselementen.

Spalk(je)

Metalen draad die na afloop van een orthodontische behandeling achter de voortanden kan worden geplaatst om het gebit na afloop zo goed mogelijk in de rij te houden. Deze werd in 1977 door de Noorse orthodontist Zachrisson geïntroduceerd en wordt ook wel retentiespalk genoemd. Andere benamingen zijn: C-C-bar of C-C-retainer.

Spatel

Mengspatel. Instrument om mee te mengen. Spatels worden gebruikt voor het mengen van alginaat en glasionomeer met water of de beide componenten van een adhesief. Er bestaat ook een tongspatel, een houten spatel waarmee de tong kan worden weggehouden.

Spatelbijten

Het verbeteren van een omgekeerde sagittale overbeet van de voortanden door de patiënt op een houten spatel laten bijten.

Specialisatie

Fulltime academische vervolgopleiding na afronding van de studie tandheelkunde of geneeskunde.

Specialistenregister

Het wettelijk erkend register van specialisten.

Speeksel

Mondvloeistof die door speekselklieren aangemaakt wordt. De vloeistof bestaat voor 99% uit water. Verder bevat speeksel eiwitten, anorganische zouten, bacteriën en speeksellichaampjes (witte bloedlichaampjes ofwel leukocytren en afgestoten epitheelcellen).

Speekselsteen

Steentje van verkalkt speeksel in speekselklier of speekselklier uitgang. Wordt ook sialoliet of calculus salivalis genoemd.

Speekselzuiger

Verwijderbare flexibele buis waarmee speeksel uit de mond kan worden gezogen.

Spin

Vastzittende beugel waarmee in korte tijd de bovenkaak en het bovengebit kan worden verbreed door het openen van de schedelnaad (sutuur) in de bovenkaak. De officiële vakterm voor deze behandeling is snelle sutuurexpansie, rapid maxillary expansion (RME) of rapid palatal expansion (RPE). De beugel is een sutuurexpansie-apparaat. Er bestaan verschillende typen van deze beugels, zoals: Hyrax of Biedermann, Haas-, Derichsweiler- en Isaacson-apparaat of Minne Expander.

Spina nasalis anterior (SNA)

Naar voren uitstekende punt van de bovenkaak onder de neusholte. Het is een veelgebruikt cefalometrisch punt.

Spina nasalis posterior (SNP)

Naar achteren uitstekende punt van het gehemeltebeen (os palatinum). Het is een veelgebruikt cefalometrisch punt.

Spina vlak, spinale vlak

Cefalometrische referentielijn tussen de spina nasalis anterior en posterior. De lijn geeft het verloop van het harde gehemelte weer.

Splint

Uitneembare kunsthars hoes die om het onder- of bovengebit past. Het hulpmiddel wordt bij tandenknarsen en problemen met het kaakgewricht en de kauwspieren gebruikt.

Spring

Veer.

Spring retainer

Uitneembare beugel die na een orthodontische behandeling wordt gebruikt voor het zo goed mogelijk behouden van het eindresultaat en daarnaast nog kleine verbeteringen in de stand van het gebit aan te brengen. De beugel is in 1975 door de Amerikaanse orthodontist Harry G. Barrer geïntroduceerd.

Square

Rechthoekig. Een Engelse term die in de orthodontie vaak wordt gebruikt voor het beschrijven van de vorm van tandbogen en de metalen bogen voor een vastzittende beugel.

Staalligatuur

Dun staaldraadje.

Stainbuster

Composiet frais voor het verwijderen van vlekken en cement van glazuur.

Stainless steel

Roestvrij staal.

Standaard edgewise bracket

Slotje van een edgewise vastzittende beugel. De slotopeningen van deze brackets vertonen in tegenstelling tot straightwire slotjes geen ingebouwde angulatie en inclinatie. Het slotje wordt ook edgewise bracket genoemd.

Steiner

De Amerikaanse orthodontist Cecil C. Steiner (1896-1989) introduceerde in 1953 de Steiner-analyse, wereldwijd een van de bekendste cefalometrische analyses.

Step bend, step

Twee in het verticale vlak naast elkaar gebogen knikjes in een boog bij een vastzittende beugel, die zodanig zijn aangebracht dat de boogdelen aan beide zijden van de knikjes parallel aan elkaar verlopen.

Step tang, step plyer

Buigtang met haaks op elkaar passende  uiteinden van bek voor aanbrengen van een step in een boog bij een vastzittende beugel.

Sterilisatie-assistente

Assistent die zorgt voor het reinigen en steriliseren van tandheelkundige instrumenten.

Sterilisatie(ruimte)

Ruimte voor het reinigen en steriliseren van tandheelkundige instrumenten.

Steundoorn

Metalen draadje van een uitneembare beugel dat tussen twee gebitselementen ligt.

Steunzone

Melkhoektand en eerste en tweede melkmolaren. Deze melkgebitselementen gaan de voorwaartse verplaatsing van de eerste blijvende molaren tijdens de gebitsontwikkeling tegen. Wordt ook wel melksteunzone genoemd.

Stonemodel

Gebitsmodel van gips met een hogere hardheid. Bij een dergelijk model treden minder snel beschadigingen op. Een stonemodel wordt ook hardgipsmodel genoemd.

Stop

Klein metalen klemmetje dat bij een vastzittende beugel met een tang om een boog kan worden vastgeknepen. Wordt ook wel crimpable stop genoemd.

Stop-bend, stop

Een knik in een boog van vastzittende apparatuur om verschuiven van de boog of bepaalde gebitselementen tegen te gaan.

Straight-pull headgear

Buitenbeugel met een band in de nek en een petje op het hoofd. Een andere benaming is combi-pull headgear.

Straight-wire beugel

Veelgebruikte vastzittende beugel die in 1972 door de Amerikaanse orthodontist Andrews is geïntroduceerd. De beugel is een modificatie van de edgewise beugel.

Strippen

Ruimte maken voor het in de rij zetten van het gebit. Hierbij worden gebitselementen door middel van slijpen of schuren iets smaller gemaakt. De procedure wordt ook wel interproximale reductie (IPR) of slicen genoemd.

STS

Sectie Tandarts Specialisten. Afdeling van de KNMT die de belangen van orthodontisten en MKA-chirurgen behartigt.

Studieclub

Club van orthodontisten die zich tijdens bijeenkomsten bezig houden met het vergaren, verspreiden en onderling uitwisselen van kennis en ervaring op het gebied van orthodontie.

Studiemodel

Zorgvuldig afgewerkte kopie van het gebit in gips, die wordt gebruikt voor orthodontische diagnostiek. Wordt ook kastmodel genoemd.

Subdivisie

Toevoeging aan de classificatie van Edward H. Angle die aangeeft dat de onderlinge stand van het onder- en bovengebit links en rechts van opzij gezien kunnen verschillen. Een Klasse II/1-subdivisie geeft aan dat het ondergebit ten opzichte van het bovengebit te ver naar achteren staat, terwijl die aan de andere zijde in voor-achterwaartse zin niet afwijkt. Bij een Klasse III-subdivisie staat het ondergebit ten opzichte van het bovengebit te ver naar voren en wijkt deze aan de andere kant niet af.

Subgingivaal

Onder de rand van het tandvlees.

Subluxatie

Onvolledige ontwrichting. In de orthodontie kan deze betrekking hebben op een gebitselement (tandsubluxatie) of het kaakgewricht (kaaksubluxatie).

Submerging

Gestagneerde eruptie (uitgroei) van melkkiezen tijdens de gebitsontwikkeling.

Subnasale (sn)

Het midden van de overgang van het neustussenschot en de bovenlip.

Sulcus

Smalle ruimte tussen gebitselement en tandvlees.

Sunday bite

Een gewoonte waarbij de onderkaak verder naar voren wordt dichtgebeten.

Superelastische boog

Zeer elastische nikkel-titanium boog die door vervorming na plaatsing in de slotjes van een vastzittende beugel zijn oorspronkelijke vorm weer aanneemt. Wordt ook wel geheugendraad genoemd.

