Nummering van gebitselementen
In het internationale door de FDI aangenomen systeem voor het benoemen van gebitselementen wordt aan elke tand en kies een getal toegekend dat uit twee cijfers bestaat. Voor het eerste cijfer wordt de mond in vier kwadranten verdeeld: rechtsboven 1 (bij melkgebit 5), linksboven 2 (melkgebit 6), linksonder 3 (melkgebit 7) en rechtsonder 4 (melkgebit 8). Het tweede cijfer geeft aan op welke volgorde het gebitselement van voren af aan gezien in de tandboog staat. De snijtanden hebben van voren naar achteren de cijfers 1 en 2, de hoektanden 3, de premolaren en melkmolaren 4 en 5 en de blijvende molaren 6, 7 en 8. De getallen worden afzonderlijk per cijfer uitgesproken, dus de 36 heet niet ‘zesendertig’, maar ‘drie zes’. Deze aanduiding van gebitselementen, die in 1924 door de Oostenrijkse kinderarts Clemens Pirquet (1874-1929) is geintroduceerd, staat ook bekend als het ISO 3950 systeem.