Superior

Boven.

Superponeren

Het over elkaar heen leggen van overtrektekeningen (tracings) van röntgenfoto’s die op verschillende tijdstippen van dezelfde persoon zijn gemaakt. Hiermee kunnen de verschillen tussen de foto’s worden bestudeerd en kunnen onder meer veranderingen in de stand van het gebit, kaken en gezicht tijdens groei en behandeling zichtbaar worden gemaakt. Meestal worden gaat het hierbij om veranderingen op laterale schedelröntgenfoto’s. De afbeelding met de over elkaar gelegde tracings wordt superpositie genoemd. Er bestaan verschillende superpositie methodes, zoals locale (regionale) superposities van de mandibula en maxilla en totale superpositie van het gehele gezicht. Bij superposities kan gebuik worden gemaakt van cefalometrische punten of van structuren waar weinig of geen groei plaatsvindt (structurele methode).

Supertoonmodel

Zeer zorgvuldig afgewerkte kopie van het gebit in gips, die wordt gebruikt voor orthodontische diagnostiek.

Supragingivaal

Boven het tandvlees.

Suprapositie

Positie van een gebitselement waarbij het te ver uitgegroeid is.

Surgery first

Gecombineerde orthodontisch-chirurgische behandeling waarbij de positie van de kaken eerst chirurgisch wordt gecorrigeerd voordat de stand van het gebit met een beugel wordt verbeterd.

Surgical hooks

Haakjes bij een vastzittende beugel waaraan staaldraden (staalligaturen) of elastiekjes kunnen worden vastgemaakt om het onder- en bovengebit na een osteotomie tegen elkaar aan te houden.

Sutura frontonasalis

Verbindingsnaad (sutuur) tussen het voorhoofdsbeen (os frontalis) en het neusbeen (os nasale).

Sutura intermaxillaris

Schedelnaad (sutuur) tussen de linker- rechterzijde van de bovenkaak.

Sutuur

Schedelnaad.

Sutuurexpansie

Het verbreden van het bovengebit door de schedelnaad (sutuur) in de bovenkaak met behulp van een vastzittende beugel met een schroef (Hyrax, spin of sutuurexpansie-apparaat) in korte tijd te openen.

Symphysis mandibulae

Kraakbeenverbinding tussen het linker en rechter deel van de onderkaak in het gebied van de kin. Bij de mens verbeent deze gedurende het eerste levensjaar.

Symptoom

Subjectieve klacht van patiënt of objectief voor arts of tandarts kenmerk van ziekte of afwijking.

Synchondrosis

Kraakbenige verbinding tussen botten.

Synchondrosis sphenooccipitalis

Kraakbenige verbinding tussen het os sphenoidale en het os occipitale. Dit groeicentrum is van invloed op de gelaatsgroei en verbeent omstreeks de leeftijd van 20 jaar.

Syndroom van (Pierre) Robin

Gestoorde ontwikkeling van onder- en bovenkaak met terugliggende onderkaak, gehemeltespleet en vernauwde bovenste luchtweg. De aangeboren afwijking wordt tegenwoordig meestal (Pierre) Robin sequentie genoemd. Zie ook: Pierre Robin.

Syndroom van Apert

Gestoorde ontwikkeling van schedelbeenderen, vingers en tenen, resulterend in een terugliggend middengezicht en vaak samengegroeide vingers en tenen. De erfelijke aandoening wordt ook wel acrocefalosyndactylie genoemd.

Syndroom van Beckwith-Wiedemann

Het syndroom van Beckwith-Wiedemann is een erfelijke aandoening. De drie meest voorkomende kenmerken van het syndroom zijn: navelbreuk, grote tong en reuzengroei.

Syndroom van Crouzon

Gestoorde ontwikkeling van schedelbeenderen als gevolg van vroegtijdige verbening van schedelnaden. De erfelijke aandoening wordt ook wel dysostosis craniofacialis genoemd.

Syndroom van Down

Het syndroom van Down of trisomie-21 is een aangeboren afwijking die gepaard gaat met een verstandelijke beperking, typerende uitwendige gezichtskenmerken en medische problemen die veroorzaakt worden doordat het erfelijk materiaal van chromosoom 21 in drievoud in plaats van in tweevoud voorkomt.

Syndroom van Ehlers-Danlos (EDS)

Het syndroom van Ehlers-Danlos (EDS) is een erfelijke aandoening met als belangrijkste kenmerk een stoornis in de aanleg van bindweefsel. Hierdoor kan het bindweefsel van gewrichten en tandwortelvlies verzwakt zijn.

Syndroom van Marfan

Het syndroom van Marfan is een erfelijke aandoening die wordt veroorzaakt door een stoornis in de aanleg van bindweefsel. Hierdoor kunnen er afwijkingen aan hart, bloedvaten, ogen en skelet optreden.

Syndroom van Marie Sainton

Gestoorde ontwikkeling van schedel- sleutelbeenderen. De aangeboren afwijking ook wel dysostosis cleidocranialis genoemd.

Syndroom van Noonan

Het syndroom van Noonan is een erfelijke aandoening. De belangrijkste kenmerken van het syndroom zijn hartaandoening, kort gestalte en bepaalde kenmerkende gelaatstrekken, zoals ver uiteenstaande ogen en een platte neusbrug. Ook kunnen tanden en kiezen laat en in een verkeerde volgorde doorkomen en zijn er vaak gebitsafwijkingen (malocclusies) aanwezig.

Syndroom van Peters-Hövels

Gestoorde ontwikkeling van jukboog en bovenkaak met terugliggend middengezicht. De erfelijke aandoening wordt ook wel dysostosis maxillofacialis genoemd.

Syndroom van Proteus

Het syndroom van Proteus ofwel Proteus syndroom is een zeldzame aangeboren aandoening waarbij bepaalde delen of weefsels van het lichaam te hard of asymmetrisch blijven doorgroeien. Proteuspatiënten hebben doorgaans een grote en asymmetrische schedel en opvallende afwijkingen aan hun gezicht, zoals een laag ingeplante neus, wijde neusgaten, een mond die in rust openhangt en een lang gezicht.

Syndroom van Shprintzen

Het syndroom van Shprintzen, velo-cardio-faciaal syndroom (VCF-syndroom of VCFS) of 22q11 deletiesyndroom is een erfelijke  aangeboren aandoening die wordt gekenmerkt door een slecht functionerend zacht gehemelte (velum), hartproblemen, en een hoofd dat gekenmerkt wordt door laag ingeplante en afstaande oren, een smalle ooglidspleet, een kleine terugwijkende kin en open-mondhouding.

Syndroom van Sjögren

Het syndroom van Sjögren is een reumatische auto-immuumziekte waarbij vochtafscheidende klieren ontstoken raken en onder meer de slijmvliezen in de mond en de ogen uitdrogen.

Syndroom van Teacher Collins

Gestoorde ontwikkeling van aangezichtsbeenderen, in het bijzonder van de onderkaak. Wordt ook wel aangeduid met de term vogelgezicht. De aangeboren gelaatsaandoening wordt tevens vaak gekenmerkt door laag staande buitenste ooghoeken, een open gehemelte (schisis) en onderontwikkelde oorschelpen. De aandoening wordt ook wel dysostosis mandibulofacialis genoemd.

Synoviale vloeistof, synoviaal vocht

Vloeistof die zich in gewrichtsholtes bevindt en die wordt uitgescheiden door een vlies (synoviaalmembraan), dat deze holtes omgeeft en bekleedt. Komt ook in het kaakgewricht voor.

Syringe

Spuit.

T-appliance

Modificatie van de activator ontwikkeld door de Nederlandse orthodontist Ton Kooiman.

T-hook

T-vormig haakje bij een vastzittende beugel waar elastiekjes aan kunnen worden vast gemaakt.

T-loop

T-vormig lusje in de boog van een vastzittende beugel waar elastiekjes aan kunnen worden vast gemaakt.

TAD

Temporary anchorage device. Schroefje of metalen staafje dat tijdelijk in de kaak wordt bevestigd en waaraan krachten kunnen worden ontleend voor het orthodontisch verplaatsen van gebitselementen en kaken.

Tandarts

Iemand die een universitaire opleiding in de tandheelkunde heeft afgerond en die als tandarts in het BIG-register staat ingeschreven.

Tandarts gehandicaptenzorg

Tandarts met een speciale opleiding (differentiatie) die gericht is op de diagnostiek en behandeling van patiënten met een verstandelijke, motorische of meervoudige beperking.

Tandarts voor orthodontie

Tandarts zonder specialistenopleiding die zich met orthodontie bezighoudt.

Tandarts-endodontoloog, endodontoloog

Tandarts met een speciale opleiding (differentiatie) die op het uitvoeren complexe wortelkanaalbehandelingen gericht is.

Tandarts-geriatrie

Tandarts met een speciale opleiding (differentiatie) die gericht is op de diagnostiek en behandeling van ouderen. De zorgverlener wordt ook wel ouderentandarts genoemd.

Tandarts-gnatholoog, gnatholoog

Tandarts met een speciale opleiding (differentiatie) die op de diagnose en behandeling van pijn en problemen met kauwen gericht is.

Tandarts-implantoloog, implantoloog

Tandarts met een speciale opleiding (differentiatie) die op het plaatsen van implantaten gericht is.

Tandarts-parodontoloog, parodontoloog

Tandarts met een speciale opleiding (differentiatie) die zich bezighoudt met de diagnose en behandeling van ernstige aandoeningen van de weefsels waarmee gebitselementen in de kaak vastzitten (parodontium) en het plaatsen van implantaten.

Tandarts-pedodontoloog, pedodontoloog

Iemand die een speciale opleiding (differentiatie) op het gebied van kindertandheelkunde heeft gevolgd. Vaak gaat het daarbij om angstige kinderen, jonge kinderen met veel gaatjes en kinderen met gedragsproblemen, lichamelijke of verstandelijke beperkingen of medische problematiek. Een tandarts-pedodontoloog wordt ook kindertandarts genoemd.

Tandarts-specialist

Orthodontist of MKA-kchirurg.

Tandbeen

Weefsellaag onder het glazuur en cement van een gebitselement. Wordt ook wel dentine genoemd.

Tandboog

Gebitsboog.

Tandenborstel

Een borstel om samen met tandpasta de tanden schoon te maken. Er bestaan twee typen tandenborstels: handtandenborstels en elektrische tandenborstels.

Tandenstoker

Klein stokje van zacht hout om de ruimte tussen gebitselementen te reinigen.

Tandfilm

Röntgenfoto van een of een paar gebitselementen. Wordt ook wel intra-orale röntgenfoto of solo genoemd.

Tandheelkundig adviseur

Tandarts of niet-praktiserend tandarts die op basis van expertise deskundigenrapporten opstelt. Het advies wordt rechtstreeks door tandartsen, tandarts-specialisten en rechtsbijstandsverzekeraars gevraagd.

Tandkas

Alveole of alveolus.

Tandkiem

Gebitselement in beginstadium.

Tandlijst

Lamina dentalis. Een band van epitheelweefsel waaruit kiemen onstaan die de aanleg vormen van het ectodermale gedeelte van tanden (tandglazuur). Eerste aanleg van de gebitselementen in de zesde week na de conceptie.

Tandpapil

Mesenchym dat zich aan de binnenzijde van het binnenste tandepitheel bevindt. Hieruit ontstaat de pulpa.

Tandpasta

Een pasta waarmee het gebit met behulp van een tandenborstel gepoetst kan worden.

Tandplaque, tandplak

Zachte massa die zich bij onvoldoende mondhygiëne op het tandoppervlak vormt en hier gaatjes in veroorzaakt. Door plaque ontstaan ook ontstekingen van de weefsels waarmee gebitselementen in de kaak vastzitten. Tandplaque, ook wel plaque genoemd, is een voorbeeld van biofilm.

Tandprotheticus

Zorgverlener die opgeleid is om protheses (kunstgebitten) aan te meten en te maken.

Tandsteen

Verkalkte plaque.

Tandtechnicus

Iemand die is opgeleid voor het maken van tandheelkundige werkstukken.

Tandzijde

Dental floss om de ruimte tussen gebitselementen te reinigen. Wordt ook wel floss genoemd.

Tang

Instrument voor het bijstellen van een beugel. Wordt ook wel plier (Eng.) genoemd.

Tangenrek

Rek waarin tangen voor in een thermodesinfector kunnen worden geplaatst.

Tapered

Taps toelopend. Een Engelse term die in de orthodontie vaak wordt gebruikt voor het beschrijven van de vorm van tandbogen en de metalen bogen voor een vastzittende beugel.

TC (tungsten carbide)

Keramisch materiaal bestaand uit tungsten (wolfram) en carbide (koolstof). Het wordt ook met de term wolframcarbide aangeduid. In de orthodontie wordt dit zeer harde materiaal gebruikt voor boren en fresen en de bekken van tangen. Tungsten carbide wordt in de orthodontie vaak hardstaal genoemd.

Techniekhandstuk

Tandtechnische boormachine om kunsthars van uitneembare beugels buiten de mond te kunnen beslijpen.

Telescoopbeet

Dubbelzijdige volledige binnen- of buitenbeet. Wordt ook Brodie bite of Brodie syndroom genoemd.

Temporomandibulair gewricht (TMG)

Kaakgewricht.

Temporomandibulaire dysfunctie (TMD)

Kaakgewrichtklachten. Wordt ook wel craniomandibulaire dysfunctie (CMD) genoemd.

Tension side

Kant van de wortel van een gebitselement dat orthodontisch van het alveolaire bot af wordt bewogen. Wordt ook trekzijde genoemd.

Tertiaire crowding

Gedrongen stand van gebitselementen op latere leeftijd ontstaan na de volledige doorbraak van het blijvende gebit.

Teuscher activator

Activator met buitenbeugel, ontwikkeld door de Zwitserse orthodontist dr. Ullrich Teuscher. De beugel kan ook met een high-pull headgear worden gecombineerd.

Thermodesinfector

Medische vaatwasser voor het reinigen en desinfecteren van tandheelkundige instrumenten.

Third-order bend

Een draaiing in de lengteas van een rechthoekige boog bij een vastzittende beugel. Wordt ook torquing bend genoemd.

Tip bend

Een in het verticale vlak gebogen knik in een boog bij een vastzittende beugel. Wordt ook second-order bend genoemd.

Tip-back bend

Een knik in een boog voor de eerste blijvende molaar bij vaste apparatuur van de edgewise of straightwire behandeltechniek, waarbij het booguiteinde van het occlusievlak afloopt.

Tip-Edge

De Tip-Edge bracket combineert eigenschappen van de vastzittende bracket van Begg (lightwire) en de straightwire bracket van Andrews. De bracket is in 1986 ontwikkeld door de Amerikaanse orthodontist Peter C. Kesling en door Richard Parkhouse, een orthodontist uit Wales, in Europa in het vakgebied onder de aandacht gebracht.

Tip-forward bend

Een knik in een boog van vastzittende apparatuur voor het naar mesiaal kippen van gebitselementen.

Tischler schroef

Schroef voor het verbreden van het gebit met een uitneembare beugel.

Titanium

Hard, corrosiebestendig metaal.

TMA

Orthodontische bogen met een legering van TMA (Titanium Molybdenum Alloy). Deze worden vaak tijdens de latere stadia van behandelingen met vastzittende beugels gebruikt. De bogen hebben zowel elastische als permanent vervormbare materiaaleigenschappen. TMA wordt ook wel beta-titanium genoemd.

TMD, temporomandibulaire dysfunctie

Kaakgewrichtklachten. Wordt ook wel CMD (craniomandibulaire dysfunctie) genoemd.

TMG

Temporomandibulair gewricht ofwel kaakgewricht.

Toe-in bend

Een knik in een boog voor de eerste blijvende molaar bij vaste apparatuur, waarbij het booguiteinde in het horizontale naar binnen wijst.

Tomografie

Methode van het maken van röntgenfoto’s waarbij door speciale draaiingen van fotografische sensor en röntgenbuis doorsnedes door structuren in het lichaam kunnen worden gemaakt. De röntgenologische doorsnedes worden tomogrammen genoemd.

Tongbeen

Hyoïd. Wordt officieel os hyoideum genoemd.

Tongblok, tongue guard

Hulpmiddel om tijdens het plaatsen van brackets de tong van het gebit weg te houden.

Tonghek

Hekwerkje van metalen draden dat dient om de tong tussen de onder- en boventanden weg te houden, zodat deze ongehinderd naar elkaar toe kunnen bewegen. Een tonghek wordt vaak bij een open beet gebruikt.

Tonginterdentaliteit

Situatie waarbij de tong bij slikken, praten of in rust tussen de tanden wordt gehouden.

Tongpersen

Wijze van slikken waarbij de tong tussen de tanden wordt geperst. Wordt ook wel infantiel slikgedrag of infantiel slikken genoemd.

Tongriempje

Frenulum linguae.

Tongschraper

Instrument voor reiniging van de tong.

Tongspatel

Houten spatel waarmee de tong kan worden weggehouden.

Tonsil

Keelamandel.

Tonsillectomie

Verwijdering van de keelamandel.

Tooth size discrepancy (TSD)

Situatie waarbij de kronen van onder- en bovengebitselementen ten opzichte van elkaar relatief te groot of te klein zijn.

Torque

Tandbeweging waarbij de wortel loodrecht ten opzichte van de kaakwal wordt bewogen.

Torque boog

Dun en kort boogje waarin lusjes zijn aangebracht om de wortels van snijtanden loodrecht loodrecht ten opzichte van de kaakwal te bewegen. Meestal loopt een torque boog van hoektand tot hoektand. Het boogje wordt gebruikt in combinatie met een dikkere (hoofd)boog die in zich in alle slotjes van de vastzittende onder- of bovenapparatuur bevindt.

Torque veer

Klein veertje dat bij een vastzittende beugel wordt gebruikt om de wortel van een gebitselement loodrecht ten opzichte van de kaakwal te bewegen.

Torquing bend

Een draaiing in de lengteas van een rechthoekige boog bij een vastzittende beugel. Wordt ook third-order bend genoemd.

Torquing key

Sleutel om het deel van een boog bij een vastzittende beugel ter plaatse van een bracket draaiend te verbuigen.

Torquing loop, torquing spur

Lusje in boog of deelboog om de wortel van een gebitselement loodrecht ten opzichte van de kaakwal te bewegen.

Torquing spring

Veertje bij een vastezittende beugel om de wortel van een gebitselement loodrecht ten opzichte van de kaakwal te bewegen.

Torquing tang

Tang om torque in een boog van een vastzittende beugel aan te brengen.

Torquing turret

Apparaat om torque in het voorste deel van een boog voor een vastzittende beugel aan te brengen.

Totale superpositie

Bij de totale superpositie wordt vaak gesuperponeerd op een lijn vanuit de cefalometrische punten Sella (S) naar Nasion (N). Bij de structurele superpositie wordt gesuperponeerd op de endocraniale oppervlakken van de lamina cribosa van het os ethmoidale, het tuberculum sellae en de voorwand van de fossa hypophysealis van de voorste schedelbasis. Omstreeks de leeftijd van 1 jaar vindt daar geen groei meer plaats. Meestal gaat het om veranderingen van gebit, kaken en profiel tijdens de groeiperiode. De structurele superpositie wordt ook wel cranial base registration genoemd en is in 1983 door de Zweedse orthodontist professor Arne Björk en zijn medewerkster Vibele Skieller geïntroduceerd.

TP

Tandartspraktijk. Onafhankelijk Nederlandstalig tijdschrift voor tandartsen en tandarts-specialisten.

TPA, transpalatal arch

Vastzittende metalen draad, ook wel palatal bar of (naar de Amerikaanse uitvinder ervan) Goshgarian genoemd. De draad loopt langs het gehemelte van de linker naar de rechter kies.

Tracing

Een overtrektekening van structuren op een röntgenfoto van het profiel van het gezicht (laterale schedelröntgenfoto) met meetpunten voor het analyseren van de stand van de gebitselementen en de kaken. De tekening wordt gebruikt voor metingen bij een cefalometrische analyse. Tracings kunnen ook van voor-achterwaartse röntgenschedelfoto’s worden gemaakt.

Transpalatal arch (TPA)

Vastzittende metalen draad, ook wel palatal bar of (naar de Amerikaanse uitvinder ervan) Goshgarian genoemd. De draad loopt langs het gehemelte van de linker naar de rechter kies.

Transplantatie

Chirurgische verplaatsing van een gebitselement naar een andere plaats in de mond. Wordt ook wel autotransplantatie genoemd.

Transpositie

Situatie waarbij twee gebitselementen hun plaats in de gebitsboog hebben omgewisseld.

Transseptale vezels

Bindweefselvezels die tussen de wortels van twee aangrenzende gebitselementen lopen.

Transversaal

In dwarse richting.

Trauma

Letsel.

Traumatisch occlusie

Occlusiestoornis die leidt tot beschadiging van tandvlees en kaakbot. Vaak gaat het daarbij om een gebitssituatie waarbij de ondertanden bij dichtbijten tegen het gehemelte aankomen of waarbij de boventanden met het tandvlees aan de voorzijde van de ondertanden in contact komen. Ook kunnen bij dwangbeten beschadigingen van het tandvlees en kaakbot optreden bij gebitselementen die bij dichtbijten almaar heen en weer of op en neer worden bewogen (jiggling).

Tray

Serveerblad. Wordt ook wel instrumententray genoemd.

Traypapier

Wegwerp papier voor op de instrumententray.

Trekzijde

Kant van de wortel van een gebitselement dat orthodontisch van het alveolaire bot af wordt bewogen. Wordt ook tension side genoemd.

Trifurcatie

Splitsing van drie wortels van een gebitselement.

Trigonocefalie

Spits toelopende voorzijde van het hoofd als gevolg van te vroeg sluiten van een sutuur. Wordt ook wigschedel genoemd.

Triple tube

Attachment met drie buizen dat op een kies kan worden bevestigd. In de openingen van de buizen kunnen bogen, boogdelen (sectionals), een lipbumper of een facebow worden geplaatst.

Triwaterstoffosfaat

Zuur dat als etsmiddel kan worden gebruikt. Vaak in een percentage van 38%. Wordt ook fosforzuur of orthofosforzuur genoemd.

True horizontal line

Door zwaartekracht bepaalde horizontale oriëntatielijn die wordt gebruikt bij de  gelaatsanalyse. De lijn wordt gecontrueerd door vanuit de true vertical line een loodlijn te trekken.

True vertical line

Door zwaartekracht bepaalde verticale oriëntatielijn die wordt gebruikt bij de  gelaatsanalyse. Vaak wordt voor de lijn een vrijhangende metalen kettinkje gebruikt.

TSD, tooth size discrepancy

Situatie waarbij onder- en bovengebitselementen ten opzichte van elkaar relatief te groot of te klein zijn.

Tuba auditiva

Buis van Eustachius.

Tube

Buis op een kies waarin de boog van een vastzittende beugel kan worden bevestigd. Een buis kan op een band om de kies zijn gelast of op de kies geplakt zijn (plakbuis). Wordt ook buis genoemd.

Tuber

Knobbel.

Tuber maxillae

Bolling onderaan de achterzijde van de bovenkaak.

Tubercula

Kleine knobbeltjes op de snijranden van blijvende snijtandentanden. Worden ook wel mammelons of randtubercula genoemd.

Tuberculum sellae

Knobbeltje aan de voorzijde van de sella turcica. De structuur maakt deel uit van de voorste schedelbasis en wordt gebruikt bij de totale superpositie (cranial base registration). Omstreeks de leeftijd van 1 jaar vindt er geen groei meer plaats.

Tubervlak

Raakvlak aan de achterste begrenzing van de meest dorsaal gelegen tuber maxillae, loodrecht op het mediaanvlak en occlusievlak.

Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Een Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) beoordeelt op grond van een klaagschrift of een zorgverlener een fout heeft gemaakt. Tegen beslissingen van een Regionaal Tuchtcollege kan bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) in hoger beroep worden gegaan. Dit college is de hoogste rechter in Nederland op dit terrein.

Tungsten carbide (TC)

Keramisch materiaal bestaand uit tungsten (wolfram) en carbide (koolstof). Het wordt ook met de term wolframcarbide aangeduid. In de orthodontie wordt dit zeer harde materiaal gebruikt voor boren en fresen en de bekken van tangen. Tungsten carbide wordt in de orthodontie vaak hardstaal genoemd.

Twee-fasen behandeling

Orthodontische behandeling waarbij de eerste fase tijdens de wisselperiode plaatsvindt en de tweede fase na het wisselen van de tanden en kiezen wordt uitgevoerd. Meestal wordt de eerste fase van de behandeling met functionele apparatuur gedaan, terwijl tijdens de tweede fase vaste apparatuur wordt gebruikt.

Tweed

De Amerikaanse orthodontist Charles H. Tweed (1895-1970) was een van de grondleggers van moderne behandeltechnieken met vastzittende beugels. Ook introduceerde hij in 1946 de Tweed-analyse, wereldwijd een bekende cefalometrische analyse. De analyse bestaat uit metingen van de hoeken tussen 3 lijnen die op een laterale schedelröntgenfoto samen een driehoek vormen: Frankfurter Horizontale (FH), mandibulavlak en de as van de centrale onderincisieven. De driehoek staat bekend als Tweed triangle.

Tweede wisselfase

Periode in de gebitsontwikkeling waarin de tweede grote blijvende kiezen doorbreken en de hoektanden en kleine kiezen wisselen. De tweede wisselfase begint gemiddeld op een leeftijd van 10 jaar en duurt zo’n 1 tot 1,5 jaar.

Tweezer

Pincet waarmee een bracket bij het plaatsen van een vastzittende beugel kan worden vastgehouden. In tegenstelling tot een bracketpincet openen bij een tweezer de beide helften van het instrument door in het handvatgedeelte te knijpen. Wordt ook bracket tweezer genoemd.

Twin arch apparatuur

Oude vastzittende vastzittende beugel die in 1931 door de Amerikaanse orthodontist J. Johnson is geïntroduceerd.

Twin block beugel

Beugel die bestaat uit uitneembare onder- en bovenplaten die met in elkaar passende kunstharsdelen de onderkaak naar voren houden. Het functionele is in 1978 door de Schotse orthodontist William J. Clark geïntroduceerd. De twin block beugel wordt vooral in het Verenigd Koninkrijk veel toegepast.

Twin force bite corrector

Een Herbst-achtige vastzittende functionele beugel die bestaat uit twee met elkaar verbonden telecopische buizen. Boven zijn de buizen met een pin in een buis op een molaarband bevestigd. Onder wordt de constructie met een schroefje distaal van de hoektand op de boog van vastzittende apparatuur vastgezet. In de telescopische buizen bevinden zich drukveren. De beugel houdt de onderkaak naar voren en wordt meestal bij patiënten met een Angle Klasse II-malocclusie toegepast. In aangepaste vorm kan hij ook gebruikt worden bij patiënten met andere gebitsafwijkingen, zoals Klasse III-malocclusies.

Twirl-on

Penvormig instrument om elastisch ligatuur aan een bracket te bevestigen.

Twistflex

Een uit meerdere in elkaar gevlochten kleine draadjes samengestelde flexibele metalen draad.

Two-digit system

Het internationale door de FDI aangenomen systeem voor het benoemen van gebitselementen waarbij aan elke tand en kies een getal wordt toegekend dat uit twee cijfers bestaat. Voor het eerste cijfer wordt de mond in vier kwadranten verdeeld: rechtsboven 1 (bij melkgebit 5), linksboven 2 (melkgebit 6), linksonder 3 (melkgebit 7) en rechtsonder 4 (melkgebit 8). Het tweede cijfer geeft aan op welke volgorde het gebitselement van voren af aan gezien in de tandboog staat. De snijtanden hebben van voren naar achteren de cijfers 1 en 2, de hoektanden 3, de premolaren en melkmolaren 4 en 5 en de blijvende molaren 6, 7 en 8. De getallen worden afzonderlijk per cijfer uitgesproken, dus de 36 heet niet ‘zesendertig’, maar ‘drie zes’. Deze aanduiding van gebitselementen, die in 1924 door de Oostenrijkse kinderarts Clemens Pirquet (1874-1929) is geintroduceerd, staat ook bekend als het ISO 3950 systeem.

Typodont

Model van een gebit waarvan de kunsttanden en -kiezen meestal in een bepaald type malocclusie zijn opgesteld. De gebitselementen bevinden zich met hun wortels in was. Op de tanden en kiezen zijn brackets geplaatst, waarin orthodontische bogen kunnen worden bevestigd. Ook kunnen er elastiekjes en ligaturen aan de beugel worden vastgemaakt. Door verwarming wordt de was zacht en kunnen de orthodontische tandverplaatsingen als gevolg van de druk die de beugel op de tanden en kiezen uitoefent worden vervolgd. Typodonts worden tijdens opleidingen in de orthodontie gebruikt om tandverplaatsingen na plaatsing van vaste apparatuur te kunnen simuleren.

U-Bügel-Aktivator

Modificatie van de activator van Andresen volgens de Duitse orthodontist professor dr. Rudolf Karwetzky (1923-1999). Hierbij zijn de onder- en bovendelen van de beugel door middel van een flexibele, u-vormige, roestvrij staaldraad met elkaar verbonden.

U-loop, u-lus

Een u-vormige lus in de boog van een beugel.

Ugly duckling

Tijdelijke fase tijdens de gebitsontwikkeling waarbij boventanden naar voren gekipt staan en er spleten (diastemen) tussen de tanden zitten.

Uitgebreid orthodontisch onderzoek

Onderzoek met analyse van gebitsmodellen, röntgenfoto’s en foto’s.

Uithardingslamp

Lamp met licht-emitterende (LED) diodes voor het snel uitharden van composiet hechtmiddelen bij het plakken van een bracket, buis, attachment of spalk. Wordt ook wel LED (uithardings)lamp, licht uithardende lamp of lichtapparaat,  genoemd.

Uitneembare retentie

Uitneembare beugel om het eindresultaat van een orthodontische behandeling zo goed mogelijk te behouden. Wordt ook wel nacht- of afbouwbeugel genoemd.

Ulcus

Zweer.

Ultrasone apparatuur

Apparatuur voor reiniging door middel van ultrasone trillingen. Bijvoorbeeld voor de verwijdering van tandsteen of het schoonmaken van tandheelkundige instrumenten.

UMC

Universitair Medisch Centrum.

Unit

Combinatie van elektrische en luchtgestuurde apparatuur voor tandheelkundige behandelingen.

Uniteraal

Enkel- of eenzijdig.

Universal bite jumper

Herbst-achtig telescopische buisjes die aan banden om eerste bovenmolaar scharnieren en met lusjes om de boog distaal tegen de brackets van de onderhoektanden aanliggen. Het scharnier houdt de onderkaak in een voorwaartse stand.

University of Michigan groei-onderzoek

Een lange termijn onderzoek naar de veranderingen van de schedel en kaken en de ontwikkeling van het gebit van 700 studenten van de universiteit van Michigan die van 1953 tot 1970 zijn vervolgd. Op basis van dit onderzoek zijn twee atlassen met standaardwaarden van de veranderingen van de schedel en kaken en de ontwikkeling van het gebit na de groeiperiode gepubliceerd.

Unravelling

Ontrafelen. Het globaal in de rij zetten van gebitselementen die scheef staan.

Uprighting spring

Klein veertje dat bij een vastzittende beugel wordt gebruikt om een gebitselement op te richten.

Utility arch

Boog bij een vastzittende beugel die niet aan de kleine kiezen vastzit.

Utility wax

Was die om de randen van een afdruklepel  kan worden aaangebracht.

Utrecht anker

Adams anker met kleinere U-vormig gebogen lusjes. Het anker wordt wel gebruikt om de retentie ter plaatse van kiezen met kleine klinische kronen te verhogen.

V-bend

Een v-vormige knik in een boog van vastzittende apparatuur. V-bend wordt ook gable bend genoemd en de term wordt wel gebruikt voor een knik voor de eerste blijvende molaar, waarbij het booguiteinde naar de gingiva  is gericht.

V-stop

V-vormig knikje in een boog bij een vastzittende beugel. Wordt ook dimple genoemd.

V.

De afkorting van vena of vene, bloedvat waarin de stroom van het bloed naar het hart is gericht.

Vakgebied

Discipline.

Van Beek activator

Activator met buitenbeugel, ontwikkeld door de Zeeuwse orthodontist professor dr. Herman van Beek. De beugel wordt met een high-pull headgear gecombineerd.

Van der Linden

Professor dr. Frans P.G.M. van der Linden (1932-2019) was een bekende Nijmeegse hoogleraar orthodontie die op landelijk en Europees niveau van belang is geweest voor de ontwikkeling van de specialistenopleiding orthodontie. Daarnaast heeft hij diverse orthodontische tekstboeken voor de studie tandheelkunde geschreven. Hij heeft ook een veelgebruikte uitneembare beugel geïntroduceerd, de Van der Linden retainer.

Van der Linden retainer

Uitneembare beugel, volgens een ontwerp van de Nijmeegse orthodontist professor dr. Frans van der Linden, om het eindresultaat van een orthodontische behandeling zo goed mogelijk te behouden.

Van Loon

Dr. Justus A.W. van Loon (1876-1940) was een wereldberoemde lector in de anatomie en orthodontie in Utrecht. In 1914 introduceerde hij een apparaat om de positie van het gebit in het hoofd vast te leggen (craniofoor of cubus craniophorus). De hedendaagse cefalostaat die bij het maken van röntgenfoto’s van het hoofd wordt gebruikt is hier op gebaseerd.

Varkensstaartveer

Metalen draad in uitneembare beugel om gebitselementen in de tandboog te verplaatsen. Wordt ook posthoorn- of krulstaartveer genoemd.

Vaste apparatuur

Beugel die met brackets (slotjes) op de gebitselementen vastzit. De beugel wordt ook wel vastzittende apparatuur genoemd. Andere benamingen zijn plaatjesbeugel of slotjesbeugel.

Veer

Metalen onderdeel van een beugel voor het verplaatsen van gebitselementen.

Velo-cardio-faciaal syndroom

Het velo-cardio-faciaal syndroom (VCF-syndroom of VCFS), syndroom van Shprintzen of 22q11 deletiesyndroom is een erfelijke  aangeboren aandoening die wordt gekenmerkt door een slecht functionerend zacht gehemelte (velum), hartproblemen, en een hoofd dat gekenmerkt wordt door laag ingeplante en afstaande oren, een smalle ooglidspleet, een kleine terugwijkende kin en open-mondhouding.

Vena, vene

Bloedvat waarin de stroom van het bloed naar het hart is gericht. Wordt vaak afgekort als v. of vv. (venae, meervoud).

Ventraal

Aan of naar de buik- of voorzijde.

Ventral telescope

Een Herbst-scharnier waarbij de pennen bij maximale mondopening niet uit de buizen kunnen komen.

Verankering

Structuren waaraan de krachten worden ontleend voor het orthodontisch verplaatsen van gebitselementen en kaken.

Vergulden

Het electrolytisch bedekken van metalen delen van een beugel met een dun laagje goud om allergische reacties te vermijden.

Versnelde orthodontie

Chirurgisch orthodontische behandeling waarbij er gaten of zaagsnedes in de buitenste botlaag van de kaakwal worden aangebracht om de snelheid van tandverplaatsingen te bevorderen en daarmee de behandelduur te verkorten. De procedure is geïntroduceerd door de twee Amerikaanse broers William en Thomas Wilcko, resp. orthodontist en parodontoloog. De behandelvorm wordt ook wel Accelerated Osteogenic Orthodontics  (AOO) of Wilckodontics genoemd.

Verticaal groeipatroon

Groeirichting van de onderkaak naar achteren en naar beneden. Tevens is de groeirichting van de bovenkaak ook bovenmatig naar beneden gericht.

Verticaal slot

Bracket met een verticaal georiënteerde opening.

Vertical loop

U-vormig lusje in de boog van een vastzittende beugel.

Verticale drift

Van nature optredende naar het kauwvlak gerichte verplaatsing van gebitselementen.

Verticale elastiek

Elastiekje dat bij een vastzittende beugel tussen de bovenbeugel en de onderbeugel wordt geplaatst.

Verticale overbeet

Verticale overlap van onder- en bovensnijtanden bij dichtbijten. Wordt ook wel overbite genoemd.

Verwijzing

Een verwijzing of doorverwijzing in de zorgverlening houdt in dat een zorgverlener een patiënt naar een andere zorgverlener doorstuurt. In het geval een tandarts een patiënt naar een collega tandarts doorstuurt, wordt dit horizontale verwijzing genoemd. Wanneer een tandarts een patiënt naar een specialist verwijst, heet dit verticale verwijzing. Na consultatie, onderzoek en/of behandeling door de zorgverlener naar wie de patiënt is verwezen vindt terugverwijzing naar de verwijzer plaats.

Verzepen

Het glad maken van een gebitsmodel van gips met een zeepoplossing. Hierdoor wordt het model gladder, witter en minder snel vuil.

Vestibulair apparaat, vestibulaire plaat

Kunststof scherm die aan de binnenzijde van de wangen en lippen loopt. Het hulpmiddel is bedoeld om mondademhaling en afwijkende zuiggewoonten bij kinderen tegen te gaan. Een andere naam voor vestibulair apparaat en vestibulaire plaat is oral screen.

Vezels van Sharpey

Bindweefselvezels die tussen de tandwortel en het bot van de tandkas lopen.

VHIG

Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg. De beroepsvereniging voor deskundigen infectiepreventie werkzaam in verschillende werkterreinen binnen de gezondheidszorg, waaronder ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen, privéklinieken en de publieke gezondheidszorg.

Vibratie apparaat

Hulpmiddel met een lepel die om het gebit kan worden gehouden. Het apparaat heeft als doel orthodontische tandverplaatsingen door middel van trillingen te versnellen.

VICO

Centrale Visitatiecommissie Orthodontie. Commissie die verantwoordelijk is voor visitaties van orthodontisten.

Vinyl

Rubber-achtig materiaal dat bestaat uit polyvinylchloride (PVC). Het kan worden gebruikt voor elastiekjes bij vastzittende beugels bij patiënten die allergisch voor latex zijn. Wanneer iemand allergisch voor latex is kunnen de behandelaar en medewerkers ook vinyl handschoenen gebruiken.

Viscerocranium

Aangezichtsschedel. Deze bestaat uit de volgende veertien beenderen: os nasale (2), os lacrimale, os zygomaticum (2), concha nasalis inferior (2), vomer, os palatinum (2), maxilla (2) en mandibula.

Visceus

Stroperig, dik vloeibaar.

Viscositeit

De mate van stroperigheid van een vloeistof.

Visitatie

Onderdeel van het verplichte kwaliteitsprogramma van orthodontisten, waarbij de praktijk van een orthodontist een keer in de 5 jaar door een groep collega’s wordt bezocht. Tijdens een visitatie wordt de kwaliteit van behandelingsprocedures beoordeeld. Gekeken wordt naar de mate van tevredenheid van patiënten, de kwaliteit van behandelingen, het oordeel van verwijzende tandartsen en kaakchirurgen. Tevens worden lopende behandelingen van patiënten ter plekke geëvalueerd. Visitatie wordt ook vaak klinische visitatie genoemd.

Visual Treatment Objective (VTO)

Voorspelling van het behandelresultaat met behulp van foto’s, waarbij de verplaatsingen van tanden en kaken gesimuleerd zijn.

Vlakspitstang

Tang waarbij de binnenkant van de helften van de bek vlak zijn en taps toelopen.

Voet

Sokkel van een gebitsmodel.

Vogelgezicht

Gestoorde ontwikkeling van aangezichtsbeenderen, in het bijzonder van de onderkaak. De officiële medische term luidt dysostosis mandibulofacialis. Ook bij vergroeiing (ankylose) van beide kaakgewrichten ontstaat tijdens de groei vaak een vogelgezicht met een ernstige onderontwikkeling van de onderkaak.

Volledige vastzittende apparatuur

Beugel die met brackets (slotjes) op de gebitselementen van zowel de onderkaak als de bovenkaak vastzit.

Vomer

Ploegschaarbeen. Dunne onderste deel van het neustussenschot (septum nasi).

Voor-achterwaartse schedelröntgenfoto

Röntgenfoto van het vooraanzicht van het gezicht genoemd.

Voorbeet

Schuin verlopend deel van een uitneembare bovenbeugel waartegen de ondertanden dichtbijten en naar voren worden gestimuleerd.

Voorste gelaatshoogte

Afstand tussen de cefalometrische referentiepunten nasion (N) en menton (Me).

Voorste schedelbasisvlak

Lijn tussen de cefalometrische referentiepunten sella (S) en nasion (N).

Vorbiss-Doppelplatte

Modificatie van de activator van Andresen volgens de Weense orthodontist professor dr. A. Martin Schwarz (1887-1963). De activator bestaat uit  uitneembare onder- en bovenbeugels die niet aan elkaar vastzitten. Aan de voorkant liggen roestvrij staaldraden of een schuin kunsthars vlak van de bovenbeugel liggen tegen de binnenzijde van de onderbeugel aan. Hierdoor worden de onderbeugel en de onderkaak naar voren gehouden. De orthodontisten Gerhard Müller, Franz Günter Sander (1943-2012) en William Clark hebben op basis van dit ontwerp modificaties van deze beugel geïntroduceerd, resp. Doppelplatte mit Oberkieferspornführung, Vorschubdoppelplatte en twin-block.

Vorschubdoppelplatte

Modificatie van de activator van Andresen volgens de orthodontist professor Franz Günter Sander (1943-2012) . De beugel is een variant op de Vorbiss-Doppelplatte van professor dr. A.M.Schwartz. De Doppelplatte bestaat uit uitneembare onder- en bovenbeugels die niet aan elkaar vastzitten. Aan de voorkant liggen roestvrij staaldraden van de bovenbeugel tegen de binnenzijde van de onderbeugel aan. Hierdoor worden de onderbeugel en de onderkaak naar voren gehouden. De orthodontisten professor Gerhard Müller en William J. Clark hebben op basis van het ontwerp van de Vorbiss-Doppelplatte ook modificaties van de beugel geïntroduceerd, resp. Vorbiss-Doppelplatte en twin-block.

Vrije gingiva

Dun randje van het tandvlees dat niet met vezels aan de wortel van een gebitselement vastgehecht is.

Vrijleggen

Kleine kaakchirurgische ingreep waarbij bot om de kroon van een gebitselement dat niet wil doorbreken wordt verwijderd. Vaak wordt er hierbij door de kaakchirurg een slotje met een metalen draadje of kettinkje op de kroon van het gebitselement geplakt.

VTO, Visual Treatment Objective

Voorspelling van het behandelresultaat met behulp van foto’s, waarbij de verplaatsingen van tanden en kaken gesimuleerd zijn.

VTvO

Vereniging Tandartsen voor Orthodontie, de landelijke vereniging van tandartsen die zich zonder specialistenopleiding met orthodontie bezighouden.

Vulling

Restauratie.

Vv.

Venae. Meervoud van vena of vene, een bloedvat waarin de stroom van het bloed naar het hart is gericht.

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Waaierschroef

Speciale schroef in een uitneembare bovenbeugel. De schroef is tweedelig en bestaat uit een schroefgedeelte dat tijdens het uitdraaien zorgt voor verbreding van de beugel en een draai-as waar de beide helften van de plaat om scharnieren. Hierdoor treedt bij het uitdraaien van de schroef een waaiervormige verbreding van de beugel op.

Wafer

Dunne plastic hoefijzervormige plaat die tussen het onder- en bovengebit kan worden bevestigd. De plaat wordt vaak gebruikt om tijdens een kaakoperatie (osteotomie) de onder- en bovenkaakdelen zo goed mogelijk ten opzichte van elkaar te plaatsen.

Wanghaak, wanghouder, wangretractor

Hulpmiddel voor het weghouden van de wangen en lippen bij het maken van foto’s van het gebit.

Was

Zachte was dat om uitstekende of scherpe delen van een vastzittende beugel kan worden geduwd om irritaties tegen te gaan. Wordt ook wel ‘wax’ of patiënten was genoemd. Modelleerwas die orthodontisten gebruiken voor het maken van was- en constructiebeten, wasafdruk en voor het maken van een proefversie van een uitneembare beugel wordt ook vaak was genoemd.

Wasafdruk

Afdruk met modelleerwas van het onder- of bovenfront voor het maken van een retentiespalk.

Wasbeet

Een ingebeten strook modelleerwas waarmee de onder- en bovengebitsmodellen ten opzichte van elkaar georiënteerd kunnen worden.

Wasmes

Tandtechnisch instrument om modelleerwas mee te kunnen snijden en bewerken.

Wattenrol

Rol van geperste watten om werkgebied in de mond droog te houden.

Weerstandscentrum

Het punt van een gebitselement waar de kracht doorheen moet gaan om een tandverplaatsing te verkrijgen zodat er geen kipping optreedt. Het gebitselement zal in dat geval evenwijdig aan zichzelf (‘bodily’) verplaatsen. Wordt ook centre of resistance genoemd.

Wegwerp

Disposable.

Weingart tang

Tang met licht gebogen bek voor het plaatsen en verwijderen van een boog bij een vastzittende beugel.

Weise-schroef

Speciale schroef die bij een progenie activator wordt toegepast.

Werkende zijde

Zijde waarnaar de onderkaak na maximaal dichtbijten (maximale occlusie) wordt geschoven.

Werkmodel

Eenvoudig afgewerkte kopie van het gebit in gips, die wordt gebruikt voor het maken van orthodontische apparatuur of een set-up.

WFO

World Federation of Orthodontists. Wereldwijde federatie van orthodontisten en nationale orthodontisten organisaties. Voor Nederland is lid de Nederlandse Vereniging van Orthodontisten (NVvO).

WHO

World Health Organization (Wereldgezondheidsorganisatie).

Wiel

Dikke schijf van carborundum of metaal met diamant voor het beslijpen van uitneembare beugels of glazuur van gebitselementen.

Wigschedel

Spits toelopende voorzijde van het hoofd als gevolg van te vroeg sluiten van een sutuur. Wordt ook trigonocefalie genoemd.

Wilckodontics

Chirurgisch orthodontische behandeling waarbij er gaten of zaagsnedes in de buitenste botlaag van de kaakwal worden aangebracht om de snelheid van tandverplaatsingen te bevorderen en daarmee de behandelduur te verkorten. De procedure is geïntroduceerd door de twee Amerikaanse broers William en Thomas Wilcko, resp. orthodontist en parodontoloog. De behandelvorm wordt ook wel Accelerated Osteogenic Orthodontics  (AOO) of versnelde orthodontie genoemd.

Wilson appliance

De Wilson appliance is een vastzittende beugel die bestaat uit banden om de eerste bovenmolaren met aan de labiale zijde buizen waarin ronde booguiteinden met een dikte van 1,1 mm worden geplaatst. Het voorste deel van de boog, dat 0,55 mm dik is, wordt in brackets op de bovenincisieven bevestigd. Aan het achterste deel van de boog zitten beiderzijds verstelbare metalen lussen. Met coil springs tussen de lussen en de buizen worden de eerste bovenmolaren naar achteren bewogen. Tevens worden Klasse II elastieken van haakjes in het gebied van de bovenhoektanden naar gedeeltelijk vaste apparatuur in de ondertandboog gebruikt.

Wings

Kleine uitsteeksels van een bracket waar elastiekjes (modules) om kunnen worden bevestigd, waarmee de boog van een vastzittende beugel kan worden vastgezet.

WIP

Werkgroep Infectiepreventie, die richtlijnen voor hygiënisch werken en infectiepreventie voor mondzorgverleners opstelt.

Wisselfasen

Fasen waarin de wisseling van het gebit plaatsvindt. Er zijn 3 wisselfasen: de eerste wisselfase, de intertransitionele of rustfase en de tweede wisselfase. De wisselfasen beginnen meestal rond 6 jaar en eindigen omstreeks 12 jarige leeftijd. Tijdens de eerste wisselfase wisselen de melksnijtanden en breken de eerste grote blijvende kiezen door. De intertransitionele fase is de rustfase tussen de eerste en tweede wisselfase. Dan wisselt er niets. De tweede wisselfase is de periode waarin de melkkiezen en melkhoektanden wisselen en de tweede grote blijvende kiezen doorbreken.

Wisselgebit

Gebit met melk- en blijvende gebitselementen.

Wisseling

Het gebitsontwikkelingsproces waarbij melkgebitselementen verloren raken en door blijvende gebitselementen worden vervangen.

Wits appraisal

Cefalometrische methode om de mate van afwijkingen in de voor-achterwaartse relatie tussen de onder- en bovenkaak te bepalen. Hierbij worden vanuit de referentiepunten A en B loodlijnen naar het occlusievlak getrokken. De raakpunten met het occlusievlak worden respectievelijk AO en BO genoemd. Indien er geen afwijking van de onderlinge kaakrelatie aanwezig is, dan komen de punten AO en BO bij vrouwen met elkaar overeen (Wits=0). Bij mannen ligt BO 1 mm voor AO (Wits=-1). Bij een skelettale Klasse II kaakrelatie ligt punt BO ver achter AO. Bij een skelettale Klasse III afwijking bevindt punt BO zich ver voor AO. De Wits appraisal kan de mate van afwijkingen van de kaakrelatie vooral bij een divergent of convergent gelaatsprofiel vaak beter weergeven dan andere metingen, zoals de hoek tussen de punten ANB. De naam Wits refereert aan de Universiteit van Witwatersrand, waar de methode door Alex Jacobson is ontwikkeld. Deze Zuid-Afrikaanse orthodontist introduceerde de Wits appraisal in 1975 in de internationale literatuur.

Witte slotjes

Slotjes gemaakt van een soort glas (keramiek). Ze worden ook wel keramische slotjes genoemd.

WKKGZ

Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.

Wolframcarbide

Keramisch materiaal bestaand uit wolfram (tungsten) en carbide (koolstof). Het wordt ook met de term tungsten carbide (TC) aangeduid. In de orthodontie wordt dit zeer harde materiaal gebruikt voor boren en fresen en de bek van tangen. Woframcarbide wordt in de orthodontie vaak hardstaal genoemd.

Woodside

Professor Donald G. Woodside (2017-2013) was een uit de Verenigde Staten afkomstige Canadese orthodontist die onder meer veel onderzoek heeft gedaan op het gebied van groei van de onderkaak en vernauwingen van de bovenste luchtwegen. Zijn in 1971 geïntroduceerde versie van een door professor Egil Harvold (2017-2013) ontworpen activator staat bekend als de Woodside of Harvold-Woodside activator.

Wortel

Het gedeelte van een gebitselement dat zich in de kaak bevindt. Wordt ook radix genoemd.

Wortelpunt

Apex.

Wortelresorptie

Het oplossen van delen van de wortel van een gebitselement.

Wortelvlies

Parodontaal ligament. Wordt ook wel parodontale membraan genoemd.

WTG

Wet Tarieven Gezondheidszorg, waarin de totstandkoming van de tarieven in de gezondheidszorg in Nederland wordt geregeld.

X-foto

Röntgenfoto. X-stralen werden zo genoemd door professor dr. Wilhelm Conrad Röntgen (1845-1923) omdat het onbekende stralen waren die hij in 1895 ontdekte.

Xerostomie

Droog mondslijmvlies door speekelklier door onvoldoende functionerende speekselklieren.

Y-as

Lijn tussen de cefalometrische punten Sella (S) en Gnathion (Gn) op een laterale schedelröntgenfoto. In de Down-analyse is de hoek tussen de Y-as en de Frankfurter Horizontale (FH) een indicatie voor de groeirichting van de onderkaak. De Y-as wordt ook wel groei-as genoemd.

Y-plaat

Uitneembare beugel waarmee door middel van Y-vormige zaagsneden en schroeven zowel in zijwaartse als voor-achterwaartse richting geëxpandeerd kan worden. De beugel is door de Oostenrijkse orthodontist professor dr. A. Martin Schwarz (1887-1963) geïntroduceerd.

Z-lijn

De Z-lijn (Z-line, Profile line of Merrifield) is door de Amerikaanse orthodontist Levern L. Merrifield (1921-2000) voor de analyse van het weke delen profiel van het gezicht geïntroduceerd. De lijn loopt van de voorzijde van de meest prominente lip naar de kinpunt. Volgens Merrifield moeten de bovenlip deze lijn raken en moet de onderlip er iets achter liggen.

Z-plastiek

Chirurgische operatietechniek met een Z-vormige snede voor verlenging van weke delen.

Zelfligerende bracket

Self-ligating bracket. Slotje waarbij geen elastiekje of staalligatuur maar een klein ingebouwd schuifje of klepje wordt gebruikt voor het vastzetten van een boog in de slotopening van een bracket. Het schuifje of klepje kan de boog passief of verend (actief of interactief) in de slotopening houden.

Zijdelings delen

Het gedeelte van het gebit waar zich de kleine en grote kiezen (resp. premolaren en molaren) bevinden.

Zinkfosfaatcement

Hechtmiddel voor het vastzetten van banden om kiezen. Het cement wordt sinds 1892 gebruikt en wordt ook wel Harvard cement genoemd. Het bestaat uit een poeder en vloeistof die met elkaar vermengd worden. Het poeder bestaat uit ongeveer 90% zinkoxide en 10% andere oxiden met als hoofdbestanddeel magnesiumoxide (8%). De vloeistof bevat ongeveer 40% fosforzuur, 35% water en verder nog zink- en aluminiumfosfaat.

ZN

Zorgverzekeraars Nederland. Organisatie die de belangen van alle zorgverzekeraars in Nederland behartigt.

Zorgverzekering

De zorgverzekering of basis(zorg)verzekering is een verplichte ziektekostenverzekering voor ingezetenen van Nederland, die noodzakelijke, op genezing gerichte zorg dekt.

Zygoma

Jukbeen. De officiële naam is os zygomaticum. De term wordt ook wel voor jukboog (arcus zygomaticus) gebruikt.

Zygoma-anker

Metalen staafje (botanker) dat tijdelijk in het gebied van het jukbeen (zygoma) wordt bevestigd en waaraan krachten kunnen worden ontleend voor het orthodontisch verplaatsen van gebitselementen en kaken. Het type implantaat wordt bollard genoemd. Het anker is ontwikkeld door de Brusselse orthodontist dr. Hugo de Clerck.